ECLI:NL:TPETPVE:2013:42 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE4013-vz

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2013:42
Datum uitspraak: 27-11-2013
Datum publicatie: 29-11-2013
Zaaknummer(s): TPPE4013-vz
Onderwerp: Hygiënevoorschriften
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Uitspraak van de voorzitter van het Tuchtgerecht. Met betrekking tot het koppel met als geboortedatum 30 juni 2011 is het eerste onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella te laat uitgevoerd. Het betreft een forse overschrijding van de termijn. De voorzitter van het Tuchtgerecht houdt rekening met de maatregelen die betrokkene heeft getroffen voor de toekomst en met het feit dat het kennelijk een incident betreft. Boete 150 euro onvoorwaardelijk.

Zaaknummer:

TPPE 40/2013-vz

Betrokkene:

Maatschap [bedrijfsnaam]

[adres]

Datum:

27 november 2013

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CBD) heeft opgemaakt onder nummer CBD HYG 1352, naar aanleiding van een telefonische inspectie door een controleur van het CBD op 11 juni 2013. Deze inspectie had betrekking op de onderneming die wordt uitgeoefend op het bedrijf aan de [adres], dat op naam van Maatschap [bedrijfsnaam] is geregistreerd onder [KIP-nummer PLV].

De voorzitter van het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, zoals bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

Verweten gedraging:

Met betrekking tot het koppel met als geboortedatum 30 juni 2011 is het eerste onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella te laat uitgevoerd.

Verklaring van betrokkene:

In voormeld berechtingsrapport is de volgende verklaring van betrokkene opgenomen:

“Het is juist dat het eerste onderzoek (..) te laat is uitgevoerd. Ik heb denk ik 15 weken vanaf de opzetdatum gerekend. Bij het nieuw opgezette koppel is het eerste onderzoek wel op tijd uitgevoerd. Ik heb de onderzoeken op Salmonella nu op de kalender gezet en ga ruim binnen de 15 weken monsters nemen. (…) Ik ben er (…) helemaal niet blij mee dat dit mij is overkomen.”

Bewijs en verwijtbaarheid:

De voorzitter van het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder [KIP-nummer PLV], de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:

Het niet binnen de voorgeschreven termijnen zorgdragen voor het onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella van alle op het bedrijf aanwezige stalkoppels, eenmaal gepleegd.

Dit levert op:

Overtreding van art. 10, eerste lid van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 en artikel 4, eerste lid, van het Hygiënebesluit leghennenbedrijven (PPE) 2011.

Motivering van de tuchtrechtelijke maatregel:

Op grond van het bovenstaande overweegt de voorzitter van het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende:

Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen, om de consument een betere bescherming te bieden tegen gezondheidsproblemen die mogelijk door deze besmettingen kunnen worden veroorzaakt. Er is nu een samenstel van maatregelen van kracht op grond van het bij of krachtens bepaalde in de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011. Om het met het Plan van Aanpak beoogde doel te bereiken, is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen. Onderdeel hiervan is de monitoring van de salmonellastatus van het koppel gedurende de legperiode.

Bij de vorming van zijn oordeel neemt de voorzitter van het Tuchtgerecht goede nota van de verklaring van de betrokkene die blijkt uit het berechtingsrapport onder nummer CBD HYG 1352.

De voorzitter overweegt als volgt.

Op 30 juni 2011 zijn 1.000 leghennen opgezet. Op 7 maart 2012 is het eerste Salmonellaonderzoek uitgevoerd. Dat was 9 weken en 5 dagen na de uiterste datum van 15 weken na het voorafgaande onderzoek. Blijkens het berechtingsrapport heeft betrokkene dit feit niet weersproken. De vervolgonderzoeken zijn daarna binnen de termijn van 15 weken na het voorafgaande onderzoek uitgevoerd, evenals het eerste onderzoek bij het volgende koppel, opgezet op 18 oktober 2012.

De voorzitter van het Tuchtgerecht oordeelt dat het van het grootste belang is om, als een salmonellabesmetting zich voordoet, deze zo spoedig mogelijk te kunnen constateren. Daarom is een schema afgesproken, vastgelegd in de regelgeving. Hoe meer van dat schema wordt afgeweken, hoe minder zicht er is op de salmonellastatus van de dieren.

De voorzitter van het Tuchtgerecht komt tot de slotsom dat in het geval van betrokkene is vast komen te staan dat het eerste onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella te laat heeft plaatsgevonden. Het betreft een forse overschrijding van de termijn en het feit wordt aangemerkt als een ernstige overtreding. Hiervoor wordt een geldboete opgelegd.

Bij het vaststellen van de hoogte van de geldboete houdt de voorzitter van het Tuchtgerecht rekening met de maatregelen die betrokkene heeft getroffen om herhaling in de toekomst daadwerkelijk te voorkomen en met het feit dat het kennelijk een incident betreft, gestaafd door het feit dat na de overtreding geen overschrijding van de termijnen meer heeft plaatsgevonden. Tevens wordt rekening gehouden met het feit dat het bedrijf van betrokkene met een capaciteit van 1.000 leghennen zeer klein is en met het feit dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd.

Dit alles in aanmerking nemende leidt ertoe dat het Tuchtgerecht de geldboete na een behandeling ter zitting deels onvoorwaardelijk en deels voorwaardelijk op zou leggen. De voorzitter van het Tuchtgerecht heeft geoordeeld dat deze zaak zich leent voor afdoening conform artikel 28 van de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en dus zonder behandeling ter zitting. In dat kader wordt aan betrokkene alleen het onvoorwaardelijke boetebedrag opgelegd.

Gelet op het bovenstaande legt de voorzitter van het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, betrokkene – ingevolge artikel 28 van de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en artikel 23, tweede lid, van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 – de volgende tuchtrechtelijke maatregel op:

Beslissing:

Een geldboete van € 150 (zegge: eenhonderdvijftig euro) onvoorwaardelijk.

Toepasselijke artikelen:

Naast de al vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

Deze uitspraak is gedaan door mevrouw mr. W.N. Everts (voorzitter) in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.