ECLI:NL:TPETPVE:2013:21 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE3613-vz

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2013:21
Datum uitspraak: 27-11-2013
Datum publicatie: 29-11-2013
Zaaknummer(s): TPPE3613-vz
Onderwerp: Dierenwelzijn
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Uitspraak van de voorzitter van het Tuchtgerecht. Op het bedrijf van betrokkene werden 5.375 vleeskuikenouderdieren gehouden op een vloeroppervlakte van omgerekend 1.263 cm2 per dier in plaats van ten minste 1.300 cm2. Betreft naar oordeel van de voorzitter van het Tuchtgerecht een kennelijk incident. Ontbreken van informatie in het berechtingsrapport om mogelijk economische voordeel te kunnen bepalen wordt in het voordeel van betrokkene uitgelegd, waarbij het Tuchtgerecht rekening houdt met de mogelijkheid dat bij een goede verdeling over de stallen er inderdaad geen probleem was geweest en dus ook geen economisch voordeel voor de ondernemer.

Zaaknummer:

TPPE 36/2013-vz

Betrokkene:

Maatschap [bedrijfsnaam]

De heer [betrokkene]

[adres]

Datum:

27 november 2013

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CoMore) heeft opgemaakt onder nummer CBD WEL 1317, naar aanleiding van een inspectie door een controleur van CoMore op 21 februari 2013 op de onderneming die wordt uitgeoefend op het bedrijf aan de ][adres] en die op naam van Maatschap [bedrijfsnaam] is geregistreerd onder [UBN].

De voorzitter van het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, zoals bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

Verweten gedraging:

Op een leeftijd van 22 weken werden in stal 4 van het bedrijf van betrokkene 5.375 vleeskuikenouderdieren gehouden op een vloeroppervlakte van omgerekend 1.263 cm2 per dier. Artikel 4, onder a. van de Verordening welzijnsnormen vleeskuikenouderdieren 2003 schrijft voor dat per vleeskuikenouderdier een vloeroppervlakte van ten minste 1.300 cm2 beschikbaar moet zijn.

Verklaring van betrokkene:

In voormeld berechtingsrapport is de volgende verklaring van betrokkene opgenomen:

“Het is mijn fout geweest dat er in stal 4 te weinig vloeroppervlakte per dier is geweest. Er zijn 500 dieren meer uit de opfok geleverd dan het aantal dat was afgesproken. Deze dieren zijn allen geplaatst in stal 4. Het is pas later, toen de papieren binnenkwamen, geconstateerd. Op dat moment konden de dieren niet meer over de andere stallen verdeeld worden. Het zal niet weer gebeuren; ik zal bij de opzet beter opletten.”

Bewijs en verwijtbaarheid:

De voorzitter van het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder [UBN], de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:

Het niet beschikbaar hebben van het minimum vloeroppervlak van 1.300 cm2 per dier in stal 4.

Dit levert op:

Overtreding van artikel 4 aanhef en onder a. van de Verordening welzijnsnormen vleeskuikenouderdieren 2003.

Motivering van de tuchtrechtelijke maatregel:

De verordening stelt minimumeisen aan de huisvesting van vleeskuikenouderdieren, zodat het welzijn van de dieren wordt gewaarborgd. Daarmee komt de sector tegemoet aan maatschappelijke en politieke opvattingen over de minimale standaard voor pluimvee in de reproductiesector. De minimumeisen met betrekking tot de huisvesting zijn opgesteld conform de normen die door de Dierenbescherming en de Nederlandse Organisatie van Pluimveehouders (NOP) in hun gezamenlijke brief van 28 september 2000 aan de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij zijn geadviseerd. Artikel 4 aanhef en onder a. van de verordening schrijft voor dat per dier 1.300 cm2 beschikbaar moet zijn, waarbij de peildatum is gesteld op een leeftijd van 22 weken.

Bij de vorming van zijn oordeel neemt de voorzitter van het Tuchtgerecht goede nota van de verklaring van de betrokkene die blijkt uit het berechtingsrapport onder nummer CBD HYG 1317.

Op grond van het bovenstaande overweegt de voorzitter van het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, als volgt.

