ECLI:NL:TPETPVE:2013:47 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE4713
ECLI: | ECLI:NL:TPETPVE:2013:47 |
---|---|
Datum uitspraak: | 04-12-2013 |
Datum publicatie: | 21-01-2014 |
Zaaknummer(s): | TPPE4713 |
Onderwerp: | Dierenwelzijn |
Beslissingen: | Geldboete |
Inhoudsindicatie: | Het in het eerste kwartaal van 2012 en het eerste kwartaal van 2013 nalaten (voldoende) bloedmonsters te laten nemen en vervolgens te laten onderzoeken op de aanwezigheid van het Aviaire influenzavirus. Volgt een geldboete van € 1.200 waarvan € 600 voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. |
Zaaknummer:
TPPE 47/2013
Betrokkene:
Maatschap [bedrijfsnaam]
[adres]
Datum:
4 december 2013
Gang van zaken:
De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CoMore) heeft opgemaakt onder nummer CBD AI 1366, naar aanleiding van een telefonische inspectie door een controleur van CoMore op 3 juli 2013 betreffende de onderneming die wordt uitgeoefend op het bedrijf aan de [adres] en die onder de handelsnaam Maatschap [bedrijfsnaam] is geregistreerd onder [UBN] en met [Kipnummer PLV].
Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, zoals bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.
Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 4 december 2013 behandeld op zijn openbare zitting, gehouden te Amersfoort.
Ter zitting is verschenen de heer [betrokkene], geboren [1948] te [geboorteplaats], wonende aan de [adres] (hierna: betrokkene).
Voorts zijn ter zitting verschenen de heer mr. R.B.R. Henke namens het PPE, en de heer H.G.M. Grolleman namens CoMore.
Het Tuchtgerecht heeft op 4 december 2013 uitspraak gedaan.
Verweten gedraging:
Het in het eerste kwartaal van 2012 en het eerste kwartaal van 2013 nalaten (voldoende) bloedmonsters te laten nemen en vervolgens te laten onderzoeken op de aanwezigheid van het Aviaire influenzavirus.
Verklaring van betrokkene:
Volgens het berechtingsrapport heeft betrokkene onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
“Ik was van mening dat het dit jaar toch wel in orde moet zijn. (…) Ik weet dat er één keer een verkeerde geboortedatum op een formulier is gezet. Daar belde mijn dierenarts toen nog over.
Er zijn ook zieke dieren ingezonden in mei 2013 omdat er even gedacht werd aan AI, hetgeen gelukkig niet het geval bleek te zijn. Een week geleden is er bloed getapt voor het onderzoek op AI maar daar heb ik nog geen uitslag van.”
Ter zitting heeft betrokkene onder meer nog verklaard, zakelijk weergegeven:
“Ik heb in 2012 wel onderzoeken laten doen, namelijk op 4 april 2012. Dat was 4 dagen te laat.
Die kippen zijn op 8 mei 2012 weggegaan. In juli kwam het nieuwe koppel waarbij op 28 september bloed is getapt. Vervolgens is er in december 2012 getapt. In 2013 zijn er in maart weer swabs genomen, dat is ook voor de AI. En ook op 27 mei 2013 is er getapt. Voor het 1e kwartaal in 2013 is het inderdaad niet gedaan. Ik zorg ervoor het voortaan op tijd te doen.”
Bewijs en verwijtbaarheid:
Uit het berechtingsrapport blijkt dat in het eerste kwartaal van 2012 en het eerste kwartaal van 2013 is nagelaten onderzoek op de aanwezigheid van antistoffen tegen Aviaire influenza uit te laten voeren. Van beide perioden is geen laboratoriumuitslag ontvangen. Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder [UBN] en met [Kipnummer PLV] de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:
Het twee keer nalaten van bloedonderzoek op antistoffen tegen Aviaire influenza.
