ECLI:NL:TPETPVE:2013:39 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE2713
ECLI: | ECLI:NL:TPETPVE:2013:39 |
---|---|
Datum uitspraak: | 11-10-2013 |
Datum publicatie: | 15-10-2013 |
Zaaknummer(s): | TPPE2713 |
Onderwerp: | Hygiënevoorschriften |
Beslissingen: | Geldboete |
Inhoudsindicatie: | Onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella van alle op het bedrijf aanwezige stalkoppels is op het pluimveebedrijf van betrokkene twee maal te laat uitgevoerd. Gelet op het feit dat aan ondernemer eerder voor een vergelijkbaar feit een boete is opgelegd, legt het Tuchtgerecht een volgende boete doorgaans geheel onvoorwaardelijk op. Het Tuchtgerecht heeft echter, in antwoord op de vraag van betrokkene naar het nut van het exact volgen van het tijdpad voor eerste onderzoeken en vervolgonderzoeken, uitgebreid tijd besteed aan de uitleg over de normstelling. Het Tuchtgerecht heeft daarbij ter zitting de indruk gekregen dat bij betrokkene begrip is ontstaan. Daarom legt het Tuchtgerecht – ter aanmoediging om zich in de toekomst aan de regelgeving te houden en anders dan gebruikelijk - alsnog een deel van de boete voorwaardelijk op. |
Zaaknummer:
TPPE 27/2013
Betrokkene:
[bedrijfsnaam] V.O.F.
[adres]
Datum:
11 oktober 2013
Gang van zaken:
De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CoMore) heeft opgemaakt onder nummer CBD HYG 1335, naar aanleiding van een inspectie door een controleur van het CBD op 8 april 2013. Deze inspectie had betrekking op de onderneming die wordt uitgeoefend op het bedrijf aan de [adres], dat op naam van [bedrijfsnaam]l V.O.F. is geregistreerd onder [KIP-nummer PLV].
Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, zoals bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.
Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 10 september 2013 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.
Ter terechtzitting is verschenen de heer [betrokkene], geboren [1965] te [geboorteplaats], wonende aan de [adres] (hierna: betrokkene).
Voorts zijn ter zitting verschenen de heer mr. R.B.R. Henke, namens het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE), en de heer H.G.M. Grolleman, namens CoMore.
Het Tuchtgerecht heeft op 11 oktober 2013 uitspraak gedaan.
Verweten gedraging:
Het niet binnen de voorgeschreven termijnen er voor zorg dragen dat een onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella van alle op het bedrijf aanwezige stalkoppels plaatsvindt.
Het eerste onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella dient plaats te vinden op een leeftijd van de leghennen van minimaal 22 weken en maximaal 26 weken en vervolgens ten minste één maal per 15 weken. Dit is op het pluimveebedrijf van betrokkene negen maal te laat uitgevoerd.
Verklaring van betrokkene:
In het berechtingsrapport is onder meer de volgende verklaring van betrokkene opgenomen, zakelijk weergegeven:
”Ik heb nog nooit een positieve Salmonella-uitslag gehad. De monsternames worden uitgevoerd door de heer [naam] van Arkervaart. Als die onderzoeken nu eens een paar weken te vroeg of te laat worden uitgevoerd is dat toch niet zo erg. Ook de heer [naam] kan het een keer vergeten. Waar maakt men zich bij het Productschap eigenlijk druk om? (…) Ik heb nu de data waarop de Salmonellaonderzoeken moeten worden uitgevoerd op de hoklijsten gezet.”
Tijdens de zitting is door betrokkene onder meer nog aangegeven, zakelijk weergegeven:
“5 jaar geleden waren deze onderzoeken er niet. Ik heb nog nooit een positief monster gehad. Ik vind het geldverspilling. Het gaat heel goed op mijn bedrijf. Ik heb de onderzoeken ook uitgevoerd, alleen te laat; waar is dit nu allemaal goed voor?”
Bewijs en verwijtbaarheid:
Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder [KIP-nummer PLV], de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:
Het niet binnen de voorgeschreven termijnen zorgdragen voor het onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella van alle op het bedrijf aanwezige stalkoppels, negen maal gepleegd.
Dit levert op:
9x overtreding van art. 10, eerste lid en artikel 17, tweede lid van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 en artikel 4, eerste lid, van het Hygiënebesluit leghennenbedrijven (PPE) 2011.
Motivering van de tuchtrechtelijke maatregel:
Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht nota van de verklaring van de betrokkene zoals afgelegd ter zitting en zoals blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer CBD HYG 1335.
Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende:
Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen, om de consument een betere bescherming te bieden tegen gezondheidsproblemen die mogelijk door deze besmettingen kunnen worden veroorzaakt. Er is nu een samenstel van maatregelen van kracht op grond van het bij of krachtens bepaalde in de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011. Om het met het Plan van Aanpak beoogde doel te bereiken, is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen.
Onderdeel hiervan is de monitoring van de salmonellastatus van het koppel gedurende de legperiode. Het is immers van het grootste belang om, als een salmonellabesmetting zich voordoet, deze zo spoedig mogelijk te constateren. Daarom is een schema afgesproken, vastgelegd in de regelgeving. Hoe meer van dat schema wordt afgeweken, hoe minder zicht er is op de salmonellastatus van de dieren. Tegen die achtergrond bezien heeft het Tuchtgerecht geoordeeld dat hoe langer de periode van overschrijding is, des te ernstiger ook de overtreding is. Dit vertaalt zich in de hoogte van de op te leggen geldboete.
