ECLI:NL:TPETPVE:2013:48 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE4813

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2013:48
Datum uitspraak: 04-12-2013
Datum publicatie: 21-01-2014
Zaaknummer(s): TPPE4813
Onderwerp: Dierenwelzijn
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Met betrekking tot het jaar 2012 niet voldoen aan de verplichting tot het uitvoeren van onderzoek naar de aanwezigheid van antistoffen tegen Aviaire influenza. Betrokkene was van mening dat dit onderzoek alleen bij afvoer van de hennen uitgevoerd moest worden. Dat is niet het geval. Ook het verweer dat betrokkene geen herinnering heeft gehad en dus niet de kans heeft gehad de omissie recht te zetten wordt verworpen; uit de bijlagen bij het berechtingsrapport blijkt dat er regelmatig door het Productschap is gecorrespondeerd. Het Tuchtgerecht oordeelt dat ondernemer overigens ook zonder extra waarschuwingsbrief verantwoordelijk blijft voor de gang van zaken op zijn bedrijf. Volgt een geldboete van € 1.125 waarvan € 560 voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

Zaaknummer:

TPPE 48/2013

Betrokkene:

[bedrijfsnaam] B.V.

[adres 1]

Datum:

4 december 2013

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CoMore) heeft opgemaakt onder nummer CBD AI 1367, naar aanleiding van een telefonische inspectie door een controleur van CoMore op 3 juli 2013 op de onderneming die wordt uitgeoefend op het bedrijf aan [adres 2] en die onder de handelsnaam [bedrijfsnaam] B.V. is geregistreerd onder [UBN] en met [Kipnummer PLV].

Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, zoals bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 4 december 2013 behandeld op zijn openbare zitting, gehouden te Amersfoort.

Ter zitting is verschenen de heer [betrokkene], geboren [1976] te [geboorteplaats], wonende aan de [adres 1] (hierna: betrokkene).

Voorts zijn ter zitting verschenen de heer mr. R.B.R. Henke namens het PPE, en de heer H.G.M. Grolleman namens CoMore.

Het Tuchtgerecht heeft op 4 december 2013 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Met betrekking tot het jaar 2012 niet voldoen aan de verplichting tot het uitvoeren van onderzoek naar de aanwezigheid van antistoffen tegen Aviaire influenza.

Verklaring van betrokkene:

Volgens het berechtingsrapport heeft betrokkene onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:

“Het is juist dat er in 2012 geen bloedonderzoeken zijn uitgevoerd ter controle op de aanwezigheid van AI op het bedrijf (…). Ik was van mening dat dit onderzoek alleen bij afvoer van de hennen uitgevoerd moest worden. Er werd elk jaar wel een koppel afgevoerd waarvan dan bloed getapt werd. Vorig jaar is dat niet het geval geweest doordat er na een half jaar leegstand en verbouwing pas in april 2012 nieuwe hennen zijn gekomen.”

Ter zitting heeft betrokkene onder meer nog verklaard, zakelijk weergegeven:

“We zijn op die locatie na oktober 2011 gaan verbouwen en er zijn in april 2012 weer kippen in gekomen. Die zijn pas in 2013 afgevoerd en onderzocht. De herinneringsbrief is gegaan naar de [adres 3], er zou geen AI-onderzoek zijn uitgevoerd; dat klopte, want de kippen waren daar weg. Voor [bedrijfsnaam] heb ik echter geen herinnering gehad. Ik zit wel fout, maar ik heb dus ook niet de kans gehad om het recht te zetten. Ik weet dat het mijn verantwoordelijkheid is en ik weet nu dat het per jaar moet gebeuren en niet per koppel.”

Bewijs en verwijtbaarheid:

Uit het berechtingsrapport blijkt dat in het jaar 2012 is nagelaten onderzoek op de aanwezigheid van antistoffen tegen Aviaire influenza uit te laten voeren. Van die periode is geen laboratoriumuitslag ontvangen. Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder [UBN] ; [Kipnummer PLV] de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:

Het nalaten in 2012 van bloedonderzoek op antistoffen tegen Aviaire influenza.

