ECLI:NL:TPETPVE:2013:52 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE5413

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2013:52
Datum uitspraak: 04-12-2013
Datum publicatie: 21-01-2014
Zaaknummer(s): TPPE5413
Onderwerp: Hygiënevoorschriften
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Gedurende het jaar 2012 geen controle op de naleving van de hygiënevoorschriften (Actieplan-controle) plaatsgevonden door een erkende controle-instantie. Betrokkene stelt dat er geen enkel bewijs is dat hij in overtreding is en dat hij niet hoeft aan te tonen dat hij overal aan voldoet. Het Tuchtgerecht oordeelt dat ter zitting en blijkend uit de documentatie afdoende vastgesteld is dat betrokkene in overtreding is en dat het wel degelijk zo is dat betrokkene – middels de controle door een erkende controle-instantie – aan moet tonen dat hij aan alle voorschriften voldoet. Het verweer wordt verworpen. Volgt een geldboete van 300 euro onvoorwaardelijk. Aan betrokkene is in de zaak TPPE 06/2012 een voorwaardelijke boete opgelegd. De beschreven voorwaarde is overtreden. Daarom wordt nu ook het voorwaardelijke deel van deze geldboete ten uitvoer gelegd.

Zaaknummer:

TPPE 54/2013

Betrokkene:

[bedrijfsnaam]

[adres]

Datum:

4 december 2013

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CoMore) heeft opgemaakt onder nummer CBD HYG 1365, naar aanleiding van een telefonische inspectie door een controleur van CoMore op 20 en 26 juni 2013. Deze inspecties hadden betrekking op de onderneming die wordt uitgeoefend op het bedrijf aan [adres], dat op naam van [bedrijfsnaam] is geregistreerd onder [Kipnummer PLV].

Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, zoals bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 4 december 2013 behandeld op zijn openbare zitting, gehouden te Amersfoort.

Betrokkene is behoorlijk en tijdig bij aangetekende brief opgeroepen, maar is niet op de zitting verschenen.

Voorts zijn ter zitting verschenen de heer mr. R.B.R. Henke namens het PPE, en de heer H.G.M. Grolleman namens CoMore.

Het Tuchtgerecht heeft op 4 december 2013 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Gedurende het jaar 2012 heeft er geen controle op de naleving van de hygiënevoorschriften (Actieplan-controle) plaatsgevonden door een erkende controle-instantie.

Verklaring van betrokkene:

In het berechtingsrapport is onder meer de volgende verklaring van betrokkene opgenomen, zakelijk weergegeven:

“Ik heb bezwaar gemaakt tegen de gevolgde procedure bij de behandeling van mijn zaak in 2012 betreffende de Actieplancontrole in 2011. Juridisch gezien klopt het allemaal niet. Ik wacht die procedure eerst af, alvorens ik mij uitlaat over de Actieplancontrole van 2012. Het Productschap heeft zijn zaken zelf niet goed op orde. Er is geen enkel bewijs dat ik in overtreding ben. Ik hoef niet aan te tonen dat ik overal aan voldoe. Ik werk nergens aan mee tot het moment dat er duidelijkheid is. Ik kan bovendien niet twee keer op hetzelfde feit worden aangesproken.”

Bewijs en verwijtbaarheid:

Ten aanzien van het verwijt dat betrokkene geen Actieplancontrole heeft laten uitvoeren, oordeelt het Tuchtgerecht dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport met bijlagen en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder [Kipnummer PLV], de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:

Het nalaten in 2012 van een jaarlijkse controle op de naleving van de hygiënevoorschriften door een erkende controle-instantie.

Dit levert op:

Overtreding van artikel 21, lid 1, van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011.

Motivering van de tuchtrechtelijke maatregel:

Bij de vorming van zijn oordeel ten aanzien van het nalaten van de Actieplancontrole neemt het Tuchtgerecht nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer CBD HYG 1365.

Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende:

Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen, om de consument een betere bescherming te bieden tegen gezondheidsproblemen die mogelijk door deze besmettingen kunnen worden veroorzaakt. Er is nu een samenstel van maatregelen van kracht op grond van het bij of krachtens bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007. Om het met het plan van aanpak beoogde doel te bereiken, is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen.

De jaarlijkse controle maakt onder meer duidelijk of een ondernemer de verplichte monsternemingen en analyses met betrekking tot Salmonella en Campylobacter uitvoert dan wel laat uitvoeren.