In zijn verweer zoals opgenomen in het berechtingsrapport stelt betrokkene, hetgeen hij tijdens de zitting heeft herhaald, dat hij nooit een positieve Salmonella-uitslag heeft gehad, dat het heel goed gaat op zijn bedrijf en dat hij de onderzoeken wel heeft uitgevoerd, alleen te laat. Hij stelt de vraag waarom een kleine overschrijding van de termijn nu zo belangrijk is. Bij het antwoord op deze vraag wordt door het Productschap en door het Tuchtgerecht uitgebreid stilgestaan.
Het Productschap geeft aan dat het Productschap die regels niet zelf verzint, maar dat die komen uit de sector zelf. 12 à 13 jaar geleden had Nederland een heel hoog Salmonella besmettingspercentage. De Europese Unie heeft voor heel Europa een stelsel uitgewerkt om dat naar beneden te brengen. Nu is de besmettingsgraad laag. Dat is dus het gevolg van het feit dat er al lange tijd maatregelen gelden, startend in een zo vroeg mogelijk stadium. Daar werken alle ondernemers uit de sector aan mee. Nederland is een van de grootste eierenexporteurs van Europa. Om te zorgen dat dat zo blijft moet alles goed te volgen zijn. Daarom zijn door de beroepsgenoten van betrokkene deze regels en dit ritme van het doen van onderzoeken vastgesteld. De ondernemers uit de sector houden zich in het algemeen aan deze regels. Als betrokkene moeite heeft met de manier waarop de regels zijn opgesteld, kan hij dat bij de opstellers, dat wil zeggen bij het Productschap als vertegenwoordiger van de sector, aankaarten. Het Tuchtgerecht is daarvoor niet de plaats, omdat het Tuchtgerecht de uitvoering van de regels, zoals die bestaan, beoordeelt.
Uitgangspunt van de regeling is, dat de eerste monstername gebeurt op een leeftijd van 24 weken. Daarbij krijgt de ondernemer 4 weken speling. Er is namelijk een marge ingebouwd van 2 weken tijd vóór en 2 weken tijd ná dit ijkpunt van 24 weken om de monstername uit te voeren. Vindt de monstername daarvoor of daarna plaats, dan is de ondernemer in gebreke. Vervolgens moeten de vervolgonderzoeken steeds binnen de 15 weken plaatsvinden; dit mag dus ook eerder, echter niet later. Gebeurt het later, dan is ook hierin de ondernemer in gebreke.
Het Tuchtgerecht constateert in de zaak die nu voorligt, dat het op het bedrijf van betrokkene negen maal is voorgekomen dat betrokkene in overtreding was. Voor de overtredingen wordt een tuchtrechtelijke maatregel opgelegd.
Gelet op het feit dat aan ondernemer eerder voor een vergelijkbaar feit een boete is opgelegd, legt het Tuchtgerecht een volgende boete doorgaans geheel onvoorwaardelijk op. Het Tuchtgerecht heeft echter, in antwoord op de vraag van betrokkene naar het nut van het exact volgen van het tijdpad voor eerste onderzoeken en vervolgonderzoeken, uitgebreid tijd besteed aan de uitleg over de normstelling. Het Tuchtgerecht heeft daarbij ter zitting de indruk gekregen dat bij betrokkene begrip is ontstaan. Daarom legt het Tuchtgerecht – ter aanmoediging om zich in de toekomst aan de regelgeving te houden en anders dan gebruikelijk - alsnog een deel van de boete voorwaardelijk op.
Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is tevens rekening gehouden met het feit dat betrokkene een bedrijf van kleinere omvang heeft.
Gelet op het bovenstaande legt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, betrokkene – ingevolge artikel 23, tweede lid, van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 – de volgende tuchtrechtelijke maatregel op:
Beslissing:
Een geldboete van € 1.920 (zegge: eenduizend negenhonderd twintig euro) waarvan € 420 (zegge: vierhonderd twintig euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Indien binnen deze periode door betrokkene niet aan de nader te noemen voorwaarde wordt voldaan, wordt – nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – het voorwaardelijke deel van de boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 of van enige andere verordening over hygiënevoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij zal worden overtreden.
Tenuitvoerlegging eerdere maatregel:
Het TG constateert dat betrokkene in een eerdere tuchtzaak, met zaaknummer 45/2010 is veroordeeld tot een maatregel van € 300,-, waarvan € 150,- met een proeftijd van 2 jaar. De nieuw geconstateerde overtreding is gepleegd binnen de proeftijd, zodat het Productschap in de Schriftelijke Verklaring terecht heeft verzocht om de tenuitvoerlegging van deze maatregel.
Het Tuchtgerecht gelast de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke deel van de sanctie, zijnde € 150,- (zegge: eenhonderd vijftig euro) opgelegd in de zaak TPPE 45/2010.
Toepasselijke artikelen:
Naast de al vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.
Samenstelling van het Tuchtgerecht:
De uitspraak is gedaan door mevrouw mr. W.N. Everts, voorzitter, en de heren mr. drs. H. Lommers en ing. J. Bazuin, leden, in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.