ECLI:NL:TPETPVE:2013:27 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE2813

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2013:27
Datum uitspraak: 11-10-2013
Datum publicatie: 15-10-2013
Zaaknummer(s): TPPE2813
Onderwerp: Hygiënevoorschriften
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella van alle op het bedrijf aanwezige stalkoppels is op het pluimveebedrijf van betrokkene twee maal te laat uitgevoerd. Het Tuchtgerecht constateert dat betrokkene ook op 28 juni 2010 door het Tuchtgerecht is veroordeeld en dat er nu binnen de proeftijd van twee jaar opnieuw een overtreding is geconstateerd. Daarom wordt de boete van 1.300 euro geheel onvoorwaardelijk opgelegd.

Zaaknummer:

TPPE 28/2013

Betrokkene:

[bedrijfsnaam] B.V.

[adres 1]

Datum:

11 oktober 2013

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CoMore) heeft opgemaakt onder nummer CBD HYG 1338, naar aanleiding van een administratieve inspectie door een controleur van het CBD op 28 maart 2013. Deze inspectie had betrekking op de onderneming die wordt uitgeoefend op het bedrijf aan de [adres 2], dat op naam van [bedrijfsnaam] B.V. is geregistreerd onder [KIP-nummer PLV].

Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, zoals bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 10 september 2013 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Ter terechtzitting is namens [bedrijfsnaam] B.V. verschenen mevrouw [betrokkene], geboren op [1955] te [geboorteplaats], wonende aan [adres 1] (hierna: betrokkene).

Voorts zijn ter zitting verschenen de heer mr. R.B.R. Henke, namens het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE), en de heer H.G.M. Grolleman, namens CoMore.

Het Tuchtgerecht heeft op 11 oktober 2013 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Het niet binnen de voorgeschreven termijnen er voor zorg dragen dat een onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella van alle op het bedrijf aanwezige stalkoppels plaatsvindt.

Het eerste onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella dient plaats te vinden op een leeftijd van de leghennen van minimaal 22 weken en maximaal 26 weken en vervolgens ten minste één maal per 15 weken. Dit is op het pluimveebedrijf van betrokkene tweemaal te laat uitgevoerd.

Verklaring van betrokkene:

In het berechtingsrapport is onder meer de volgende verklaring van de heer [naam] van ABZDiervoeding opgenomen, die namens betrokkene heeft verklaard, zakelijk weergegeven:

”Wij regelen de monsternames op het leghennenbedrijf (…) in [adres 2]. (...) Ik weet dat het recentelijk een keer is voorgekomen dat een monstername enkele dagen te laat is uitgevoerd. Er is toen ergens iets scheef gelopen. Ik wist niet dat dit al een keer eerder was gebeurd. Ik zal ervoor zorgen dat in het vervolg de onderzoeken op de juiste tijdstippen worden uitgevoerd.”

Ter zitting heeft betrokkene nog verklaard, zakelijk weergegeven: “Wat er in het berechtingsrapport staat over te late monsternames klopt. Ik kan echter niet alles zien. Ik heb de heer [naam] hierop al aangesproken en ik zal dat nog eens doen. Ik vind ook dat hij hier had moeten zitten, hij begeleidt immers het bedrijf. Ik weet dat ik daarnaast wel zelf verantwoordelijk blijf.“

Bewijs en verwijtbaarheid:

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder [KIP-nummer PLV], de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:

Het niet binnen de voorgeschreven termijnen zorgdragen voor het onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella van alle op het bedrijf aanwezige stalkoppels, twee maal gepleegd.

Dit levert op:

2x overtreding van art. 10, eerste lid en artikel 17, tweede lid van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 en artikel 4, eerste lid, van het Hygiënebesluit leghennenbedrijven (PPE) 2011.

Motivering van de tuchtrechtelijke maatregel:

Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht nota van de verklaring namens betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer CBD HYG 1338.

Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende:

Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen, om de consument een betere bescherming te bieden tegen gezondheidsproblemen die mogelijk door deze besmettingen kunnen worden veroorzaakt. Er is nu een samenstel van maatregelen van kracht op grond van het bij of krachtens bepaalde in de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011. Om het met het Plan van Aanpak beoogde doel te bereiken, is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen.

Onderdeel hiervan is de monitoring van de salmonellastatus van het koppel gedurende de legperiode. Het is immers van het grootste belang om, als een salmonellabesmetting zich voordoet, deze zo spoedig mogelijk te constateren. Daarom is een schema afgesproken, vastgelegd in de regelgeving. Hoe meer van dat schema wordt afgeweken, hoe minder zicht er is op de salmonellastatus van de dieren. Tegen die achtergrond bezien heeft het Tuchtgerecht geoordeeld dat hoe langer de periode van overschrijding is, des te ernstiger ook de overtreding is. Dit vertaalt zich in de hoogte van de op te leggen geldboete.

Ondernemers in de sector zijn soms van mening dat een kleine overschrijding van de termijn niet zo belangrijk is. Het Tuchtgerecht benadrukt dat het uitgangspunt van de regeling is, dat de eerste monstername gebeurt met 24 weken. Er is vervolgens in de regeling zelf voor de ondernemer een marge ingebouwd van 2 weken tijd voor en 2 weken tijd na dit ijkpunt van 24 weken om uitvoering te geven aan de monstername. Kortom: de ondernemer heeft hiervoor een maand de tijd. Vindt de monstername vervolgens daarvoor of daarna plaats, dan is de ondernemer, naar het oordeel van het Tuchtgerecht, in gebreke. Een soortgelijke marge bestaat voor de vervolgonderzoeken, nu deze tenminste één maal per 15 weken dienen plaats te vinden, op een door de ondernemer zelf te kiezen moment. Dat kan dus ook één of zelfs twee weken eerder zijn.

Tijdens de zitting beaamt betrokkene dat de onderzoeken te laat zijn uitgevoerd. Tevens voert betrokkene aan dat zij ervan uitging dat de zaken waren uitbesteed en dat het dan gewoon moet gebeuren. Tevens heeft betrokkene zelf aangevoerd dat zij weet verantwoordelijk te zijn. Het Tuchtgerecht oordeelt dat dit laatste juist is en dat het de verantwoordelijkheid van betrokkene is om de begeleiding van het bedrijf uit te besteden aan iemand die dat goed doet.

Het Tuchtgerecht oordeelt dat het op de locatie [adres 2] tweemaal is voorgekomen dat betrokkene in overtreding was. Het betreft eenmaal 2 weken en 5 dagen te laat en eenmaal 4 dagen te laat. Voor de overtredingen wordt een tuchtrechtelijke maatregel opgelegd.

Het Tuchtgerecht constateert dat betrokkene ook op 28 juni 2010 door het Tuchtgerecht is veroordeeld en dat er nu binnen de proeftijd van twee jaar opnieuw een overtreding is geconstateerd. In de Schriftelijke Verklaring is echter geen tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde deel van de boete van 500 euro gevraagd, zodat het Tuchtgerecht niet de tenuitvoerlegging daarvan kan gelasten. Wel legt het Tuchtgerecht in deze nieuwe zaak de boete geheel onvoorwaardelijk op.

Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is tevens rekening gehouden met het feit dat betrokkene een bedrijf van zeer grote omvang heeft.

Gelet op het bovenstaande legt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, betrokkene – ingevolge artikel 23, tweede lid, van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 – de volgende tuchtrechtelijke maatregel op:

Beslissing:

Een geldboete van € 1.300 (zegge: éénduizend driehonderd euro), geheel onvoorwaardelijk.

Toepasselijke artikelen:

Naast de al vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door mevrouw mr. W.N. Everts, voorzitter, en de heren mr. drs. H. Lommers en ing. J. Bazuin, leden, in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.