Betrokkene heeft in 2012 betreffende de Verordening hygiënevoorschriften ook reeds te maken gehad met een tuchtprocedure (zaaknummer TPPE 06/2012). Het betrof toen het niet-uitvoeren van de Actieplancontrole in 2011. Bij deze uitspraak is betrokkene tot een – deels voorwaardelijke – boete veroordeeld. Bij brief van 28 november 2012 heeft de secretaris van het Productschap betrokkene per brief gewezen op het nagelaten Actieplanonderzoek in 2012 en de kans geboden de tot op dat moment nagelaten controle alsnog uit te laten voeren, voor 31 december 2012, wat echter niet gebeurd is.

Betrokkene stelt dat er geen enkel bewijs is dat hij in overtreding is en dat hij niet hoeft aan te tonen dat hij overal aan voldoet. Het Tuchtgerecht oordeelt dat ter zitting en blijkend uit de documentatie afdoende vastgesteld is dat betrokkene in overtreding is en dat het voor het overige krachtens artikel 21 van de Verordening hygiënemaatregelen wel degelijk zo is dat betrokkene – middels de controle door een erkende controle-instantie – aan moet tonen dat hij aan alle voorschriften voldoet. Het verweer wordt verworpen.

Betrokkene stelt ook dat hij bezwaar heeft gemaakt tegen de gevolgde procedure bij de behandeling van zijn zaak in 2012 betreffende de Actieplancontrole in 2011.

Het Tuchtgerecht neemt kennis van een telefoonnotitie gedateerd 30 augustus 2012 van de secretaris van het Tuchtgerecht, van een telefoongesprek met betrokkene. Dit gesprek vond plaats naar aanleiding van het feit dat betrokkene op 8 augustus 2012 een brief aan het College van Beroep voor het bedrijfsleven had gestuurd, waarin hij stelde bezwaar te maken tegen de uitspraak van het Tuchtgerecht, alsmede dat nadere toelichting te zijner tijd zou volgen. Deze brief werd door het College doorgezonden aan het Tuchtgerecht, met de mededeling dat het College niet bevoegd was van een verzetschrift kennis te nemen en met het verzoek voor afhandeling zorg te dragen. Daarop heeft de secretaris van het Tuchtgerecht met betrokkene gebeld om hem uit te leggen dat de stap die betrokkene kon nemen, het indienen van een verzetschrift was, met gronden, bij het Tuchtgerecht.

De tekst van deze telefoonnotitie luidt als volgt:

“Ik heb op maandag 13 augustus (2012) de heer [betrokkene] aan de lijn gekregen. Ik heb hem uitgelegd dat hij bij de verkeerde instantie aan de bel had getrokken. Dat vond hij vreemd (“is dat nu weer anders geworden?”) en ik heb hem uitgelegd hoe dat zit met verzet en waarom dat zo geregeld is. Ook dat hij de juiste informatie op de begeleidende brief kan vinden; die heb ik ook nog even genoemd, alsmede de uiterste datum (28 augustus 2012).

Hij verklaarde daarop dat hij dan genoeg wist.

Nu we geen verdere stukken van de heer [betrokkene] hebben ontvangen, is daarmee de reactietermijn verstreken en is de uitspraak onherroepelijk geworden.”

Het Tuchtgerecht komt tot de slotsom dat betrokkene verzet had kunnen doen, dat hij de termijn daartoe heeft laten verstrijken en dat de eerdere beslissing daarmee onherroepelijk is geworden. Het verweer wordt verworpen.

Het Tuchtgerecht komt tevens tot de slotsom dat betrokkene de controle met betrekking tot de naleving van hygiënevoorschriften in 2012 niet heeft laten uitvoeren. Betrokkene wordt daarom het nalaten van deze controle aangerekend, waarvoor een tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd.

Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is tevens rekening gehouden met het feit dat betrokkene een bedrijf van kleine omvang heeft.

Aan betrokkene is op 10 juli 2012 in de zaak TPPE 06/2012 een voorwaardelijke boete opgelegd. De overtreding die nu door het Tuchtgerecht wordt berecht heeft plaatsgevonden binnen de daarbij bepaalde proeftijd van twee jaar, zodat het Tuchtgerecht constateert dat de beschreven voorwaarde is overtreden. Daarom wordt nu ook het voorwaardelijke deel van deze geldboete ten uitvoer gelegd.

Gelet op het bovenstaande legt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, betrokkene - ingevolge artikel 23 van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011- de volgende tuchtrechtelijke maatregel op:

Beslissing:

Een geldboete van € 300,- (zegge: driehonderd euro) geheel onvoorwaardelijk

en

tenuitvoerlegging van de bij uitspraak van 10 juli 2012 in de zaak TPPE 06/2012

voorwaardelijk opgelegde geldboete van € 100,- (zegge: eenhonderd euro).

Toepasselijke artikelen:

Naast de al vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door de heer mr. L.F.A. Husson, voorzitter en de heren drs. T.S. de Vries en ing. J. Bazuin, leden, in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.