ECLI:NL:TPETPVE:2013:51 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE5313
ECLI: | ECLI:NL:TPETPVE:2013:51 |
---|---|
Datum uitspraak: | 04-12-2013 |
Datum publicatie: | 21-01-2014 |
Zaaknummer(s): | TPPE5313 |
Onderwerp: | Hygiënevoorschriften |
Beslissingen: | Geldboete |
Inhoudsindicatie: | Het eerste onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella van alle op het bedrijf aanwezige stalkoppels dient plaats te vinden op de leeftijd (van de leghennen) van minimaal 22 weken en maximaal 26 weken en vervolgens ten minste één maal per 15 weken. Dit is op het pluimveebedrijf van betrokkene vier maal te vroeg of te laat uitgevoerd. Volgt een geldboete van € 1.300, waarvan € 325 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. |
Zaaknummer:
TPPE 53/2013
Betrokkene:
Maatschap [bedrijfsnaam]
[adres]
Datum:
4 december 2013
Gang van zaken:
De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CoMore) heeft opgemaakt onder nummer CBD HYG 1354, naar aanleiding van een administratieve inspectie door een controleur van het CBD op 7 juni 2013. Deze inspectie had betrekking op de onderneming die wordt uitgeoefend op het bedrijf aan [adres], dat op naam van Maatschap [bedrijfsnaam] is geregistreerd onder [Kipnummer PLV].
Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, zoals bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.
Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 4 december 2013 behandeld op zijn openbare zitting, gehouden te Amersfoort.
Betrokkene is behoorlijk en tijdig bij aangetekende brief opgeroepen, maar is niet op de zitting verschenen, zodat verstek is verleend.
Voorts zijn ter zitting verschenen de heer mr. R.B.R. Henke, namens het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE), en de heer H.G.M. Grolleman, namens CoMore.
Het Tuchtgerecht heeft op 4 december 2013 uitspraak gedaan.
Verweten gedraging:
Het eerste onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella van alle op het bedrijf aanwezige stalkoppels dient plaats te vinden op de leeftijd (van de leghennen) van minimaal 22 weken en maximaal 26 weken en vervolgens ten minste één maal per 15 weken. Dit is op het pluimveebedrijf van betrokkene vier maal te vroeg of te laat uitgevoerd.
Verklaring van betrokkene:
In het berechtingsrapport is onder meer de volgende verklaring van betrokkene opgenomen, zakelijk weergegeven:
”Wij zijn momenteel aan het bouwen en wij zitten te wachten op de (medische) uitslag van mijn zoon en hopen maar dat het goed afloopt.”
In een e-mailbericht van betrokkene, dat gevoegd is bij het berechtingsrapport, is onder meer de volgende verklaring van betrokkene opgenomen, zakelijk weergegeven:
”De reden van het niet op tijd genomen monsters is waarschijnlijk te wijten aan niet op tijd aandacht aan geschonken, (…) onze excuses hiervoor. Zoals met u besproken vind ik het niet helemaal reëel om ook terug te kijken naar vorige jaren dan afgelopen jaar, zoals u kunt zien zijn wij die jaren altijd op 100% goedgekeurd.”
Bewijs en verwijtbaarheid:
Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder [Kipnummer PLV], de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:
Het niet binnen de voorgeschreven termijnen zorgdragen voor het onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella van alle op het bedrijf aanwezige stalkoppels, vier maal gepleegd.
Dit levert op:
4x overtreding van art. 10, eerste lid, van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 jo. artikel 4, eerste lid, van het Hygiënebesluit leghennenbedrijven (PPE) 2011.
Motivering van de tuchtrechtelijke maatregel:
Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer CBD HYG 1354.
Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende:
Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen, om de consument een betere bescherming te bieden tegen gezondheidsproblemen die mogelijk door deze besmettingen kunnen worden veroorzaakt. Er is nu een samenstel van maatregelen van kracht op grond van het bij of krachtens bepaalde in de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011. Om het met het Plan van Aanpak beoogde doel te bereiken, is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen.
Onderdeel hiervan is de monitoring van de salmonellastatus van het koppel gedurende de legperiode. Het is immers van het grootste belang om, als een salmonellabesmetting zich voordoet, deze zo spoedig mogelijk te constateren. Daarom is een schema afgesproken, vastgelegd in de regelgeving. Hoe meer van dat schema wordt afgeweken, hoe minder zicht er is op de salmonellastatus van de dieren. Tegen die achtergrond bezien heeft het Tuchtgerecht geoordeeld dat hoe langer de periode van overschrijding is, des te ernstiger ook de overtreding is. Dit vertaalt zich in de hoogte van de op te leggen geldboete.
Ondernemers in de sector zijn soms van mening dat een kleine overschrijding van de termijn niet zo belangrijk is. Het Tuchtgerecht benadrukt dat het uitgangspunt van de regeling is, dat de eerste monstername plaatsvindt op een leeftijd van 24 weken. Er is vervolgens in de regeling zelf voor de ondernemer een marge ingebouwd van 2 weken tijd voor en 2 weken tijd na dit ijkpunt van 24 weken om uitvoering te geven aan de monstername. Kortom: de ondernemer heeft hiervoor 4 weken de tijd. Vindt de monstername vervolgens daarvoor of daarna plaats, dan is de ondernemer in gebreke.
Blijkens de e-mail van betrokkene heeft deze aangevoerd dat zij het niet reëel vindt om terug te kijken naar zulke oude zaken, ook omdat voorheen het bedrijf altijd goedgekeurd was. Het Tuchtgerecht constateert dat de vier overtredingen betrekking hebben op het jaar 2012, geconstateerd in juni 2013, wat gezien mag worden als een normaal tijdsverloop. Het tijdig uitvoeren van de onderzoeken maakt verder deel uit van de normale bedrijfsvoering. Nu betrokkene niet verschenen is om mogelijke bijzondere omstandigheden die tot het verzuim hebben geleid nader toe te lichten, wordt het verweer verworpen.
Het Tuchtgerecht constateert dat het op de locatie [adres] vier maal is voorgekomen dat betrokkene in overtreding was. Het betreft eenmaal 6 dagen te vroeg, eenmaal 2 weken en 1 dag te laat, eenmaal 6 dagen te laat en eenmaal 2 weken en 5 dagen te laat. Voor de overtredingen wordt een tuchtrechtelijke maatregel opgelegd.
Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is rekening gehouden met het feit dat betrokkene een bedrijf van gemiddelde omvang heeft en met het feit dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd. Het Tuchtgerecht legt de geldboete deels voorwaardelijk op.
Gelet op het bovenstaande legt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, betrokkene – ingevolge artikel 23, tweede lid, van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 – de volgende tuchtrechtelijke maatregel op:
Beslissing:
Een geldboete van € 1.300 (zegge: eenduizend driehonderd euro), waarvan € 325 (zegge: driehonderd vijfentwintig euro), voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Indien binnen deze periode door betrokkene niet aan de nader te noemen voorwaarde wordt voldaan, wordt – nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – het voorwaardelijke deel van de boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 of van enige andere verordening over hygiënevoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij zal worden overtreden.
Toepasselijke artikelen:
Naast de al vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.
Samenstelling van het Tuchtgerecht:
De uitspraak is gedaan door de heer mr. L.F.A. Husson, voorzitter en de heren drs. T.S. de Vries en ing. J. Bazuin, leden, in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris