ECLI:NL:TPETPVE:2013:35 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE2313
ECLI: | ECLI:NL:TPETPVE:2013:35 |
---|---|
Datum uitspraak: | 08-07-2013 |
Datum publicatie: | 29-07-2013 |
Zaaknummer(s): | TPPE2313 |
Onderwerp: | Hygiënevoorschriften |
Beslissingen: | Geldboete |
Inhoudsindicatie: | Onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella van alle op het bedrijf aanwezige stalkoppels is op het pluimveebedrijf van betrokkene twee maal te laat of te vroeg uitgevoerd. In zijn schriftelijke verweer is door betrokkene aangevoerd dat hij de geconstateerde overtreding van 2 dagen te vroeg “kleinzielig” vindt. Het Tuchtgerecht merkt op dat in het geval van betrokkene de overschrijding van de termijn met 27 weken en drie dagen juist zeer fors is en bijna neerkomt op het overslaan van twee keer een monstername. Die overtreding wordt beboet. Dat er daarnaast ook nog een keer twee dagen te vroeg bemonsterd is, verandert in dit geval niets aan de hoogte van de boete. |
Zaaknummer :
TPPE 23/2013
Betrokkene :
[bedrijfsnaam][adres]
Datum :
26 juli 2013
Gang van zaken :
De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CBD) heeft opgemaakt onder nummer CBD HYG 1327, naar aanleiding van een inspectie door een controleur van het CBD op 21 maart 2013 op de onderneming die wordt uitgeoefend op het bedrijf aan [adres], dat op naam van [bedrijfsnaam] i s geregistreerd onder [KIP-nummer PLV].
Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, zoals bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.
Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 8 juli 2013 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.
Betrokkene is behoorlijk en tijdig bij aangetekende brief opgeroepen, maar is niet op de zitting verschenen, zodat verstek is verleend. Op 5 juli 2013 heeft het Tuchtgerecht van betrokkene een schriftelijk verweer ontvangen.
Voorts zijn ter zitting verschenen de heer mr. R.B.R. Henke en de heer ir. J.N. Schouwenburg, beide namens het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE), en de heer H.G.M. Grolleman, namens het CBD.
Het Tuchtgerecht heeft op 8 juli 2013 uitspraak gedaan.
Verweten gedraging :
Het niet binnen de voorgeschreven termijnen er voor zorg dragen dat een onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella van alle op het bedrijf aanwezige stalkoppels plaatsvindt.
Het eerste onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella dient plaats te vinden op een leeftijd van de leghennen van minimaal 22 weken en maximaal 26 weken en vervolgens ten minste één maal per 15 weken. Dit is op het pluimveebedrijf van betrokkene twee maal te laat of te vroeg uitgevoerd.
Behandeling van de zaak
Voorafgaand aan de behandeling verzoekt de vertegenwoordiger van het Productschap de Schriftelijke Verklaring te wijzigen.
In de zesde alinea zijn abusievelijk de woorden “van de Verordening” weggevallen. Deze dienen te worden toegevoegd, zodat de zin als volgt luidt:
“Het geconstateerde levert twee overtredingen op van het bepaalde in artikel 10, eerste lid, van de Verordening, jo. artikel 4, eerste lid, van het Hygiënebesluit leghennenbedrijven (PPE) 2011.”
De voorzitter van het Tuchtgerecht oordeelt dat, nu de wijziging niet tot nadeel voor betrokkene leidt, deze wordt toegestaan en dat dit ook de behandeling van de zaak bij verstek niet in de weg staat. Het Tuchtgerecht aanvaardt de voorgestelde wijziging.
Verklaring van betrokkene :
In het berechtingsrapport is onder meer de volgende verklaring van betrokkene opgenomen, zakelijk weergegeven:
“Ik wist dat het een keer niet goed was gegaan (…). Ik heb 26 maart 2012 stal 3 bemonsterd terwijl ik stal 1 had moeten bemonsteren. Dan ontbreekt er inderdaad bij stal 1 nog een monstername en verder moet ik bekennen dat ik niet wist dat er ook nog te vroeg bemonsterd kon worden.”
In het verweerschrift van betrokkene heeft deze onder meer nog verklaard dat er geen opzet is geweest en dat het voor hem ideaal zou zijn als alle verschillende onderzoeken op zijn 3 locaties en voor 5 verschillende leeftijden legkippen op één datum zouden mogen plaatsvinden. Wel stelt betrokkene: “Ik ben fout en zal mijn uit te voeren controles vanaf heden (nog) beter proberen te organiseren”. De geconstateerde overtreding van 2 dagen te vroeg noemt betrokkene echter “kleinzielig”. Tenslotte wijst hij erop dat ook de controleurs van CBD soms in de fout gaan en bijvoorbeeld het bezoekers register niet aftekenen.
