ECLI:NL:TPETPVE:2013:24 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE3313-vz
ECLI: | ECLI:NL:TPETPVE:2013:24 |
---|---|
Datum uitspraak: | 27-11-2013 |
Datum publicatie: | 29-11-2013 |
Zaaknummer(s): | TPPE3313-vz |
Onderwerp: | Hygiënevoorschriften |
Beslissingen: | Geldboete |
Inhoudsindicatie: | Uitspraak van de voorzitter van het Tuchtgerecht. Met betrekking tot het koppel met als geboortedatum 15 december 2012 is het eerste onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella te laat uitgevoerd. Een geldboete van € 150 (zegge: eenhonderdvijftig euro) onvoorwaardelijk. |
Zaaknummer:
TPPE 33/2013-vz
Betrokkene:
[bedrijfsnaam]
[adres]
Datum:
27 november 2013
Gang van zaken:
De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CBD) heeft opgemaakt onder nummer CBD HYG 1339, naar aanleiding van een telefonische inspectie door een controleur van het CBD op 29 maart 2013. Deze inspectie had betrekking op de onderneming die wordt uitgeoefend op het bedrijf aan de [adres], dat op naam van [bedrijfsnaam] is geregistreerd onder [KIP-nummer PLV].
De voorzitter van het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, zoals bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.
Verweten gedraging:
Met betrekking tot het koppel met als geboortedatum 15 december 2012 is het eerste onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella te laat uitgevoerd.
Verklaring van betrokkene:
In voormeld berechtingsrapport is de volgende verklaring van betrokkene opgenomen:
“Ik heb [het] bij mezelf niet goed opgeslagen. Ik houd maar 630 leghennen en verkoop alle eieren aan huis. Ik krijg dus geen signalen van de eierhandel of een voerleverancier over uit te voeren onderzoeken bij de leghennen. (…) Ik begrijp dat ik nog net op tijd ben om binnen de 15 weken (..) een monstername uit te voeren zodat ik niet opnieuw in overtreding ben.”
Bewijs en verwijtbaarheid:
De voorzitter van het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder [KIP-nummer PLV], de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:
Het niet binnen de voorgeschreven termijnen zorgdragen voor het onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella van alle op het bedrijf aanwezige stalkoppels, eenmaal gepleegd.
Dit levert op:
Een overtreding van art. 10, eerste lid van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 en artikel 4, eerste lid, van het Hygiënebesluit leghennenbedrijven (PPE) 2011.
Motivering van de tuchtrechtelijke maatregel:
Op grond van het bovenstaande overweegt de voorzitter van het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende:
Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen, om de consument een betere bescherming te bieden tegen gezondheidsproblemen die mogelijk door deze besmettingen kunnen worden veroorzaakt. Er is nu een samenstel van maatregelen van kracht op grond van het bij of krachtens bepaalde in de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011. Om het met het Plan van Aanpak beoogde doel te bereiken, is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen. Onderdeel hiervan is de monitoring van de salmonellastatus van het koppel gedurende de legperiode.
Bij de vorming van zijn oordeel neemt de voorzitter van het Tuchtgerecht goede nota van de verklaring van de betrokkene die blijkt uit het berechtingsrapport onder nummer CBD HYG 1339.
De voorzitter overweegt als volgt.
Op 15 december 2012 zijn in totaal 630 leghennen opgezet. Op 6 september 2012 is het eerste Salmonellaonderzoek uitgevoerd. Dat was 11 weken en 6 dagen na de uiterste datum van 15 weken na het voorafgaande onderzoek. Blijkens het berechtingsrapport heeft betrokkene dit feit niet weersproken. Op 19 december 2012 is een vervolgonderzoek uitgevoerd, ditmaal binnen de termijn (15 weken na het voorafgaande onderzoek).
Volgens het berechtingsrapport is door betrokkene aangevoerd dat hij van de regel gehoord had maar hem niet goed had opgeslagen en dat hij ook geen signalen van buitenaf krijgt over uit te voeren onderzoeken. De voorzitter van het Tuchtgerecht oordeelt dat het tijdig uitvoeren van de onderzoeken onderdeel is van de normale bedrijfsvoering en dat het tot de verantwoordelijkheid van betrokkene behoort om ervoor te zorgen dat hij goed van de regels op de hoogte is, ook bij een gemend bedrijf met maar een klein aantal leghennen. Het is van het grootste belang om, als een salmonellabesmetting zich voordoet, deze zo spoedig mogelijk te kunnen constateren. Daarom is een schema afgesproken, vastgelegd in de regelgeving. Hoe meer van dat schema wordt afgeweken, hoe minder zicht er is op de salmonellastatus van de dieren. Het verweer houdt geen stand.
De voorzitter van het Tuchtgerecht komt tot de slotsom dat in het geval van betrokkene is vast komen te staan dat het eerste onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella te laat heeft plaatsgevonden. Het betreft een forse overschrijding van de termijn en het feit wordt aangemerkt als een ernstige overtreding. Hiervoor wordt een geldboete opgelegd.
Bij het vaststellen van de hoogte van de geldboete houdt de voorzitter van het Tuchtgerecht rekening met het inzicht dat blijkens het berechtingsrapport is ontstaan bij betrokkene om herhalling in de toekomst te voorkomen, waarbij ook van belang is dat het eerste vervolgonderzoek op tijd heeft plaatsgevonden. Tevens wordt rekening gehouden met het feit dat het bedrijf van betrokkene met een capaciteit van 630 leghennen zeer klein is en met het feit dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd.
Dit alles in aanmerking nemende leidt ertoe dat het Tuchtgerecht de geldboete na een behandeling ter zitting deels onvoorwaardelijk en deels voorwaardelijk op zou leggen. De voorzitter van het Tuchtgerecht heeft geoordeeld dat deze zaak zich leent voor afdoening conform artikel 28 van de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en dus zonder behandeling ter zitting. In dat kader wordt aan betrokkene alleen het onvoorwaardelijke boetebedrag opgelegd.
Gelet op het bovenstaande legt de voorzitter van het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, betrokkene – ingevolge artikel 28 van de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en artikel 23, tweede lid, van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 – de volgende tuchtrechtelijke maatregel op:
Beslissing:
Een geldboete van € 150 (zegge: eenhonderdvijftig euro) onvoorwaardelijk.
Toepasselijke artikelen:
Naast de al vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.
Samenstelling van het Tuchtgerecht:
Deze uitspraak is gedaan door mevrouw mr. W.N. Everts (voorzitter) in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.