ECLI:NL:TPETPVE:2013:26 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE3113

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2013:26
Datum uitspraak: 11-10-2013
Datum publicatie: 15-10-2013
Zaaknummer(s): TPPE3113
Onderwerp: Hygiënevoorschriften
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Betreft het niet binnen de voorgeschreven termijnen laten uitvoeren van onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella van alle op het bedrijf aanwezige stalkoppels. Dit is op het pluimveebedrijf van betrokkene drie maal te laat uitgevoerd. Het Tuchtgerecht houdt rekening met het feit dat ter zitting is gebleken dat betrokkene een goed besef heeft van het belang van de regels in verband met het consumentenvertrouwen en dat hij zich inspant om herhaling in de toekomst te voorkomen. Dit leidt ertoe dat het Tuchtgerecht de geldboete met een groter deel voorwaardelijk dan gebruikelijk oplegt.

Zaaknummer:

TPPE 31/2013

Betrokkene:

De Vennootschap onder Firma

[bedrijfsnaam]

[adres]

Datum:

11 oktober 2013

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CoMore) heeft opgemaakt onder nummer CBD HYG 1330, naar aanleiding van een administratieve inspectie door een controleur van het CBD op 22 maart 2013. Deze inspectie had betrekking op de onderneming die wordt uitgeoefend op het bedrijf aan de [adres], dat op naam van [bedrijfsnaam] is geregistreerd onder [KIP-nummer PLV].

Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, zoals bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 10 september 2013 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Ter terechtzitting is verschenen de heer [betrokkene 1], geboren [1966] te [geboorteplaats] (hierna: betrokkene) en mevrouw [betrokkene 2], geboren [1968], beide wonende aan [adres].

Voorts zijn ter zitting verschenen de heer mr. R.B.R. Henke, namens het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE), en de heer H.G.M. Grolleman, namens CoMore.

Het Tuchtgerecht heeft op 11 oktober 2013 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Het niet binnen de voorgeschreven termijnen er voor zorg dragen dat een onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella van alle op het bedrijf aanwezige stalkoppels plaatsvindt.

Het eerste onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella dient plaats te vinden op een leeftijd van de leghennen van minimaal 22 weken en maximaal 26 weken en vervolgens ten minste één maal per 15 weken. Dit is op het pluimveebedrijf van betrokkene drie maal te laat uitgevoerd.

Verklaring van betrokkene:

In het berechtingsrapport is onder meer de volgende verklaring van betrokkene opgenomen, zakelijk weergegeven:

“Het is juist dat de onderzoeken niet altijd op tijd zijn uitgevoerd. Ik weet dat ik daar zelf verantwoordelijk voor ben.”

Tijdens de zitting is door betrokkene onder meer nog aangegeven:

“De dierenarts had gezegd dat hij mij zou ontzorgen. Toen kreeg ik een brief dat zij ermee ophielden; dat viel net in de hectiek van de nieuwe stal en is ertussendoor geglipt. Nu zet ik het zelf in mijn telefoon en gaat het ook goed. Ik beloof beterschap en hoop hier niet nog een keer te zijn.”

Bewijs en verwijtbaarheid:

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder [KIP-nummer PLV], de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:

Het niet binnen de voorgeschreven termijnen zorgdragen voor het onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella van alle op het bedrijf aanwezige stalkoppels, drie maal gepleegd.

Dit levert op:

3x overtreding van art. 10, eerste lid en artikel 17, tweede lid van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 en artikel 4, eerste lid, van het Hygiënebesluit leghennenbedrijven (PPE) 2011.

Motivering van de tuchtrechtelijke maatregel:

Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer CBD HYG 1330.

Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende:

Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen, om de consument een betere bescherming te bieden tegen gezondheidsproblemen die mogelijk door deze besmettingen kunnen worden veroorzaakt. Er is nu een samenstel van maatregelen van kracht op grond van het bij of krachtens bepaalde in de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011. Om het met het Plan van Aanpak beoogde doel te bereiken, is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen.

Onderdeel hiervan is de monitoring van de salmonellastatus van het koppel gedurende de legperiode. Het is immers van het grootste belang om, als een salmonellabesmetting zich voordoet, deze zo spoedig mogelijk te constateren. Daarom is een schema afgesproken, vastgelegd in de regelgeving. Hoe meer van dat schema wordt afgeweken, hoe minder zicht er is op de salmonellastatus van de dieren. Tegen die achtergrond bezien heeft het Tuchtgerecht geoordeeld dat hoe langer de periode van overschrijding is, des te ernstiger ook de overtreding is. Dit vertaalt zich in de hoogte van de op te leggen geldboete.

Het Tuchtgerecht constateert dat het op het bedrijf van betrokkene drie maal is voorgekomen dat betrokkene in overtreding was. Het betreft eenmaal 7 weken en 3 dagen te laat, eenmaal 3 weken te laat en eenmaal 6 dagen te laat. Voor de overtredingen wordt een tuchtrechtelijke maatregel opgelegd.

Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is rekening gehouden met het feit dat betrokkene een bedrijf van gemiddelde omvang heeft en met het feit dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd. Tevens houdt het Tuchtgerecht rekening met het feit dat ter zitting is gebleken dat betrokkene een goed besef heeft van het belang van de regels in verband met het consumentenvertrouwen en dat hij zich inspant om herhaling in de toekomst te voorkomen. Dit leidt ertoe dat het Tuchtgerecht de geldboete met een groter deel voorwaardelijk dan gebruikelijk oplegt.

Gelet op het bovenstaande legt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, betrokkene – ingevolge artikel 23, tweede lid, van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 – de volgende tuchtrechtelijke maatregel op:

Beslissing:

Een geldboete van € 1.150 (zegge: eenduizend eenhonderd vijftig euro) waarvan € 575

(zegge: vijfhonderdvijfenzeventig euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Indien binnen deze periode door betrokkene niet aan de nader te noemen voorwaarde wordt voldaan, wordt – nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – het voorwaardelijke deel van de boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 of van enige andere verordening over hygiënevoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij zal worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de al vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door mevrouw mr. W.N. Everts, voorzitter, en de heren mr. drs. H. Lommers en ing. J. Bazuin, leden, in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.