ECLI:NL:TPETPVE:2013:53 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE5613
ECLI: | ECLI:NL:TPETPVE:2013:53 |
---|---|
Datum uitspraak: | 04-12-2013 |
Datum publicatie: | 21-01-2014 |
Zaaknummer(s): | TPPE5613 |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Geldboete |
Inhoudsindicatie: | Het pluimveebedrijf van betrokkene is in 2012 niet op kosten van betrokkene door een erkende controle-instantie gecontroleerd op de naleving van de hygiënevoorschriften (Actieplan-controle). Tevens is in 2012 niet op kosten van betrokkene door een erkende controle-instantie gecontroleerd op de naleving van de Verordening antibioticaregistratie. Bij het vaststellen van de hoogte van de boete overweegt het Tuchtgerecht dat twee verschillende normen door dezelfde handeling zijn overtreden. Beide overtredingen hadden met één bedrijfsbezoek voorkomen kunnen worden; betrokkene is één keer vergeten om de afspraak voor beide controles te maken. De helft van de boete wordt voorwaardelijk opgelegd. |
Zaaknummer:
TPPE 56/2013
Betrokkene:
MTS [bedrijfsnaam]
[adres]
Datum:
4 december 2013
Gang van zaken:
De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CoMore) heeft opgemaakt onder nummer CBD HYG 1383, naar aanleiding van een administratieve inspectie door een controleur van CoMore op 16 en 18 juli 2013. Deze inspectie had betrekking op de onderneming die wordt uitgeoefend op het bedrijf aan [adres], dat op naam van MTS [bedrijfsnaam] is geregistreerd onder [no. PLV].
Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, zoals bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.
Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 4 december 2013 behandeld op zijn openbare zitting, gehouden te Amersfoort.
Betrokkene is behoorlijk en tijdig bij aangetekende brief opgeroepen, maar is niet op de zitting verschenen. Het Tuchtgerecht heeft op 29 november 2013 van betrokkene een schriftelijk verweer, gedateerd 26 november 2013, ontvangen.
Voorts zijn ter zitting verschenen de heer mr. R.B.R. Henke namens het PPE, en de heer H.G.M. Grolleman namens CoMore.
Het Tuchtgerecht heeft op 4 december 2013 uitspraak gedaan.
Verweten gedraging:
Het pluimveebedrijf van betrokkene is in het jaar 2012 niet op kosten van betrokkene door een erkende controle-instantie gecontroleerd op de naleving van de hygiënevoorschriften (Actieplan-controle). Tevens is in het jaar 2012 niet op kosten van betrokkene door een erkende controle-instantie gecontroleerd op de naleving van de Verordening registratie en verantwoording antibioticagebruik pluimveesector (PPE) 2011 (hierna: Verordening antibioticaregistratie).
Verklaring van betrokkene:
In het berechtingsrapport is onder meer de volgende verklaring van betrokkene opgenomen, zakelijk weergegeven:
“Wij hebben maar een klein bedrijf (…) het zal wel kloppen dat er geen Actieplancontrole is uitgevoerd in 2012. Vanaf nu wil ik de zaken wel op orde hebben. Als u mij (…) aangeeft door welke instanties ik een Actieplancontrole kan laten uitvoeren, dan kan ik verdere actie ondernemen. Ook zou ik graag willen weten wat het verschil is tussen een controle van NCAE en een Actieplancontrole.”
In zijn schriftelijke verweer stelt betrokkene nog onder meer, zakelijk weergegeven:
“Betreffende bedrijf is een klein gemengd boerenbedrijf (..) en wordt door slachterij graag gebruikt om gaatjes op te vullen in de produktie van een niche product. (…) Lid zijn van IKB [is] kostentechnisch niet verantwoord. Het laten controleren is er daardoor in 2012 bij ingeschoten. De brief (dec 2012) (…) kunnen wij ons niet herinneren ontvangen te hebben. (…) In 2013 is door controle instantie NCAE een deel van 2012 en 2013 gecontroleerd (…) zodat we ervan uit mochten gaan dat de controle juist en volgens de regels is uitgevoerd. Op verzoek van Dhr. Grolleman hebben we ons nu opgegeven bij Qlip.”
Bewijs en verwijtbaarheid:
Ten aanzien van het verwijt dat betrokkene geen Actieplancontrole heeft laten uitvoeren,
oordeelt het Tuchtgerecht dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport met bijlagen en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder [no. PLV], de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:
Het nalaten in 2012 van een jaarlijkse controle op de naleving van de hygiënevoorschriften door een erkende controle-instantie.
Dit levert op:
Overtreding van artikel 21, lid 1, van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 (hierna: Verordening hygiënemaatregelen).
Ten aanzien van het verwijt dat betrokkene geen controle op de naleving van de Verordening antibioticaregistratie heeft laten uitvoeren,
oordeelt het Tuchtgerecht dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport met bijlagen en de verklaring van de vertegenwoordiger van CoMore en de vertegenwoordiger van het Productschap ter zitting, voldoende vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:
Het nalaten in 2012 van een jaarlijkse controle op de naleving van Verordening antibioticaregistratie.
Dit levert op:
Overtreding van art. 5 van de Verordening antibioticaregistratie.
Motivering van de tuchtrechtelijke maatregel:
Bij de vorming van zijn oordeel ten aanzien van het nalaten van de Actieplancontrole en het nalaten van de controle op de antibioticaregistratie neemt het Tuchtgerecht nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer CBD HYG 1383 en van het schriftelijke verweer van betrokkene.
Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende:
Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen, om de consument een betere bescherming te bieden tegen gezondheidsproblemen die mogelijk door deze besmettingen kunnen worden veroorzaakt. Er is nu een samenstel van maatregelen van kracht op grond van het bij of krachtens bepaalde in de Verordening hygiënemaatregelen. Om het met het plan van aanpak beoogde doel te bereiken, is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen.
De jaarlijkse controle maakt onder meer duidelijk of een ondernemer de verplichte monsternemingen en analyses met betrekking tot Salmonella en Campylobacter uitvoert dan wel laat uitvoeren.
Op 7 december 2012 heeft de secretaris van het Productschap betrokkene per brief gewezen op het nagelaten Actieplanonderzoek in 2012 en de kans geboden de tot op dat moment nagelaten controle alsnog uit te laten voeren, voor 31 december 2012, wat echter niet gebeurd is. Betrokkene heeft als verweer gevoerd deze brief niet te hebben ontvangen. Nu betrokkene niet ter zitting is verschenen om dit feit met een verklaring nader toe te lichten, kan het Tuchtgerecht met dit feit geen rekening houden.
Ten aanzien van het antibioticagebruik in de pluimveesector is een stelsel van maatregelen getroffen, neergelegd in de Verordening antibioticaregistratie uit 2011, gericht op het correct gebruik van antibiotica en op termijn verlaging van de ontwikkeling van antibioticaresistentie. Door de registratie van antibiotica in een centrale databank kan er onder meer voor worden zorggedragen dat er monitoring van het gebruik van antibiotica is en dat daarover rapportages kunnen worden opgesteld. Naast de verplichting tot registratie (en rapportage) is er ook sprake van een verplichting tot jaarlijkse controle. Deze komt voor rekening van de ondernemer en benadrukt – alsdus de toelichting van de Verordening – de eigen verantwoordelijkheid van de ondernemer.
De jaarlijkse controle maakt onder meer duidelijk of de gegevens zoals vastgelegd in de databank overeenkomen met de werkelijkheid, of er sprake is van deelname aan een erkend kwaliteitssysteem en of er een actueel bedrijfsbehandelplan en bedrijfsgezondheidsplan aanwezig zijn.
Pluimveebedrijven hebben eind 2011 en begin 2012 brieven ontvangen van het Productschap over de nieuwe regelgeving. Ook is de informatie op de site van het Productschap geplaatst. Het Tuchtgerecht oordeelt dat het Productschap ruime aandacht heeft besteed aan de bekendmaking van de antibioticaregelgeving, zowel individueel naar bedrijven toe als naar de sector als geheel. In 2012 is voor het eerst gehandhaafd.
Door betrokkene is als verweer aangevoerd dat er op het bedrijf door controle instantie NCAE is gecontroleerd. Ter terechtzitting is door de heer Grolleman van CoMore duidelijk gemaakt, wat ook al aan betrokkene was verteld, dat de NCAE alleen controleert op de handelsnormen pluimveevlees (Europese regelgeving) en niet op Salmonella en hygiëne-eisen. Het verweer wordt verworpen.
Ook heeft betrokkene als verweer aangevoerd dat lid zijn van IKB kostentechnisch niet verantwoord zou zijn gezien de grootte van het bedrijf. Het Tuchtgerecht oordeelt dat de ondernemer verantwoordelijk is voor het op juiste wijze naleven van de regelgeving op zijn bedrijf. Op welke wijze hij aan die verantwoordelijkheid invulling geeft is de keuze van de ondernemer. Ook dit verweer wordt verworpen.
Het Tuchtgerecht komt tot de slotsom dat betrokkene de controle met betrekking tot de naleving van hygiënevoorschriften in 2012 niet heeft laten uitvoeren. Hetzelfde concludeert het Tuchtgerecht ten aanzien van de controle met betrekking tot de naleving van de Verordening antibioticaregistratie.
Betrokkene wordt daarom het nalaten van deze beide controles aangerekend, waarvoor een tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd.
Bij het vaststellen van de hoogte van de boete overweegt het Tuchtgerecht als volgt. Twee verschillende normen zijn door dezelfde handeling overtreden. Beide overtredingen hadden met één bedrijfsbezoek voorkomen kunnen worden; betrokkene is één keer vergeten om de afspraak voor beide controles te maken. Dit is aanleiding voor het Tuchtgerecht om een groter deel van de boete voorwaardelijk op te leggen.
Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is tevens rekening gehouden met het feit dat betrokkene een bedrijf van kleine omvang bedrijf heeft, met het feit dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd en dat betrokkene actie heeft ondernomen om herhaling in de toekomst te voorkomen.
Gelet op het bovenstaande legt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, betrokkene – ingevolge artikel 23 van de Verordening hygiënemaatregelen en ingevolge artikel 7 van de Verordening antibioticaregistratie – de volgende tuchtrechtelijke maatregel op:
Beslissing:
Een geldboete van € 600,- (zegge: zeshonderd euro), waarvan € 300, - (zegge: driehonderd euro) voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
Indien binnen deze periode door betrokkenen niet aan de voorwaarde wordt voldaan, wordt – nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – het voorwaardelijke deel van de boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening registratie en verantwoording antibioticagebruik pluimveesector (PPE) 2011 of van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 of van enige andere verordening over hygiënevoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij mag worden overtreden.
Toepasselijke artikelen:
Naast de al vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.
Samenstelling van het Tuchtgerecht:
De uitspraak is gedaan door de heer mr. L.F.A. Husson, voorzitter en de heren drs. T.S. de Vries en ing. J. Bazuin, leden, in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.