Dit levert op:

Een overtreding van artikel 2, lid 1, juncto artikel 3, lid 1 onder h, gelet op artikel 4, van de Verordening monitoring Aviaire influenza (PPE) 2005.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):

Het Tuchtgerecht overweegt als volgt.

Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer CBD AI 1367 en van de verklaring van betrokkene ter zitting.

Uit de toelichting van de Verordening monitoring Aviaire influenza (PPE) 2005 blijkt het volgende. Aviaire influenza, ook wel klassieke vogelpest, of kippengriep, is een besmettelijke dierziekte die bij de laatste uitbraak in Nederland in 2003 grote schade aan de pluimvee- en eiersector heeft toegebracht. Preventieve maatregelen om een dergelijke uitbraak te voorkomen zijn van evident belang. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft daartoe, bij artikel 3a, eerste en tweede lid, van de regeling monitoring Aviaire Influenza 2003, medewerking gevorderd van het PPE. Het PPE heeft een monitoringsprogramma opgesteld en de monitoringsplicht verankerd in de Verordening monitoring Aviaire influenza (PPE) 2005. Pluimveehouders in Nederland moeten op regelmatige basis bloedonderzoek laten uitvoeren op de eventuele aanwezigheid van antistoffen tegen Aviaire influenza. Nalaten van dit onderzoek ondermijnt het noodzakelijke inzicht in de gezondheidssituatie van de Nederlandse pluimveestapel en creëert daarmee een potentieel risico voor de Nederlandse pluimveesector. Monitoring Aviaire influenza is daarmee van essentieel belang voor het gezond houden van de Nederlandse pluimveestapel. De voorschriften met betrekking tot bloedonderzoek Aviaire influenza zijn sinds september 2009 onderwerp van tuchtrechtelijke handhaving. Het nalaten van monitoring is een zeer ernstige overtreding.

Ten aanzien van de verklaring van betrokkene overweegt het Tuchtgerecht als volgt.

Betrokkene bestrijdt het nalaten in 2012 van het bloedonderzoek op de aanwezigheid van antistoffen tegen AI niet.

Betrokkene heeft aangevoerd dat hij voor [bedrijfsnaam] geen herinnering heeft gehad en dus niet de kans heeft gehad de omissie recht te zetten. Uit de bijlagen bij het berechtingsrapport blijkt dat er in november 2010 en in april 2011 ook al door het Productschap gecorrespondeerd is over de toenmalige AI-monitoring. Het Tuchtgerecht oordeelt derhalve dat de ondernemer voldoende op de hoogte was en dat hij overigens ook zonder een extra waarschuwingsbrief verantwoordelijk blijft voor de gang van zaken op zijn bedrijf.

Er wordt een geldboete opgelegd. Het Tuchtgerecht houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met het feit dat betrokkene een bedrijf van grote omvang heeft. Daarnaast houdt het Tuchtgerecht rekening met de verklaarbare verwarring met de beide UBN’s en met het feit dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd. Ter zitting heeft het Tuchtgerecht de indruk gekregen dat betrokkene in de regel een zorgvuldige bedrijfsvoering heeft. Dit alles in aanmerking nemende legt het Tuchtgerecht de sanctie deels voorwaardelijk op.

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, dat betrokkene - gelet op artikel 8a van de Verordening monitoring Aivaire influenza - de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Beslissing:

Een geldboete van € 1.125,- (zegge: eenduizend eenhonderd vijfentwintig euro), waarvan € 560,- (zegge: vijfhonderd zestig euro) voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

Indien binnen deze periode van twee jaar niet door betrokkene aan de voorwaarde wordt voldaan, wordt – nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – het voorwaardelijke deel van de boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening monitoring Aviaire influenza (PPE) 2005 of een andere bepaling over dierenwelzijn in de pluimveehouderij mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door de heer mr. L.F.A. Husson, voorzitter en de heren drs. T.S. de Vries en ing. J. Bazuin, leden, in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.