ECLI:NL:TPETPVE:2013:20 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE3713

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2013:20
Datum uitspraak: 15-10-2013
Datum publicatie: 21-10-2013
Zaaknummer(s): TPPE3713
Onderwerp: Dierengezondheid
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Geen dan wel onvoldoende bloedonderzoek naar het effect van vaccinatie tegen de ziekte Newcastle Disease (NCD) uitgevoerd. Betrokkene heeft aangevoerd dat hij door het dispuut met zijn dierenarts te laat heeft vernomen dat het bloedtappen op vier locaties niet had plaatsgevonden. Het Tuchtgerecht oordeelt dat de ondernemer toch altijd zelf verantwoordelijk blijft voor de gang van zaken op zijn bedrijf. Wel trof ondernemer maatregelen om herhaling in de toekomst te voorkomen. Boete van € 2.250,-, voor de helft voorwaardelijk.

Zaaknummer:

TPPE 37/2013

Betrokkene:

[bedrijfsnaam]

[adres 1]

Datum:

15 oktober 2013

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CoMore) heeft opgemaakt onder nummer CBD NCD 1318, naar aanleiding van een administratieve inspectie door een controleur van CoMore op 4 februari 2013 ten aanzien van de onderneming die onder de naam [bedrijfsnaam] wordt uitgeoefend op vier locaties, te weten:

- [adres 1], geregistreerd onder [UBN 1] ;

- [adres 2], geregistreerd onder [UBN 2] ;

- [adres 3], geregistreerd onder [UBN 3] ;

- [adres 4], geregistreerd onder [UBN 4] .

Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, zoals bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 10 september 2013 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Ter terechtzitting is verschenen de heer [betrokkene], geboren [1979] te [geboorteplaats], wonende aan [adres 1] (hierna: betrokkene).

Voorts zijn ter zitting verschenen de heer mr. R.B.R. Henke, namens het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE), en de heer H.G.M. Grolleman, namens CoMore.

Het Tuchtgerecht heeft op 15 oktober 2013 uitspraak gedaan.

De behandeling ter zitting

Desgevraagd stelt de vertegenwoordiger van het Productschap vast, dat in de schriftelijke verklaring een kennelijke verschrijving heeft plaatsgevonden. In de schriftelijke verklaring wordt verwezen naar artikel 2 van het Besluit bloedonderzoek Newcastle Disease (PPE) 2006 (hierna: Besluit NCD). Artikel 2 betreft echter vermeerderingsdieren of leghennen. In casu betreffen het vleeskuikenouderdieren en is artikel 3 lid 1 en 2 van het Besluit NDC van toepassing. Nu deze wijziging niet ten nadele van betrokkene uitpakt, wordt de schriftelijke verklaring aldus gewijzigd.

Verweten gedraging:

A. Met betrekking tot twee koppels vleeskuikens met geboortedatum 24 september 2012, respectievelijk 9 november 2012, gehouden op de locatie [adres 1], is geen dan wel onvoldoende bloedonderzoek naar het effect van vaccinatie tegen de ziekte Newcastle Disease (hierna: NCD) uitgevoerd;

B. Met betrekking tot het koppel vleeskuikens met geboortedatum 23 oktober 2012, gehouden op de locatie [adres 2], is geen dan wel onvoldoende bloedonderzoek naar het effect van vaccinatie tegen NCD uitgevoerd;

C. Met betrekking tot het koppel vleeskuikens met geboortedatum 17 september 2012, gehouden op de locatie [adres 3], is geen dan wel onvoldoende bloedonderzoek naar het effect van vaccinatie tegen NCD uitgevoerd;

D. Met betrekking tot twee koppels vleeskuikens met geboortedatum 10 september 2012, respectievelijk 2 november 2012, gehouden op de locatie [adres 4], is geen dan wel onvoldoende bloedonderzoek naar het effect van vaccinatie tegen NCD uitgevoerd;

Verklaring van betrokkene:

Volgens het berechtingsrapport heeft betrokkene onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:

“Uit de aan u gezonden vaccinatieverklaringen kunt u zien dat alle koppels wel zijn gevaccineerd tegen NCD. Er is van deze koppels geen bloed getapt ter controle op de vaccinaties tegen NCD. De reden hiervan is dat ik in die periode wat onenigheid heb gehad met mijn dierenarts over een aantal openstaande facturen. (…) Wat de dierenarts echter niet heeft gemeld is dat zij (..) geen bloedmonsters meer zouden nemen. (…) Ik had te laat in de gaten dat bij de koppels vleeskuikens geen bloed was getapt. Het was toen niet meer te herstellen.”

