ECLI:NL:TPETPVE:2013:5 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE0313

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2013:5
Datum uitspraak: 12-02-2013
Datum publicatie: 18-03-2013
Zaaknummer(s): TPPE0313
Onderwerp: Dierenwelzijn
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Het niet beschikbaar hebben van het minimum vloeroppervlak van 1.300 cm2 per dier in de stallen 1, 2 en 3. Betreft een overschrijding van de norm met respectievelijk 4,3%, 3,4% en 2,8%. Betrokkene heeft zich beroepen op de omstandigheid dat hij nieuw was in de branche. Het Tuchtgerecht oordeelt dat de ondernemer te allen tijde verantwoordelijk is voor de gang van zaken op het bedrijf en zich over de regels had moeten informeren. Naast het sanctioneren van de overtreding van de welzijnsnorm beoogt het Tuchtgerecht het economisch voordeel door middel van het opleggen van een geldboete weg te nemen. Vast is komen te staan dat er op het bedrijf in totaal 656 dieren boven de norm werden gehouden, ten aanzien waarvan een geobjectiveerd winstbedrag wordt gehanteerd van € 3,- per dier. Totale sanctie € 3.100 geldboete waarvan € 900 voorwaardelijk, proeftijd twee jaar.

Zaaknummer:

TPPE 03/2013

Betrokkene :

[bedrijfsnaam]

[adres]

Datum :

12 februari 2013

Gang van zaken :

De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CoMore) heeft opgemaakt onder nummer CBD WEL 1241, naar aanleiding van een inspectie door een controleur van CoMore op 9 november 2012 op de onderneming die wordt uitgeoefend op het bedrijf aan [adres] en die op naam van [bedrijfsnaam] is geregistreerd onder [UBN].

Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, zoals bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 12 februari 2013 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Ter terechtzitting is verschenen de heer [betrokkene], geboren [1960] te [geboorteplaats], wonende aan [adres] (hierna: betrokkene).

Ter zitting zijn verder verschenen de heer mr. R.B.R. Henke namens het PPE, en de heer H.G.M. Grolleman namens CoMore.

Het Tuchtgerecht heeft op 12 februari 2013 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging :

Op een leeftijd van 22 weken werden in de stallen 1, 2 en 3 van het bedrijf van betrokkene respectievelijk 6.140, 6.800 en 7.149 vleeskuikenouderdieren gehouden op een vloeroppervlakte van omgerekend respectievelijk 1.251 cm2 per vleeskuikenouderdier in stal 1, 1.257 cm2 per vleeskuikenouderdier in stal 2 en 1.264 per vleeskuikenouderdier in stal 3.

Artikel 4, onder a. van de Verordening welzijnsnormen vleeskuikenouderdieren 2003 schrijft voor dat per vleeskuikenouderdier een vloeroppervlakte van ten minste 1.300 cm2 beschikbaar is.

Verklaring van betrokkene :

Ter terechtzitting heeft betrokkene onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:

“Ik heb het bedrijf overgenomen in 2011. De overtreding vond plaats in mijn eerste ronde ouderdieren, nadat ik in de ronde daarvoor grootouderdieren had gehouden. Bij de grootouderdieren gelden geen regels, nu werd ik ineens met deze regels geconfronteerd. Zo moest de breedte van de eierband er af, dat had ik moeten weten maar ik ben teveel afgegaan op de adviseurs. Nu weet ik hoe het in elkaar steekt.”

Bewijs en verwijtbaarheid :

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder [UBN], de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:

Het niet beschikbaar hebben van het minimum vloeroppervlak van 1.300 cm2 per dier in de stallen 1, 2 en 3.

Dit levert op:

Overtreding van artikel 4 aanhef en onder a. van de Verordening welzijnsnormen vleeskuikenouderdieren 2003.

Motivering van de tuchtrechtelijke maatregel :

Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer CBD WEL1241 en van de verklaring van betrokkene ter terechtzitting.

Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende:

De verordening stelt minimumeisen aan de huisvesting van vleeskuikenouderdieren, zodat het welzijn van de dieren wordt gewaarborgd. Daarmee komt de sector tegemoet aan maatschappelijke en politieke opvattingen over de minimale standaard voor pluimvee in de reproductiesector. De minimumeisen met betrekking tot de huisvesting zijn opgesteld conform de normen die door de Dierenbescherming en de Nederlandse Organisatie van Pluimveehouders (NOP) in hun gezamenlijke brief van 28 september 2000 aan de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij zijn geadviseerd. De verordening, in werking getreden in 2003, kent voor wat betreft de eisen aan vloeroppervlak een overgangstermijn tot 1 juni 2008.

Op 2 oktober 2008 zijn houders van vleeskuikenouderdieren door het PPE per brief op de inhoud van de Verordening welzijnsnormen vleeskuikenouderdieren 2003 gewezen.

Artikel 4 aanhef en onder a. van de verordening schrijft voor dat per dier 1.300 cm2 beschikbaar moet zijn, waarbij de peildatum is gesteld op een leeftijd van 22 weken.

