ECLI:NL:TPETPVE:2013:41 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE3013

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2013:41
Datum uitspraak: 11-10-2013
Datum publicatie: 15-10-2013
Zaaknummer(s): TPPE3013
Onderwerp: Hygiënevoorschriften
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Betreft het niet binnen de voorgeschreven termijnen laten uitvoeren van onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella van alle op het bedrijf aanwezige stalkoppels. Dit is op het pluimveebedrijf van betrokkene vijf maal te laat uitgevoerd. Een geldboete van € 3.800 (zegge: drieduizend achthonderd euro) waarvan € 1.900 (zegge: eenduizend negenhonderd euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Zaaknummer:

TPPE 30/2013

Betrokkene:

[bedrijfsnaam] B.V.

[adres 1]

Datum:

11 oktober 2013

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CoMore) heeft opgemaakt onder nummer CBD HYG 1324, naar aanleiding van een administratieve inspectie door een controleur van het CBD op 21 maart 2013. Deze inspectie had betrekking op de onderneming die wordt uitgeoefend op het bedrijf aan de [adres 2], dat op naam van [bedrijfsnaam] B.V. is geregistreerd onder [KIP-nummer PLV].

Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, zoals bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 10 september 2013 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort. Betrokkene is behoorlijk en tijdig bij aangetekende brief opgeroepen, maar is niet op de zitting verschenen, zodat verstek is verleend. Namens betrokkene heeft het Tuchtgerecht op 9 november 2013 een schriftelijk verweer ontvangen.

Voorts zijn ter zitting verschenen de heer mr. R.B.R. Henke, namens het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE), en de heer H.G.M. Grolleman, namens CoMore.

Het Tuchtgerecht heeft op 11 oktober 2013 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Het niet binnen de voorgeschreven termijnen er voor zorg dragen dat een onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella van alle op het bedrijf aanwezige stalkoppels plaatsvindt.

Het eerste onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella dient plaats te vinden op een leeftijd van de leghennen van minimaal 22 weken en maximaal 26 weken en vervolgens ten minste één maal per 15 weken. Dit is op het pluimveebedrijf van betrokkene vijf maal te laat uitgevoerd.

Verklaring van betrokkene:

In het berechtingsrapport is onder meer de volgende verklaring van betrokkene opgenomen, zakelijk weergegeven:

”Ik ben het eens met het feit dat de onderzoeken naar de aanwezigheid van Salmonella op de locatie [adres 2] (…) enkele keren niet tijdig zijn uitgevoerd. Ik had altijd een bepaald systeem in het bemonsteren van de 8 koppels leghennen op de verschillende locaties. Door het ombouwen van de stallen en de tijdelijke leegstand is dit systeem in de war gekomen.”

In het verweerschrift dat namens betrokkene is ingebracht is onder meer nog verklaard:

“Bekijk ook nog hoe de vervolg onderzoeken zijn plaats gevonden, hier loopt alles weer in de pas. (…) Ik vind ook dat er van de afnemer enige actie had mogen verwachten want zij zijn ook verantwoordelijk voor hun producten (..) Zij verwerken ook eieren van besmette koppels”

Bewijs en verwijtbaarheid:

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder [KIP-nummer PLV], de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:

Het niet binnen de voorgeschreven termijnen zorgdragen voor het onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella van alle op het bedrijf aanwezige stalkoppels, vijf maal gepleegd.

Dit levert op:

5x overtreding van art. 10, eerste lid en artikel 17, tweede lid van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 en artikel 4, eerste lid, van het Hygiënebesluit leghennenbedrijven (PPE) 2011.

Motivering van de tuchtrechtelijke maatregel:

Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer CBD HYG 1324.

Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende:

Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen, om de consument een betere bescherming te bieden tegen gezondheidsproblemen die mogelijk door deze besmettingen kunnen worden veroorzaakt. Er is nu een samenstel van maatregelen van kracht op grond van het bij of krachtens bepaalde in de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011. Om het met het Plan van Aanpak beoogde doel te bereiken, is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen.

