ECLI:NL:TPETPVE:2013:45 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE4413

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2013:45
Datum uitspraak: 04-12-2013
Datum publicatie: 21-01-2014
Zaaknummer(s): TPPE4413
Onderwerp: Dierenwelzijn
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Het in het eerste kwartaal van 2012 en het vierde kwartaal van 2012 nalaten (voldoende) bloedmonsters te laten nemen en vervolgens te laten onderzoeken op de aanwezigheid van het Aviaire influenzavirus (AI). Op bedrijven met vrije uitloop moet dit bloedonderzoek, gezien het verhoogde besmettingsgevaar bij buiten lopend pluimvee, een keer per kwartaal worden uitgevoerd. Nalaten van AI-onderzoek ondermijnt het noodzakelijke inzicht in de gezondheidssituatie van de Nederlandse pluimveestapel en creëert daarmee een potentieel risico voor de Nederlandse pluimveesector. Monitoring Aviaire influenza is daarmee van essentieel belang voor het gezond houden van de Nederlandse pluimveestapel. Een geldboete van € 1.200,- waarvan € 300,- voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Zaaknummer:

TPPE 44/2013

Betrokkene:

Maatschap [bedrijfsnaam]

[adres]

Datum:

4 december 2013

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CoMore) heeft opgemaakt onder nummer CBD AI 1360, naar aanleiding van een telefonische inspectie door een controleur van CoMore op 3 juli 2013 betreffende de onderneming die wordt uitgeoefend op het bedrijf aan de [adres] en die onder de handelsnaam Maatschap [bedrijfsnaam] is geregistreerd onder [UBN] en met [Kipnummer PLV].

Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, zoals bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 4 december 2013 behandeld op zijn openbare zitting, gehouden te Amersfoort.

Ter zitting is verschenen de heer [betrokkene 1], geboren [1951] te [geboorteplaats 1] en de heer [betrokkene 2], geboren [1987] te [geboorteplaats 2], beide wonende aan [adres] (hierna: betrokkene).

Voorts zijn ter zitting verschenen de heer mr. R.B.R. Henke namens het PPE, en de heer H.G.M. Grolleman namens CoMore.

Het Tuchtgerecht heeft op 4 december 2013 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Het in het eerste kwartaal van 2012 en het vierde kwartaal van 2012 nalaten (voldoende) bloedmonsters te laten nemen en vervolgens te laten onderzoeken op de aanwezigheid van het Aviaire influenzavirus.

Verklaring van betrokkene:

Volgens het berechtingsrapport heeft betrokkene onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:

“Er zijn volgens mij in november 2012 (…) bloedmonsters genomen. Ik weet niet of er toen ook onderzoeken op AI zijn uitgevoerd. Plantema Veterinair Centrum verzorgt de bloedmonsternames altijd. Ik neem aan dat zij weten waarop het bloed allemaal moet worden onderzocht.”

Ter zitting heeft betrokkene onder meer nog verklaard, zakelijk weergegeven:

“Ik heb hier een brief van 23 november 2012 en die gaat over AI. En bij het bloed dat op 29 februari 2012 is getapt, is niet onderzocht op AI. Ik dacht dat het goed was, en dat was dus niet zo.”

Bewijs en verwijtbaarheid:

Uit het berechtingsrapport blijkt dat in het eerste kwartaal van 2012 en het vierde kwartaal van 2012 is nagelaten onderzoek op de aanwezigheid van antistoffen tegen Aviaire influenza uit te laten voeren. Van die periode is geen laboratoriumuitslag ontvangen. Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd onder [UBN] en met [Kipnummer PLV] de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:

Het twee keer nalaten van bloedonderzoek op antistoffen tegen Aviaire influenza.

Dit levert op:

Twee overtredingen van artikel 2, lid 1, juncto artikel 3, lid 2, van de Verordening monitoring Aviaire influenza (PPE) 2005.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):

Het Tuchtgerecht overweegt als volgt.

Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer CBD AI 1360 en van de verklaring van betrokkene ter zitting.

Uit de toelichting van de Verordening monitoring Aviaire influenza (PPE) 2005 blijkt het volgende. Aviaire influenza, ook wel klassieke vogelpest, of kippengriep, is een besmettelijke dierziekte die bij de laatste uitbraak in Nederland in 2003 grote schade aan de pluimvee- en eiersector heeft toegebracht. Preventieve maatregelen om een dergelijke uitbraak te voorkomen zijn van evident belang. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft daartoe, bij artikel 3a, eerste en tweede lid, van de regeling monitoring Aviaire Influenza 2003, medewerking gevorderd van het PPE. Het PPE heeft een monitoringsprogramma opgesteld en de monitoringsplicht verankerd in de Verordening monitoring Aviaire influenza (PPE) 2005. Pluimveehouders in Nederland moeten op regelmatige basis bloedonderzoek laten uitvoeren op de eventuele aanwezigheid van antistoffen tegen Aviaire influenza. Op bedrijven met vrije uitloop moet dit bloedonderzoek, gezien het verhoogde besmettingsgevaar bij buiten lopend pluimvee, een keer per kwartaal worden uitgevoerd. Nalaten van dit onderzoek ondermijnt het noodzakelijke inzicht in de gezondheidssituatie van de Nederlandse pluimveestapel en creëert daarmee een potentieel risico voor de Nederlandse pluimveesector. Monitoring Aviaire influenza is daarmee van essentieel belang voor het gezond houden van de Nederlandse pluimveestapel. De voorschriften met betrekking tot bloedonderzoek Aviaire influenza zijn sinds september 2009 onderwerp van tuchtrechtelijke handhaving. Het nalaten van monitoring is een zeer ernstige overtreding.

Ten aanzien van de verklaring van betrokkene overweegt het Tuchtgerecht als volgt.

Betrokkene heeft met het overleggen van de uitslag laboratoriumonderzoek de dato 23 november 2012 willen aantonen dat in het vierde kwartaal van 2012 wel onderzoek naar AI is uitgevoerd. Dat document betreft onderzoek dat is uitgevoerd bij de leverancier van de leghennen. Het onderzoek dient echter op het bedrijf van betrokkene plaats te vinden en dat is niet gebeurd. Het verweer wordt verworpen.

Er wordt een geldboete opgelegd. Het Tuchtgerecht houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de grootte van het bedrijf (bedrijf van gemiddelde omvang) en met het feit dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd. De maatregel wordt deels voorwaardelijk opgelegd.

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, dat betrokkene - gelet op artikel 8a van de Verordening monitoring Aivaire influenza - de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Beslissing:

Een geldboete van € 1.200,- (zegge: eenduizend tweehonderd euro), waarvan € 300,- (zegge: driehonderd euro) voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

Indien binnen deze periode van twee jaar niet door betrokkene aan de voorwaarde wordt voldaan, wordt – nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – het voorwaardelijke deel van de boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening monitoring Aviaire influenza (PPE) 2005 of een andere bepaling over dierenwelzijn in de pluimveehouderij mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door de heer mr. L.F.A. Husson, voorzitter en de heren drs. T.S. de Vries en ing. J. Bazuin, leden, in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.