In het berechtingsrapport wordt geconstateerd, dat in de stallen 1, 2 en 3 op de genoemde peildatum van 22 weken gemiddeld per vleeskuikenouderdier 1.251 cm2 (in stal 1), 1.257 cm2 (in stal 2) en 1.264 cm2 (in stal 3) beschikbaar was. De minimum-oppervlaktegrens is aldus overschreden met 49 cm2 (in stal 1), 43 cm2 (in stal 2) en 36 cm2 (in stal 3) per dier. Dat is een overschrijding van de norm met respectievelijk 4,3%, 3,4% en 2,8%. Dit betekent concreet dat de pluimveehouder teveel dieren hield in de drie stallen.

Het Tuchtgerecht oordeelt dat door de overschrijding van de norm het welzijn van alle dieren - en dus niet alleen van het teveel aan dieren per stal - is geschaad. In stal 1, 2 en 3 waren in totaal 20.089 dieren geplaatst en dientengevolge hadden alle in die stal aanwezige dieren ruimte te weinig. Al deze dieren hebben geleden onder het tekort aan vloeroppervlak. De overtreding wordt aangemerkt als zeer ernstig.

Naast het sanctioneren van de overtreding van de welzijnsnorm beoogt het Tuchtgerecht het economisch voordeel door middel van het opleggen van een geldboete weg te nemen.

- Ten aanzien van het economisch voordeel stelt het Tuchtgerecht dat betrokkene mogelijk economisch voordeel heeft gehad, doordat meer dieren werden gehouden dan de norm toeliet.

Het Tuchtgerecht beoogt dit economisch voordeel door middel van het opleggen van een geldboete weg te nemen. Het Tuchtgerecht gaat bij het bepalen van het economisch voordeel uit van het totaal aantal dieren dat werd gehouden op het gehele bedrijf afgezet tegen het maximale aantal dieren dat op het bedrijf gehouden mag worden.

Afgezet tegen het totale vloeroppervlak op het bedrijf mogen op het totale bedrijf 19.433 dieren gehouden worden. Ten tijde van de controle bevonden zich in de stallen 1, 2 en 3 in totaal 20.089 dieren.

Het Tuchtgerecht gaat er in deze zaak bij de schatting van het economisch voordeel derhalve van uit dat op het bedrijf in totaal 656 dieren boven de norm werden gehouden, ten aanzien waarvan een geobjectiveerd winstbedrag wordt gehanteerd van € 3,- per dier.

Bij het bepalen van de prijs per dier heeft het Tuchtgerecht zich gebaseerd op een publicatie van KWIN-Veehouderij (Kwantitatieve informatie voor de Veehouderij) van Livestock Research te Wageningen. Van de daar genoemde zgn. ‘voerwinst’ is een percentage arbeids-, onroerendgoed- en overige kosten afgetrokken om te komen tot een geschatte reële winst per dier.

- Ten aanzien van de overtreding van de welzijnsnorm telt het feit dat het welzijn van alle dieren in de stallen 1, 2 en 3 in het gedrang is gekomen. Dat is

een zeer ernstig feit en het Tuchtgerecht legt ook hiervoor een geldboete op.

Betrokkene heeft zich beroepen op de omstandigheid dat hij nieuw was in de branche en na een ronde grootouderdieren overstapte op ouderdieren, waarbij hij zich niet tijdig heeft gerealiseerd dat daarvoor andere regels gelden. Het Tuchtgerecht oordeelt dat de ondernemer te allen tijde verantwoordelijk is voor de gang van zaken op het bedrijf en de regels dient te kennen. Betrokkene had zich daarover moeten informeren. Het Tuchtgerecht heeft evenwel ter zitting de indruk gekregen dat betrokkene in de regel een zorgvuldige bedrijfsvoering heeft en dat het in dit geval een incident betrof bij bedrijfsovername in een nieuwe branche. Daarom legt het Tuchtgerecht een boete op met een groter deel voorwaardelijk dan gebruikelijk. Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is voorts rekening gehouden met het feit dat betrokkene een bedrijf heeft van kleinere omvang en met het feit dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd.

Beslissing:

Een geldboete van € 3.100 (zegge: drieduizend honderd euro), waarvan € 900 (zegge: negenhonderd euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Indien binnen deze periode van twee jaar niet door betrokkene aan de voorwaarde wordt voldaan, wordt – nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – het voorwaardelijke deel van de boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening welzijnsnormen vleeskuikenouderdieren 2003 of een andere bepaling over dierenwelzijn in de pluimveehouderij mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen :

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door de heer mr. L.F.A. Husson, voorzitter en de heren P. Vingerling en mr. drs. J.Y.B. Jansen, leden, in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, dat betrokkene – gelet op artikel 8, eerste en tweede lid, van de Verordening welzijnsnormen vleeskuikenouderdieren 2003 – de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd: