ECLI:NL:TPETPVE:2013:49 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE4913

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2013:49
Datum uitspraak: 04-12-2013
Datum publicatie: 21-01-2014
Zaaknummer(s): TPPE4913
Onderwerp: Dierenwelzijn
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Met betrekking tot het jaar 2012 niet voldoen aan de verplichting tot het uitvoeren van onderzoek naar de aanwezigheid van antistoffen tegen Aviaire influenza. Er wordt een geldboete opgelegd.

Zaaknummer:

TPPE 49/2013

Betrokkene:

Maatschap [bedrijfsnaam]

[adres]

Datum:

4 december 2013

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CoMore) heeft opgemaakt onder nummer CBD AI 1368, naar aanleiding van een telefonische inspectie door een controleur van CoMore op 3 juli 2013 op de onderneming die wordt uitgeoefend op het bedrijf aan de [adres] en die onder de handelsnaam Maatschap [bedrijfsnaam] is geregistreerd onder [UBN] en met [Kipnummer PLV].

Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, zoals bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 4 december 2013 behandeld op zijn openbare zitting, gehouden te Amersfoort.

Ter zitting is verschenen de heer [betrokkene], geboren [1975] te [geboorteplaats], wonende aan de [adres] (hierna: betrokkene).

Voorts zijn ter zitting verschenen de heer mr. R.B.R. Henke namens het PPE, en de heer H.G.M. Grolleman namens CoMore.

Het Tuchtgerecht heeft op 4 december 2013 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Met betrekking tot het jaar 2012 niet voldoen aan de verplichting tot het uitvoeren van onderzoek naar de aanwezigheid van antistoffen tegen Aviaire influenza.

Verklaring van betrokkene:

Volgens het berechtingsrapport heeft betrokkene onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:

“De onderzoeken (..) zijn wij in 2012 simpelweg vergeten uit te voeren. Het is eigenlijk vaste prik om dit in december te laten doen. Onze vaste dierenarts [dierenarts1] verzorgt dit eigenlijk altijd. Door de levering van een koppel slechte kuikens heeft de leverancier (…) sectie laten uitvoeren door [dierenarts 2]. De papieren voor de bloedonderzoeken op AI zijn daarna naar [dierenarts 2]en niet naar [dierenarts 1] gezonden. Ik wil het er niet mee schoon praten, maar het heeft er wel toe bijgedragen dat het niet goed is gegaan.”

Ter zitting heeft betrokkene onder meer nog verklaard, zakelijk weergegeven:

“Ik had een gemengd bedrijf, met vleeseenden en runderen. Ik heb één keer per maand met mijn rundvee dierenarts contact en dan pakken we dit mee. Ik vind het slordig van Putten dat zij niet hebben gebeld dat die papieren er lagen. Ik januari kwam ik erachter dat ik te laat was; toen was het leed al geschied. Ik heb vervolgens bij het nieuwe koppel pas op 22 maart getapt, omdat je bij eenden niet zo jong bloed kunt tappen. Wij doen dat normaal vlak voor het slachten. Ik betreur ten zeerste dat dit zo gelopen is en besef mij terdege dat ik verantwoordelijk ben. Ik ken het belang van de regels, wij zijn een keer geruimd omdat we midden in een vogelpestgebied zaten. Het zijn slechte tijden en ik heb mijn eendenbedrijf inmiddels moeten verkopen. Nu loopt ook weer alles via DAP Flevoland, zij krijgen ook weer de brieven.”

Bewijs en verwijtbaarheid:

Uit het berechtingsrapport blijkt dat in 2012 is nagelaten onderzoek op de aanwezigheid van antistoffen tegen Aviaire influenza uit te laten voeren. Van die periode is geen laboratoriumuitslag ontvangen. Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder [UBN:] en met [Kipnummer PLV] de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:

Het nalaten in 2012 van bloedonderzoek op antistoffen tegen Aviaire influenza.

Dit levert op:

Een overtreding van artikel 2, lid 1, juncto artikel 3, lid 1 onder b, gelet op artikel 4, van de Verordening monitoring Aviaire influenza (PPE) 2005.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):

Het Tuchtgerecht overweegt als volgt.

Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer CBD AI 1368 en van de verklaring van betrokkene ter zitting.

Uit de toelichting van de Verordening monitoring Aviaire influenza (PPE) 2005 blijkt het volgende. Aviaire influenza, ook wel klassieke vogelpest, of kippengriep, is een besmettelijke dierziekte die bij de laatste uitbraak in Nederland in 2003 grote schade aan de pluimvee- en eiersector heeft toegebracht. Preventieve maatregelen om een dergelijke uitbraak te voorkomen zijn van evident belang. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft daartoe, bij artikel 3a, eerste en tweede lid, van de regeling monitoring Aviaire Influenza 2003, medewerking gevorderd van het PPE. Het PPE heeft een monitoringsprogramma opgesteld en de monitoringsplicht verankerd in de Verordening monitoring Aviaire influenza (PPE) 2005. Pluimveehouders in Nederland moeten op regelmatige basis bloedonderzoek laten uitvoeren op de eventuele aanwezigheid van antistoffen tegen Aviaire influenza.

Nalaten van dit onderzoek ondermijnt het noodzakelijke inzicht in de gezondheidssituatie van de Nederlandse pluimveestapel en creëert daarmee een potentieel risico voor de Nederlandse pluimveesector.

Monitoring Aviaire influenza is daarmee van essentieel belang voor het gezond houden van de Nederlandse pluimveestapel. De voorschriften met betrekking tot bloedonderzoek Aviaire influenza zijn sinds september 2009 onderwerp van tuchtrechtelijke handhaving. Het nalaten van monitoring is een zeer ernstige overtreding.

Betrokkene had ten tijde van de overtreding een gemengd bedrijf met vleeseenden en melkvee.

Ten aanzien van de verklaring van betrokkene overweegt het Tuchtgerecht als volgt.

Betrokkene bestrijdt het nalaten van het bloedonderzoek op de aanwezigheid van antistoffen tegen AI niet.

Betrokkene heeft betoogd dat de zogenaamde “aansturingsbrieven” naar de verkeerde dierenartspraktijk zijn gestuurd en dat daardoor communicatiestoornissen ontstonden die geleid hebben tot het niet uitvoeren van het onderzoek. Ter zitting is namens het Productschap betoogd, hetgeen ook door bijlagen in het berechtingsrapport wordt gestaafd, dat er formulieren naar beide dierenartspraktijken zijn gestuurd, alsook twee brieven aan het bedrijf van betrokkene zelf. Het verweer wordt verworpen.

Er wordt een geldboete opgelegd.

Bij het bepalen van de strafmaat houdt het Tuchtgerecht rekening met de ontstane verwarring rondom de aansturingsbrieven, alsmede met het feit dat betrokkene inmiddels het houden van vleeseenden heeft moeten staken. Ook houdt het Tuchtgerecht rekening met de grootte van het bedrijf (ten tijde van de overtreding met circa 12.000 vleeseenden een kleiner bedrijf) en met het feit dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd. Ook heeft het Tuchtgerecht ter zitting de indruk gekregen dat betrokkene een consciëntieus ondernemer is. Alle feiten en omstandigheden in aanmerking nemende, legt het Tuchtgerecht een lagere sanctie op, waarvan de helft voorwaardelijk.

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, dat betrokkene - gelet op artikel 8a van de Verordening monitoring Aivaire influenza - de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Beslissing:

Een geldboete van € 450,- (zegge: vierhonderd vijftig euro), waarvan € 225,- (zegge: tweehonderd vijftentwintig euro) voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

Indien binnen deze periode van twee jaar niet door betrokkene aan de voorwaarde wordt voldaan, wordt – nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – het voorwaardelijke deel van de boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening monitoring Aviaire influenza (PPE) 2005 of een andere bepaling over dierenwelzijn in de pluimveehouderij mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

De uitspraak is gedaan door de heer mr. L.F.A. Husson, voorzitter en de heren drs. T.S. de Vries en ing. J. Bazuin, leden, in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.