Onderdeel hiervan is de monitoring van de salmonellastatus van het koppel gedurende de legperiode. Het is immers van het grootste belang om, als een salmonellabesmetting zich voordoet, deze zo spoedig mogelijk te constateren. Daarom is een schema afgesproken, vastgelegd in de regelgeving. Hoe meer van dat schema wordt afgeweken, hoe minder zicht er is op de salmonellastatus van de dieren. Tegen die achtergrond bezien heeft het Tuchtgerecht geoordeeld dat hoe langer de periode van overschrijding is, des te ernstiger ook de overtreding is. Dit vertaalt zich in de hoogte van de op te leggen geldboete.

Ondernemers in de sector zijn soms van mening dat een kleine overschrijding van de termijn niet zo belangrijk is. Het Tuchtgerecht benadrukt dat het uitgangspunt van de regeling is, dat de eerste monstername plaatsvindt op een leeftijd van 24 weken. Er is vervolgens in de regeling zelf voor de ondernemer een marge ingebouwd van 2 weken tijd voor en 2 weken tijd na dit ijkpunt van 24 weken om uitvoering te geven aan de monstername. Kortom: de ondernemer heeft hiervoor 4 weken de tijd. Vindt de monstername vervolgens daarvoor of daarna plaats, dan is de ondernemer in gebreke.

In het verweerschrift wordt namens betrokkene aangevoerd dat bij de vervolgonderzoeken alles weer in de pas loopt en dat goed gedrag ook beloond moet worden. Het Tuchtgerecht oordeelt dat het tijdig uitvoeren van de onderzoeken onderdeel is van de normale bedrijfsvoering, zeker gezien in het licht van de monitoring van de salmonellastatus gedurende de legperiode en het zo spoedig mogelijk kunnen constateren van een salmonellabesmetting. Het verweer wordt verworpen.

Een mogelijke verantwoordelijkheid van de afnemer, eveneens aangevoerd namens betrokkene, doet naar het oordeel van het Tuchtgerecht niet af aan de verantwoordelijkheid van betrokkene voor het tijdig uitvoeren van de onderzoeken naar de aanwezigheid van Salmonella bij de op zijn bedrijf aanwezige stalkoppels. Ook dit verweer wordt verworpen.

Het Tuchtgerecht constateert dat het op de locatie [adres 2] vijf maal is voorgekomen dat betrokkene in overtreding was. Het betreft eenmaal 4 weken en drie dagen te laat, eenmaal 9 weken en 4 dagen te laat, eenmaal 6 dagen te laat, eenmaal 6 weken en twee dagen te laat en eenmaal 1 dag te laat. Voor de overtredingen wordt een tuchtrechtelijke maatregel opgelegd.

Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is rekening gehouden met het feit dat betrokkene een bedrijf van grote omvang heeft en met het feit dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd. Dit leidt ertoe dat het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk oplegt.

Tevens is ter zitting vanuit de kant van de controleur van CoMore aangevoerd en niet weersproken door de vertegenwoordiger van het Productschap dat op dit bedrijf in het algemeen sprake is van een zorgvuldige bedrijfsvoering, reden voor het Tuchtgerecht om een groter deel dan gebruikelijk voorwaardelijk op te leggen.

Gelet op het bovenstaande legt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, betrokkene – ingevolge artikel 23, tweede lid, van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 – de volgende tuchtrechtelijke maatregel op:

Beslissing:

Een geldboete van € 3.800 (zegge: drieduizend achthonderd euro) waarvan € 1.900 (zegge: eenduizend negenhonderd euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Indien binnen deze periode door betrokkene niet aan de nader te noemen voorwaarde wordt voldaan, wordt – nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – het voorwaardelijke deel van de boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 of van enige andere verordening over hygiënevoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij zal worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de al vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door mevrouw mr. W.N. Everts, voorzitter, en de heren mr. drs. H. Lommers en ing. J. Bazuin, leden, in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.