ECLI:NL:TPETPVE:2013:3 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE0113

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2013:3
Datum uitspraak: 12-02-2013
Datum publicatie: 18-03-2013
Zaaknummer(s): TPPE0113
Onderwerp: Dierenwelzijn
Beslissingen: Schuldigverklaring zonder strafoplegging
Inhoudsindicatie: Betreft het niet beschikbaar hebben van het minimum vloeroppervlak per dier in stal 1. In totaal 9.416 vleeskuikenouderdieren hebben omgerekend per dier een vloeroppervlak van 1.186 cm2 per vleeskuikenouderdier gehad in plaats van de vereiste 1.300 cm2. Dit betekent een overschrijding van de norm met 6,2 %. B etrokkene houddt Hubbard JA kippen, met een lager gewicht dan de traditionele vleeskuikenouderdieren. Hij voert aan dat deze dieren meer overeenkomsten hebben met legouderdieren en dat de regels daarop aangepast dienen te worden. Betrokkene heeft bewust meer dieren opgezet, echter wel binnen de norm van de meststoffenwet. Daarmee heeft hij bedoeld – toen hij bij de diverse instanties geen gehoor kreeg – de zaak aan de kaak te stellen. Nu namens het Productschap ter zitting is aangegeven dat het niet onmogelijk is dat de bezettingsnorm voor Hubbard JA ouderdieren in de nabije toekomst naar beneden zal worden bijgesteld (zodat er meer ouderdieren van voormeld diertype per m2 kunnen worden opgezet), concludeert het Tuchtgerecht dat in deze zaak sprake is van een wetgevingsproces dat in beweging is. Daarbij gaat het om een beperkt aantal gevallen in de sector, waarbij de betrokken ondernemers als pioniers optreden. De drie thans aangebrachte zaken worden door het Tuchtgerecht op gelijke wijze behandeld. Stelt vast, dat betrokkene de verweten gedraging heeft begaan, maar legt daarvoor geen maatregel op.

Zaaknummer:

TPPE 01/2013

Betrokkene :

Maatschap [bedrijfsnaam]

[adres]

Datum :

12 februari 2013

Gang van zaken :

De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CoMore) heeft opgemaakt onder nummer CBD WEL 1239, naar aanleiding van een inspectie door een controleur van CoMore op 30 oktober 2012 op de onderneming die wordt uitgeoefend op het bedrijf aan [adres] en die op naam van Maatschap [bedrijfsnaam] is geregistreerd onder [UBN].

Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, zoals bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 12 februari 2013 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Ter terechtzitting is verschenen de heer [betrokkene], geboren [1955] te [geboorteplaats], wonende aan [adres](hierna: betrokkene).

Ter zitting zijn verder verschenen de heer mr. R.B.R. Henke namens het PPE, en de heer H.G.M. Grolleman namens CoMore.

Het Tuchtgerecht heeft op 12 februari 2013 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging :

Op een leeftijd van 22 weken werd in stal 1 van het bedrijf van betrokkene 9.416 vleeskuikenouderdieren (8.581 hennen en 835 hanen) gehouden op een vloeroppervlakte van omgerekend 1.186 cm2 per vleeskuikenouderdier. Artikel 4, onder a. van de Verordening welzijnsnormen vleeskuikenouderdieren 2003 schrijft voor dat per vleeskuikenouderdier een vloeroppervlakte van ten minste 1.300 cm2 beschikbaar is.

Verklaring van betrokkene :

Volgens het berechtingsrapport heeft betrokkene onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:

Tijdens de opfok heeft het koppel een lage uitval gehad. Een koppel hanen was voor een collega bestemd maar was op de leeftijd van 22 weken nog niet afgevoerd van het bedrijf.

De dieren die gehouden worden zijn Hubbard JA kippen, met een lager gewicht en lagere voeropname dan de traditionele vleeskuikenouderdieren. Door de lagere bezetting moet er bijverwarmd worden. Betrokkene vindt dan ook dat deze dieren meer overeenkomsten hebben met legouderdieren en vindt dat de regels daarop aangepast dienen te worden.

Ter terechtzitting heeft betrokkene onder meer nog verklaard, zakelijk weergegeven:

“Ik had bewust meer opgezet. Ik had problemen met de verwarming. De beestjes die kwamen in het najaar waren maar 18 ons. Ik heb dus bewust opgeschaald, en dan binnen de norm van de meststoffenwet, waar de dieren met minder vierkante centimers toe mogen.

Een probleem is dat ik bij een controle tot mijn verbazing bleek 40 m2 minder vierkante meters te hebben dan bij eerdere controles. Dat was toevallig ook de grootte van de eierband en daar zit waarschijnlijk de fout. Dus de berekening die al die tijd is aangehouden, bleek anders. Ik dacht dat ik 1.200 c m2 per dier gaf, maar daar kwam ik dus (net) onder. Ik wil er niet over twisten wiens fout dat is, feit is dat ik wel bewust voor een geringe overbezetting heb gekozen.

Overigens wist ik niet dat 22 weken de peildatum was. Er is op 23,5 week geteld en toen klopte het niet. Nu doe ik het anders: als er nog hanen niet afgevoerd zijn, doe ik die in een andere stal.”

Bewijs en verwijtbaarheid :

Ter zitting is door betrokkene aangevoerd en is door CoMore en door het Productschap niet bestreden dat in het verleden met een verkeerd aantal vierkante meters is gerekend, een getal waarop betrokkene het aantal op te zetten dieren heeft gebaseerd. Het Tuchtgerecht constateert ter zitting dat vastgesteld kan worden dat betrokkene te goeder trouw met een groter oppervlakte rekende. Nog steeds blijft er dan een tekort aan beschikbaar oppervlakte, hoewel kleiner. Narekenen leert dat dit neer zou zijn gekomen op 1.228 c m2 per dier.

Betrokkene heeft ook als verweer gevoerd dat hij niet bekend was met de peildatum van 22 weken. Dit verweer houdt naar het oordeel van het Tuchtgerecht geen stand, nu betrokkene als ondernemer van de regelgeving op de hoogte dient te zijn.

Betrokkene heeft aangevoerd dat d e dieren die gehouden worden Hubbard JA kippen zijn, met een lager gewicht dan de traditionele vleeskuikenouderdieren. Voor de mestwetgeving worden de dieren aangemerkt als legouderdieren (met een vereist minimum vloeroppervlak van 1.100 c m2 per dier) en voor de welzijnsnormen zijn het vleeskuikenouderdieren. Betrokkene vindt dat deze dieren meer overeenkomsten hebben met legouderdieren en dat de regels daarop aangepast dienen te worden.

Betrokkene heeft ook aangegeven juist zeer begaan te zijn met het welzijn van de dieren. Door aanpassing van de ra ntsoenering van de hanen krijgen die een langzamere vertering en een grotere vitaliteit. Het percentage uitval bij hennen en hanen is lager dan wat in de Verordening wordt aangehouden. Het verenpakket ziet er beter uit en betrokkene heeft kippen met onbehandelde snavels opgezet. Bij hem en bij collega’s in de sector is de Dierenbescherming komen kijken en deze was aangenaam verrast.

Betrokkene ziet in dat ondernemers niet ongebreideld meer dieren per vierkante meter moeten opzetten. Met de overschrijding heeft hij bedoeld – toen hij bij de diverse instanties geen gehoor kreeg – de zaak aan de kaak te stellen. Met zijn laatste koppel voldoet hij weer aan de norm van 1.300 c m2 .

Het Productschap heeft ter zitting aangevoerd dat regelgeving niet eenduidig is, omdat er regelgeving van verschillende instanties bestaat ten aanzien van verschillende onderwerpen. Wat betreft dierenwelzijn zijn er voor legmoederdieren geen aparte welzijnsnormen en deze vallen onder de normen voor vleeskuikenouderdieren. De normen zijn opgesteld in samenspraak met de NVP, de NOP en de Dierenbescherming. In tegenstelling tot een half jaar geleden echter, toen de eerste zaken over Hubbard JA kippen voor het Tuchtgerecht dienden, is er intussen bij de dragende partijen aanleiding om te praten over verlaging van de norm. Er is een discussie op gang gekomen om de regelgeving voor dit type ouderdieren aan te passen. De norm zal waarschijnlijk in de toekomst naar 1.200 c m2 gaan.

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder [UBN], de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:

Het niet beschikbaar hebben van het minimum vloeroppervlak van 1.300 cm2 per dier in stal 1.

Het Tuchtgerecht komt – op grond hiervan – weliswaar tot het vaststellen van een overtreding van artikel 4 aanhef en onder a. van de Verordening welzijnsnormen vleeskuikenouderdieren 2003, maar is van oordeel, dat deze niet zodanig kan worden toegerekend, dat een maatregel moet worden opgelegd. Nu namens het Productschap ter zitting is aangegeven dat het niet onmogelijk is dat de bezettingsnorm voor Hubbard JA ouderdieren in de nabije toekomst naar beneden zal worden bijgesteld (zodat er meer ouderdieren van voormeld diertype per m2 kunnen worden opgezet), concludeert het Tuchtgerecht dat in deze zaak sprake is van een wetgevingsproces dat in beweging is. Daarbij gaat het om een beperkt aantal gevallen in de sector, waarbij de betrokken ondernemers als pioniers optreden. De drie aangebrachte zaken worden door het Tuchtgerecht op gelijke wijze behandeld.

Overigens merkt het Tuchtgerecht op dat betrokkene in zijn proceshouding blijk geeft van een consciëntieuze werkhouding en grote betrokkenheid.

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, dat betrokkene – gelet op artikel 8, eerste en tweede lid, van de Verordening welzijnsnormen vleeskuikenouderdieren 2003 – geen tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Beslissing:

Stelt vast, dat betrokkene de verweten gedraging heeft begaan, maar legt daarvoor geen maatregel op.

Toepasselijke artikelen :

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door de heer mr. L.F.A. Husson, voorzitter en de heren P. Vingerling en mr. drs. J.Y.B. Jansen , leden, in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.