Er zijn 500 dieren meer geleverd dan betrokkene besteld had. Blijkens de eigen verklaring van betrokkene neemt deze verantwoordelijkheid voor het teveel aan dieren op zijn bedrijf. Tevens geeft hij aan maatregelen te zullen nemen om herhaling te voorkomen. In het berechtingsrapport wordt geconstateerd, dat in stal 4 op de genoemde peildatum van 22 weken gemiddeld per vleeskuikenouderdier 1.263 cm2 beschikbaar was. Dit betekent concreet dat de pluimveehouder 155 dieren teveel hield in stal 4. De minimum-oppervlaktegrens is aldus overschreden met 37 cm2 per dier.

Het Tuchtgerecht oordeelt dat door de overschrijding van de norm het welzijn van alle dieren in stal 4 is geschaad. In stal 4 waren in totaal 5.375 dieren geplaatst en dientengevolge hadden alle in die stal aanwezige dieren te weinig ruimte. Al deze dieren hadden een tekort aan vloeroppervlak. De overtreding wordt aangemerkt als zeer ernstig en het Tuchtgerecht legt hiervoor een geldboete op.

Naast het sanctioneren van de overtreding van de welzijnsnorm beoogt het Tuchtgerecht het economisch voordeel dat betrokkene heeft gehad, doordat meer dieren werden gehouden dan de norm toeliet, weg te nemen door middel van het opleggen van een geldboete. Bij het bepalen van het economisch voordeel gaat het Tuchtgerecht uit van het totaal aantal dieren dat ten tijde van de normoverschrijding werd gehouden op het gehele bedrijf, afgezet tegen het maximale aantal dieren dat op het bedrijf gehouden mag worden. Het Tuchtgerecht hanteert daarbij een geobjectiveerd winstbedrag per dier.

Ten aanzien van het economisch voordeel stelt het Tuchtgerecht in deze zaak echter dat het berechtingsrapport, behalve het totale aantal van 20.500 dieren op het bedrijf, onvoldoende informatie geeft – zoals de oppervlakten van en aantallen dieren in de andere stallen – om te kunnen bepalen wat het mogelijke economische voordeel geweest zou zijn. Slechts vast staat, dat er in stal 4 een aantal van 155 dieren te veel was op het moment van de controle. Betrokkene geeft in de “Samenvatting Rapportage”, die gevoegd is bij het berechtingsrapport, aan dat bij tijdige constatering van de teveel geleverde dieren, deze verdeeld hadden kunnen worden over de andere stallen, waarbij er geen probleem geweest was. Nu het Tuchtgerecht geen mogelijkheid heeft dit verweer van betrokkene te toetsen, wordt het ontbreken van de nadere informatie in het voordeel van betrokkene uitgelegd, waarbij het Tuchtgerecht rekening houdt met de mogelijkheid dat bij een goede verdeling over de stallen er inderdaad geen probleem was geweest en dus ook geen economisch voordeel voor de ondernemer.

Bij het vaststellen van de hoogte van de geldboete voor de overschrijding van de welzijnsnorm houdt de voorzitter van het Tuchtgerecht rekening met de maatregelen die betrokkene heeft getroffen om herhaling in de toekomst daadwerkelijk te voorkomen en met het feit dat het kennelijk een incident betreft. Tevens wordt rekening gehouden met het feit dat het bedrijf van betrokkene met een capaciteit van 20.500 leghennen een bedrijf van kleinere omvang is en met het feit dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd.

Dit alles in aanmerking nemende leidt ertoe dat het Tuchtgerecht de geldboete na een behandeling ter zitting deels onvoorwaardelijk en deels voorwaardelijk op zou leggen. De voorzitter van het Tuchtgerecht heeft geoordeeld dat deze zaak zich leent voor afdoening conform artikel 28 van de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en dus zonder behandeling ter zitting. In dat kader wordt aan betrokkene alleen het onvoorwaardelijke boetebedrag opgelegd.

Gelet op het bovenstaande legt de voorzitter van het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, betrokkene – ingevolge artikel 28 van de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en gelet op artikel 8, eerste en tweede lid, van de Verordening welzijnsnormen vleeskuikenouderdieren 2003 – de volgende tuchtrechtelijke maatregel op:

Beslissing:

Een geldboete van € 225 (zegge: tweehonderd vijfentwintig euro) onvoorwaardelijk.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

Deze uitspraak is gedaan door mevrouw mr. W.N. Everts (voorzitter) in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.