Dit levert op:
Twee overtredingen van artikel 2, lid 1, juncto artikel 3, lid 2, van de Verordening monitoring Aviaire influenza (PPE) 2005.
Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):
Het Tuchtgerecht overweegt als volgt.
Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer CBD AI 1366 en van de verklaring van betrokkene ter zitting.
Uit de toelichting van de Verordening monitoring Aviaire influenza (PPE) 2005 blijkt het volgende. Aviaire influenza, ook wel klassieke vogelpest, of kippengriep, is een besmettelijke dierziekte die bij de laatste uitbraak in Nederland in 2003 grote schade aan de pluimvee- en eiersector heeft toegebracht. Preventieve maatregelen om een dergelijke uitbraak te voorkomen zijn van evident belang. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft daartoe, bij artikel 3a, eerste en tweede lid, van de regeling monitoring Aviaire Influenza 2003, medewerking gevorderd van het PPE. Het PPE heeft een monitoringsprogramma opgesteld en de monitoringsplicht verankerd in de Verordening monitoring Aviaire influenza (PPE) 2005. Pluimveehouders in Nederland moeten op regelmatige basis bloedonderzoek laten uitvoeren op de eventuele aanwezigheid van antistoffen tegen Aviaire influenza. Op bedrijven met vrije uitloop moet dit bloedonderzoek, gezien het verhoogde besmettingsgevaar bij buiten lopend pluimvee, een keer per kwartaal worden uitgevoerd.
Nalaten van dit onderzoek ondermijnt het noodzakelijke inzicht in de gezondheidssituatie van de Nederlandse pluimveestapel en creëert daarmee een potentieel risico voor de Nederlandse pluimveesector. Monitoring Aviaire influenza is daarmee van essentieel belang voor het gezond houden van de Nederlandse pluimveestapel. De voorschriften met betrekking tot bloedonderzoek Aviaire influenza zijn sinds september 2009 onderwerp van tuchtrechtelijke handhaving. Het nalaten van monitoring is een zeer ernstige overtreding.
Ten aanzien van de verklaring van betrokkene overweegt het Tuchtgerecht als volgt.
Betrokkene bestrijdt het nalaten van het bloedonderzoek op de aanwezigheid van antistoffen tegen AI in het eerste kwartaal van 2013 niet.
Betrokkene heeft aangevoerd dat hij voor het eerste kwartaal van 2012 slechts 4 dagen te laat was, aangezien dat onderzoek gebeurde op 4 april 2012. Ter zitting is echter vast komen te staan, dat betrokkene in het tweede kwartaal van 2012 niet nogmaals bloed heeft getapt. Het Tuchtgerecht oordeelt, dat daarmee het tappen van 4 april 2012 geldt voor het tweede kwartaal 2012 en dat in het eerste kwartaal 2012 niet is getapt. Het verweer wordt verworpen.
Er wordt een geldboete opgelegd. Het Tuchtgerecht houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met het feit dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd en met de indruk ter zitting dat betrokkene in de regel een zorgvuldige bedrijfsvoering heeft. Alles in aanmerking genomen legt het Tuchtgerecht zijn sanctie deels voorwaardelijk op.
Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, dat betrokkene - gelet op artikel 8a van de Verordening monitoring Aivaire influenza - de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:
Beslissing:
Een geldboete van € 1.200,- (zegge: eenduizend tweehonderd euro), waarvan € 600,- (zegge: zeshonderd euro) voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
Indien binnen deze periode van twee jaar niet door betrokkene aan de voorwaarde wordt voldaan, wordt – nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – het voorwaardelijke deel van de boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening monitoring Aviaire influenza (PPE) 2005 of een andere bepaling over dierenwelzijn in de pluimveehouderij mag worden overtreden.
Toepasselijke artikelen:
Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.
Samenstelling van het Tuchtgerecht:
De uitspraak is gedaan door de heer mr. L.F.A. Husson, voorzitter en de heren drs. T.S. de Vries en ing. J. Bazuin, leden, in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.