ECLI:NL:TPETPVE:2013:25 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE3213-vz
ECLI: | ECLI:NL:TPETPVE:2013:25 |
---|---|
Datum uitspraak: | 18-10-2013 |
Datum publicatie: | 24-10-2013 |
Zaaknummer(s): | TPPE3213-vz |
Onderwerp: | Hygiënevoorschriften |
Beslissingen: | Geldboete |
Inhoudsindicatie: | Uitspraak van de voorzitter van het Tuchtgerecht. Het vervolgonderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella, dat maximaal per iedere 15 weken moeten worden verricht, is eenmaal te laat uitgevoerd. De voorzitter van het Tuchtgerecht houdt rekening met de opstartproblemen bij het eerste koppel en de maatregelen die zijn getroffen om herhaling in de toekomst te voorkomen. Volgt een boete van 299 euro onvoorwaardelijk. |
Zaaknummer:
TPPE 32/2013-vz
Betrokkene:
Mts. [bedrijfsnaam]
[adres]
Datum:
18 oktober 2013
Gang van zaken:
De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CBD) heeft opgemaakt onder nummer CBD HYG 1332, naar aanleiding van een telefonische inspectie door een controleur van het CBD op 21 maart 2013. Deze inspectie had betrekking op de onderneming die wordt uitgeoefend op het bedrijf aan de [adres], dat op naam van Mts. [bedrijfsnaam] is geregistreerd onder [KIP-nummer PLV].
De voorzitter van het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, zoals bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.
Verweten gedraging:
Met betrekking tot het koppel met als geboortedatum 8 augustus 2011 is het vervolgonderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella, dat maximaal per iedere 15 weken moeten worden verricht, eenmaal te laat uitgevoerd.
Verklaring van betrokkene:
In voormeld berechtingsrapport is in de bijlage onder meer de volgende verklaring per e-mail van betrokkene opgenomen:
“Het koppel van 2012 was ons eerste pluimveekoppel ooit en wij hebben veel moeten leren (…) We dachten de monstername goed uitbesteed te hebben aan KBBL maar die hadden het niet juist in het systeem staan. Pas later is dit in het juiste ritme gekomen en door onze onervarenheid hebben we dit te laat gecorrigeerd. Dit jaar hebben we deze afspraak stopgezet en gaan nu met de DAP Achterhoek alle onderzoeken doen. (…) het schema wat de dierenarts voor ons gemaakt heeft hebben wij bijgevoegd.”
Bewijs en verwijtbaarheid:
De voorzitter van het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder [KIP-nummer PLV], de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:
Het niet binnen de voorgeschreven termijnen zorgdragen voor het onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella van alle op het bedrijf aanwezige stalkoppels, eenmaal gepleegd.
Dit levert op:
Overtreding van art. 10, eerste lid van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 en artikel 4, eerste lid, van het Hygiënebesluit leghennenbedrijven (PPE) 2011.
Motivering van de tuchtrechtelijke maatregel:
Op grond van het bovenstaande overweegt de voorzitter van het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende:
Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen, om de consument een betere bescherming te bieden tegen gezondheidsproblemen die mogelijk door deze besmettingen kunnen worden veroorzaakt. Er is nu een samenstel van maatregelen van kracht op grond van het bij of krachtens bepaalde in de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011. Om het met het Plan van Aanpak beoogde doel te bereiken, is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen. Onderdeel hiervan is de monitoring van de salmonellastatus van het koppel gedurende de legperiode.
Bij de vorming van zijn oordeel neemt de voorzitter van het Tuchtgerecht goede nota van de verklaring van de betrokkene die blijkt uit het berechtingsrapport onder nummer CBD HYG 1332.
De voorzitter overweegt als volgt.
Op 6 juni 2012 is een 15-wekelijks Salmonellaonderzoek uitgevoerd. Dat was 3 weken en 4 dagen na de uiterste datum van 15 weken na het voorafgaande onderzoek. Blijkens het berechtingsrapport heeft betrokkene dit feit niet weersproken.
De voorzitter van het Tuchtgerecht oordeelt dat het van het grootste belang is om, als een salmonellabesmetting zich voordoet, deze zo spoedig mogelijk te kunnen constateren. Daarom is een schema afgesproken, vastgelegd in de regelgeving. Hoe meer van dat schema wordt afgeweken, hoe minder zicht er is op de salmonellastatus van de dieren.
De voorzitter van het Tuchtgerecht komt tot de slotsom dat in het geval van betrokkene is vast komen te staan dat het onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella te laat heeft plaatsgevonden. Voor deze overtredingen wordt een tuchtrechtelijke maatregel (geldboete) opgelegd. Het feit wordt aangemerkt als een ernstige overtreding.
Bij het vaststellen van de hoogte van de geldboete houdt de voorzitter van het Tuchtgerecht rekening met het feit dat betrokkene – blijkens zijn verklaring in de e-mail aan CoMore – aangeeft dat het te laat verrichten van het onderzoek opstartproblemen betrof bij het eerste koppel en dat diverse maatregelen zijn getroffen om herhaling in de toekomst daadwerkelijk te voorkomen. Bij het vaststellen van de hoogte van de geldboete is voorts rekening gehouden met het feit dat het bedrijf van betrokkene met een capaciteit van circa 15.000 leghennen een bedrijf van kleinere omvang is en met het feit dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd.
Dit alles in aanmerking nemende leidt ertoe dat het Tuchtgerecht de geldboete na een behandeling ter zitting deels onvoorwaardelijk en deels voorwaardelijk op zou leggen. De voorzitter van het Tuchtgerecht heeft geoordeeld dat deze zaak zich leent voor afdoening conform artikel 28 van de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en dus zonder behandeling ter zitting. In dat kader wordt aan betrokkene alleen het onvoorwaardelijke boetebedrag opgelegd.
Gelet op het bovenstaande legt de voorzitter van het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, betrokkene – ingevolge artikel 28 van de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en artikel 23, tweede lid, van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 – de volgende tuchtrechtelijke maatregel op:
Beslissing:
Een geldboete van € 200 (zegge: tweehonderd euro) onvoorwaardelijk.
Toepasselijke artikelen:
Naast de al vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.
Samenstelling van het Tuchtgerecht:
Deze uitspraak is gedaan door mevrouw mr. W.N. Everts (voorzitter) in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.