Ter terechtzitting heeft betrokkene nog onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:

“Het is mijn gebruikelijke werkwijze het over te laten aan de dierenarts. In verleden is het altijd goed gegaan, het gaat nu ook weer goed, maar met een nieuwe dierenarts. De toenmalige dierenarts wilde geen medicijnen meer leveren omdat ik een aantal (hoge) nota’s nog niet had betaald. Dat snap ik. Maar vervolgens is zij ook het bloedtapcontract niet nagekomen. Dat was wel haar zorgplicht. Ik mag van de GD niet eens twee dierenartsen hebben, dus ik vind dat zij mij een hak heeft gezet. Ik kwam er pas achter dat zij niet getapt had, toen de heer Grolleman langs kwam. Toen heb ik meteen de samenwerking met de betreffende dierenarts compleet opgezegd. Ik ben heel bewust en professioneel bezig met medicijnen. Ik krijg juist brieven van het Productschap dat ik het zo goed doe.”

Bewijs en verwijtbaarheid:

Wat betreft de verweten gedragingen ziet het Tuchtgerecht zich gesteld voor de vraag of hier sprake is van zes overtredingen of van één feitencomplex. Nu betrokkene ter zitting duidelijk heeft beargumenteerd hoe alle overtredingen het gevolg waren van een dispuut met zijn dierenarts, waardoor het in zes stallen op vier locaties mis is gegaan, concludeert het Tuchtgerecht dat alle verweten gedragingen tot één samenhangend feitencomplex terug zijn te brengen. Derhalve zal het Tuchtgerecht deze gedragingen beschouwen als één overtreding.

Als extra onderbouwing voor deze gedachtengang neemt het Tuchtgerecht in aanmerking het feit dat de brieven van de GD over het bloed tappen naar de betreffende dierenarts zijn gegaan, die deze niet aan betrokkene heeft overgelegd, alsmede het feit dat het niet-tappen betrokkene weinig geldelijk voordeel heeft opgeleverd, nu de kosten van de dierenarts verdisconteerd waren in het contract met de dierenarts.

Het Tuchtgerecht oordeelt daarom, op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, dat ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:

Het geen dan wel onvoldoende bloedonderzoek uitvoeren naar het effect van vaccinatie tegen de ziekte NCD uitgevoerd.

Dit levert op:

Een overtreding van artikel 2, lid 2, van de Verordening NCD juncto artikel 3, lid 1 en 2, van het Besluit NCD.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):

Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer CBD NCD 1318 en van de verklaring van betrokkene ter terechtzitting. Het Tuchtgerecht overweegt als volgt.

Newcastle Disease (NCD), ook wel pseudo-vogelpest genoemd, is een voor pluimvee zeer besmettelijke ziekte die wordt veroorzaakt door een paramyxovirus. De laatste uitbraak in Nederland dateert van 1992. In het buitenland wordt NCD nog regelmatig vastgesteld. In de moderne pluimveehouderij in Nederland wordt NCD bij pluimvee preventief bestreden door toepassing van daartoe ontwikkelde vaccins. Het preventief vaccineren voorkomt dat de exportpositie van de Nederlandse pluimveesector gevaar loopt vanwege uitbraak van deze ziekte.

De ondernemer is voorts verplicht om via bloedonderzoek aan de hand van de Hemagglutinatieremmingstest (HAR) te laten controleren of de uitgevoerde vaccinaties hebben geleid tot een voldoende hoge weerstand tegen NCD. Deze monitoring is een essentieel onderdeel van het beheersbeleid NCD van het Productschap Pluimvee en Eieren.

Overtredingen van deze regels worden aangemerkt als een ernstige overtreding.

Betrokkene heeft een bedrijf met vier locaties met in totaal circa 300.000 vleeskuikens.

Ten aanzien van de verklaring van betrokkene overweegt het Tuchtgerecht als volgt.

Betrokkene heeft aangevoerd dat hij door het dispuut met zijn dierenarts te laat heeft vernomen dat het bloedtappen op vier locaties niet had plaatsgevonden. Het Tuchtgerecht oordeelt dat de ondernemer toch altijd zelf verantwoordelijk blijft voor de gang van zaken op zijn bedrijf.

Het Tuchtgerecht houdt bij het bepalen van de op te leggen maatregel rekening met de grootte van het bedrijf (bedrijf van mega omvang). Daarnaast heeft het Tuchtgerecht ter zitting de indruk gekregen dat betrokkene maatregelen heeft getroffen om herhaling te voorkomen. Dit leidt ertoe dat het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk oplegt.

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, dat betrokkene – gelet op artikel 11, eerste en tweede lid, van de Verordening NCD – de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Beslissing:

Een geldboete van € 2.250,- (zegge: tweeduizend tweehonderd vijftig euro), waarvan € 1.125,- (zegge: eenduizend honderd vijfentwintig euro) voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

Indien binnen deze periode van twee jaar niet door betrokkene aan de voorwaarde wordt voldaan, wordt – nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – het voorwaardelijke deel van de boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening NCD of het Besluit NCD dan wel enige verordening houdende bepalingen omtrent hygiënevoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door mevrouw mr. W.N. Everts, voorzitter en de heren mr. drs.

H. Lommers en ing. J. Bazuin, leden, in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.