ECLI:NL:TPETPVE:2013:33 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE2113

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2013:33
Datum uitspraak: 28-06-2013
Datum publicatie: 03-07-2013
Zaaknummer(s): TPPE2113
Onderwerp: Dierengezondheid
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: In twee stallen hadden per stal 30 monsters moeten zijn afgenomen, en niet 30 monsters in totaal, ten behoeve van het onderzoek naar het effect van vaccinatie tegen NCD, vier maal. Het Tuchtgerecht ziet zich gesteld voor de vraag of hier sprake is van één stal of twee stallen; ooordeelt dat de betreffende ruimtes aangemerkt dienen te worden als afzonderlijke stallen en dat zowel in stal 1 als in stal 2 steeds 30 bloedmonsters genomen hadden moeten worden. Er wordt een sanctie opgelegd.

Zaaknummer :

TPPE 21/2013

Betrokkene :

[bedrijfsnaam] [adres]

Datum :

28 juni 2013

Gang van zaken :

De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CoMore) heeft opgemaakt onder nummer CBD NCD 1313, naar aanleiding van een administratieve inspectie door een controleur van CoMore op 5 februari 2013 ten aanzien van de onderneming die wordt uitgeoefend op het bedrijf aan [adres] en die op naam van [bedrijfsnaam] is geregistreerd onder [UBN].

Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, zoals bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 4 juni 2013 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Ter terechtzitting is verschenen de heer [betrokkene], geboren [1966] te [geboorteplaats], wonende aan [adres] (hierna: betrokkene).

Voorts zijn ter zitting verschenen de heer mr. R.B.R. Henke en mevrouw ir. J.A. Dietvorst, beide namens het PPE, en de heer H.G.M. Grolleman, namens CoMore.

Het Tuchtgerecht heeft op 28 juni 2013 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging :

A. Met betrekking tot het koppel vleeskuikens met geboortedatum 29 juli 2008 en de uitslagdatum 12 januari 2010 zijn slechts 30 in plaats van de verplichte 60 bloedmonsters ontvangen, ten behoeve van het onderzoek naar het effect van vaccinatie tegen NCD. Er hadden per stal (stallen 1 en 2) 30 monsters moeten zijn afgenomen, en niet 30 monsters in totaal.

B. Met betrekking tot het koppel vleeskuikens met geboortedatum 22 oktober 2009 en de uitslagdatum 25 januari 2011 zijn slechts 30 in plaats van de verplichte 60 bloedmonsters ontvangen, ten behoeve van het onderzoek naar het effect van vaccinatie tegen NCD.

Er hadden per stal (stallen 1 en 2) 30 monsters moeten zijn afgenomen, en niet 30 monsters in totaal.

C. Ook nadat een brief is gezonden op 13 april 2011 naar aanleiding van een geconstateerd tekort aan ingezonden bloedmonsters, zijn er vervolgens naar aanleiding van het koppel leghennen met de geboortedatum 30 november 2010 te weinig bloedmonsters ontvangen. Met betrekking tot het verrichte onderzoek op 15 oktober 2012 en vervolgens op 17 december 2012 zijn steeds slechts 30 in plaats van de per keer verplichte 60 bloedmonsters ontvangen, ten behoeve van het onderzoek naar het effect van vaccinatie tegen NCD.

Verklaring van betrokkene :

Volgens het berechtingsrapport heeft betrokkene onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:

Betrokkene geeft Dierenartspraktijk [naam DAP 1] opdracht om bloed te tappen, hij verwachtte dat die weet hoeveel monsters het moeten zijn. Betrokkene herinnert zich geen brief van het PPE. Het is ook alweer even geleden. Hij heeft er nooit iets van geweten en vindt het ook vreemd dat er na de laatste twee monsternames geen bericht is gekomen. Er is een wisseling van dierenarts geweest, de inzendformulieren zijn naar Dierenartspraktijk [naam DAP 2] gestuurd en niet naar [naam DAP 1]. Vanaf nu worden er 30 monsters per stal genomen.

Ter terechtzitting heeft betrokkene nog onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:

“ Ik heb het bedrijf op 10-8-2010 pas overgenomen van mijn vader, na zijn overlijden. In mijn optiek is het één stal met twee compartimenten, vroeger zaten in die ruimte 32 varkenshokken. De luchtafvoer gaat via twee luchtsystemen, daar zit gaas tussen. (Het zijn twee systemen omdat je dan makkelijker kunt bijsturen.) Aan het CPE heb ik doorgegeven dat het één stal is. De dierenarts krijgt twee verschillende formulieren, ik heb contact met hem opgenomen en hij zei ook dat zij het als één stal zien. Mijn bedrijf staat nu leeg in afwachting van een investering in een mestbeluchtingsysteem. Als ik weer ga vullen, laat ik het goed keuren en dan hoor ik vanzelf of ik 30 of 60 monsters in totaal moet nemen. Eventueel ga ik verbouwen, dat het echt twee stallen worden. Dat kan ook.”

Bewijs en verwijtbaarheid :

Wat betreft de verweten gedragingen ziet het Tuchtgerecht zich gesteld voor de vraag of hier sprake is van één stal of twee stallen. Als verweer is door betrokkene aangevoerd dat er twee compartimenten zijn met gaas ertussen.