Bewijs en verwijtbaarheid :
Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder [KIP-nummer PLV], de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:
Het niet binnen de voorgeschreven termijnen zorgdragen voor het onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella van alle op het bedrijf aanwezige stalkoppels, tweemaal gepleegd.
Dit levert op:
2x overtreding van art. 10, eerste lid en artikel 17, tweede lid van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 en artikel 4, eerste lid, van het Hygiënebesluit leghennenbedrijven (PPE) 2011.
Motivering van de tuchtrechtelijke maatregel :
Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer CBD HYG 1327 en van het schriftelijke verweer van betrokkene.
Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende:
Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen, om de consument een betere bescherming te bieden tegen gezondheidsproblemen die mogelijk door deze besmettingen kunnen worden veroorzaakt. Er is nu een samenstel van maatregelen van kracht op grond van het bij of krachtens bepaalde in de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011. Om het met het Plan van Aanpak beoogde doel te bereiken, is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen.
Onderdeel hiervan is de monitoring van de salmonellastatus van het koppel gedurende de legperiode. Het is immers van het grootste belang om, als een salmonellabesmetting zich voordoet, deze zo spoedig mogelijk te constateren. Daarom is een schema afgesproken, vastgelegd in de regelgeving. Hoe meer van dat schema wordt afgeweken, hoe minder zicht er is op de salmonellastatus van de dieren. Tegen die achtergrond bezien heeft het Tuchtgerecht geoordeeld dat hoe langer de periode van overschrijding is, des te ernstiger ook de overtreding is. Dit vertaalt zich in de hoogte van de op te leggen geldboete.
Ondernemers in de sector zijn soms van mening dat een kleine overschrijding van de termijn niet zo belangrijk is. Het Tuchtgerecht benadrukt dat het uitgangspunt van de regeling is, dat de eerste monstername gebeurt met 24 weken. Er is vervolgens in de regeling zelf voor de ondernemer een marge ingebouwd van 2 weken tijd voor en 2 weken tijd na dit ijkpunt van 24 weken om uitvoering te geven aan de monstername. Kortom: de ondernemer heeft hiervoor een maand de tijd. Vindt de monstername vervolgens daarvoor of daarna plaats, dan is de ondernemer, naar het oordeel van het Tuchtgerecht, in gebreke.
In zijn schriftelijke verweer is door betrokkene aangevoerd dat hij d e geconstateerde overtreding van 2 dagen te vroeg “kleinzielig” vindt. Het Tuchtgerecht verwijst naar de tekst in de vorige alinea en merkt op dat in het geval van betrokkene de overschrijding van de termijn met 27 weken en drie dagen juist zeer fors is en bijna neerkomt op het overslaan van twee keer een monstername. Die overtreding wordt beboet. Dat er daarnaast ook nog een keer twee dagen te vroeg bemonsterd is, verandert in dit geval niets aan de hoogte van de boete.
Daarnaast stelt betrokkene dat ook de controleurs van CBD soms in de fout gaan en bijvoorbeeld het bezoekers register niet aftekenen. Het Productschap en de vertegenwoordiger van het CBD laten ter zitting weten dat, indien dat het geval is, b etrokkene zelf de mensen daarop dient aan te spreken. Hij kan snel controlerend optreden. Ook kan de ondernemer zelf aantekenen wie er in de stal geweest is. Het verweer houdt geen stand.
Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is rekening gehouden met het feit dat betrokkene een bedrijf van grote omvang heeft en met het feit dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd. Dit leidt ertoe dat het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk oplegt.
Gelet op het bovenstaande legt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, betrokkene – ingevolge artikel 23, tweede lid, van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 – de volgende tuchtrechtelijke maatregel op:
Beslissing:
Een geldboete van € 1.125 (zegge: eenduizend honderdvijfentwintig euro), waarvan € 300 (zegge: driehonderd euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Indien binnen deze periode door betrokkene niet aan de nader te noemen voorwaarde wordt voldaan, wordt – nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – het voorwaardelijke deel van de boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 of van enige andere verordening over hygiënevoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij zal worden overtreden.
Toepasselijke artikelen :
Naast de al vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.
Samenstelling van het Tuchtgerecht:
De uitspraak is gedaan door mevrouw mr. W.N. Everts , voorzitter, alsmede de heren mr. L.F.A. Husson en mr. drs. H. Lommers, leden, in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.