Bij de uitvoering van de controle op de naleving van de Verordening is het Productschap mede afhankelijk van de door de ondernemer zelf aangedragen informatie over – onder andere – de inrichting van de bedrijfsruimten en het aantal stallen. Nu blijkens die informatie betrokkene administratief beschikte over twee stallen, heeft de dierenartspraktijk ook brieven ontvangen voor twee stallen (bijlagen VII en VIII bij het berechtingsrapport). Kennelijk heeft ook de dierenarts niet aangegeven ten onrechte twee brieven te hebben ontvangen.

Indien de administratieve informatie op enig moment niet (meer) overeenkomt met de feitelijke situatie, had het op de weg van betrokkene zelf gelegen om aan het Productschap te melden dat de ruimte (voortaan) als één stal moet worden beschouwd. Het doorgeven van nieuwe of andere informatie aan het CPE geldt niet als het doorgeven van die informatie aan het Productschap.

Dit alles in aanmerking nemende oordeelt het Tuchtgerecht dat de betreffende ruimtes aangemerkt dienen te worden als afzonderlijke stallen en dat zowel in stal 1 als in stal 2 steeds 30 bloedmonsters genomen hadden moeten worden.

Het Tuchtgerecht oordeelt daarom, op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, dat ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder [UBN], de volgende gedragingen hebben plaatsgevonden:

Het nemen van onvoldoende bloedmonsters ter controle op het effect van de vaccinaties tegen Newcastle Disease, te weten 30 bloedmonsters voor de stallen 1 en 2 gezamenlijk, in plaats van de vereiste 30 bloedmonsters per stal, vier maal.

Dit levert op:

Vier maal overtreding van artikel 2, lid 2, van de Verordening NCD juncto artikel 2, lid 1 en 3, van het Besluit NCD.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en) :

Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer CBD NCD 1313 en van de verklaring van betrokkene ter terechtzitting . Het Tuchtgerecht overweegt als volgt.

Newcastle Disease (NCD), ook wel pseudo-vogelpest genoemd, is een voor pluimvee zeer besmettelijke ziekte die wordt veroorzaakt door een paramyxovirus. De laatste uitbraak in Nederland dateert van 1992. In het buitenland wordt NCD nog regelmatig vastgesteld. In de moderne pluimveehouderij in Nederland wordt NCD bij pluimvee preventief bestreden door toepassing van daartoe ontwikkelde vaccins. Het preventief vaccineren voorkomt dat de exportpositie van de Nederlandse pluimveesector gevaar loopt vanwege uitbraak van deze ziekte.

De ondernemer is voorts verplicht om via bloedonderzoek aan de hand van de Hemagglutinatieremmingstest (HAR) te laten controleren of de uitgevoerde vaccinaties hebben geleid tot een voldoende hoge weerstand tegen NCD. Deze monitoring is een essentieel onderdeel van het beheersbeleid NCD van het Productschap Pluimvee en Eieren.

Overtredingen van deze regels worden aangemerkt als een ernstige overtreding.

Betrokkene heeft een bedrijf met in totaal circa 12.500 leghennen (scharrel binnen).

Ten aanzien van de verklaring van betrokkene overweegt het Tuchtgerecht als volgt.

Betrokkene heeft aangevoerd dat hij is afgegaan op het oordeel van zijn dierenarts, DAP Verbeek. Het Tuchtgerecht oordeelt dat de ondernemer toch altijd zelf verantwoordelijk blijft voor de gang van zaken op zijn bedrijf.

Op 13 april 2011 heeft betrokkene een waarschuwingsbrief van het Productschap ontvangen. In de brief staat dat betrokkene in het vervolg 60 bloedmonsters (30 per stal) moet nemen en niet in totaal 30. De overtredingen die plaatsvonden vóór deze waarschuwing worden door het Tuchtgerecht niet meegewogen bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete.

Voor de beide overtredingen die daarna plaatsvonden wordt wel een sanctie opgelegd.

Het Tuchtgerecht houdt bij het bepalen van de op te leggen maatregel rekening met de grootte van het bedrijf (bedrijf van kleine omvang). Daarnaast heeft het Tuchtgerecht ter zitting de indruk gekregen dat betrokkene maatregelen heeft getroffen c.q. gaat treffen zodra hij de stallen weer gaat vullen, om herhaling te voorkomen. Dit leidt ertoe dat het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk oplegt.

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, dat betrokkene – gelet op artikel 11, eerste en tweede lid, van d e Verordening NCD – de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Beslissing:

Een geldboete van € 600,- (zegge: zeshonderd euro), waarvan € 300,- (zegge: driehonderd euro) voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar .

Indien binnen deze periode van twee jaar niet door betrokkene aan de voorwaarde wordt voldaan, wordt – nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – het voorwaardelijke deel van de boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening of het Besluit NCD dan wel enige verordening houdende bepalingen omtrent hygiënevoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen :

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door mevrouw mr. W.N. Everts, voorzitter en de heren

mr. drs. J.Y.B. Jansen en mr. drs. H. Lommers, leden, in aanwezigheid van mevrouw

drs. A.M.P. Regout, secretaris.