ECLI:NL:TPETPVE:2013:2 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE1512

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2013:2
Datum uitspraak: 12-02-2013
Datum publicatie: 18-03-2013
Zaaknummer(s): TPPE1512
Onderwerp: Dierenwelzijn
Beslissingen: Schuldigverklaring zonder strafoplegging
Inhoudsindicatie: Betreft het niet beschikbaar hebben van het minimum vloeroppervlak per dier in stal 1. Nu namens het Productschap ter zitting is aangegeven dat het niet onmogelijk is dat de bezettingsnorm voor Hubbard JA ouderdieren in de nabije toekomst naar beneden zal worden bijgesteld (zodat er meer ouderdieren van voormeld diertype per m2 kunnen worden opgezet), concludeert het Tuchtgerecht dat in deze zaak sprake is van een wetgevingsproces dat in beweging is. Daarbij gaat het om een beperkt aantal gevallen in de sector, waarbij de betrokken ondernemers als pioniers optreden. De drie thans aangebrachte zaken worden door het Tuchtgerecht op gelijke wijze behandeld. Stelt vast, dat betrokkene de verweten gedraging heeft begaan, maar legt daarvoor geen maatregel op.

Zaaknummer :

TPPE 15/2012

Betrokkene :

[bedrijfsnaam] C.V.

[adres]

Datum :

12 februari 2013

Gang van zaken :

De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CoMore) heeft opgemaakt onder nummer CBD WEL 1225, naar aanleiding van een inspectie door een controleur van CoMore op 25 juni 2012 op de onderneming die wordt uitgeoefend op het bedrijf aan de [adres], dat op naam van [bedrijfsnaam] C.V. is geregistreerd onder [UBN].

Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, zoals bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 11 september 2012 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort. Het Tuchtgerecht heeft op 1 oktober 2012 uitspraak gedaan.

Daartegen heeft betrokkene op 12 november 2012 bij brief verzet gedaan. Op 12 februari 2013 heeft het Tuchtgerecht dit verzetschrift behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Ter terechtzitting is, namens de heer [betrokkene 1], vennoot van [bedrijfsnaam] CV, verschenen de heer [gemachtigde] van de kuikenbroederij van betrokkene, die daartoe aan het Tuchtgerecht een machtiging heeft overlegd, gedateerd

11 februari 2013 en ondertekend door de heer [betrokkene] (hierna: betrokkene).

Ter zitting zijn verder verschenen de heer mr. R.B.R. Henke namens het PPE, en de heer H.G.M. Grolleman namens CoMore.

Het Tuchtgerecht heeft op 12 februari 2013 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging :

Op een leeftijd van 22 weken werden in stal 1 van het bedrijf van betrokkene 9.825 vleeskuikenouderdieren gehouden op een vloeroppervlakte van omgerekend 1.071 cm2 per vleeskuikenouderdier.

Artikel 4, onder a. van de Verordening welzijnsnormen vleeskuikenouderdieren 2003 schrijft voor dat per vleeskuikenouderdier een vloeroppervlakte van ten minste 1.300 cm2 beschikbaar is.

Gronden van verzet

Naar aanleiding van de uitspraak bij verstek van 1 oktober 2012, heeft betrokkene verzet gedaan. Hierbij voert hij het volgende aan:

1. De bezettingsnorm is vastgesteld voor het houden van ouderdieren van zware vleesrassen. In onze stal zitten ouderdieren van langzaamgroeiende, lichte vleesrassen van het merk Hubbard JA. Deze dieren hebben een veel kleiner lichaamsgewicht dan de reguliere ouderdieren waarop de norm is gebaseerd. Daardoor is het in koudere omstandigheden onmogeljk een goed stalklimaat te creëren zonder fors bij te verwarmen. Gezien lichaamsbouw, gewicht en voerschema is het te verdedigen voor deze dieren een norm te hanteren die gelijkwaardig is aan het houden van legouderdieren.

2. In de sector neemt het aantal Hubbard JA ouderdieren steeds verder toe. Momenteel is een discussie op gang gekomen om de regelgeving voor dit type ouderdieren aan te passen. Een verzoek om aanpassing is via PPE ingediend bij NOP, NVP en Dierenbescherming.

Bewijs en verwijtbaarheid :

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder [UBN], de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:

Het niet beschikbaar hebben van het minimum vloeroppervlak van 1.300 cm2 per dier in stal 1.

Beoordeling gronden van verzet

Betrokkene stelt in verweer 1. dat de Hubbard JA dieren een veel kleiner lichaamsgewicht dan de reguliere ouderdieren waarop de norm is gebaseerd en dat de norm derhalve voor de kleinere dieren dient te worden aangepast. Ter terechtzitting heeft [gemachtigde] nog aangevoerd dat het ministerie van EL&I destijds heeft toegestaan dat zij deze dieren voor de meststoffenwetgeving als legouderdieren beschouwen. Daarom is hij bij het opzetten van de dieren uitgegaan van de normen voor legouderdieren, daarbij uitgaande van wat het Ministerie goed vond.

Betrokkene heeft ook aangegeven dat het welzijn van de dieren juist goed gediend wordt bij de huidige bedrijfsvoering. Bij collega’s in de sector is de Dierenbescherming komen kijken en was aangenaam verrast. Betrokkene geeft aan blij te zijn met de aandacht die er recentelijk is. Betrokkene heeft zich nu weer naar de norm van 1.300 cm2 geschikt. Hij geeft aan een negatief economisch voordeel te hebben en pleit voor kwijtschelding van de sanctie.

In verweer 2. stelt betrokkene dat m omenteel een discussie op gang is gekomen om de regelgeving voor dit type ouderdieren aan te passen en dat denkbaar is dat het bedrijf wel voldoet aan de eventueel gewijzigde regelgeving.

Met betrekking tot verweer 1. en 2. merkt het Tuchtgerecht op:

Het Productschap heeft ter zitting aangevoerd dat regelgeving niet eenduidig is, omdat er regelgeving van verschillende instanties bestaat ten aanzien van verschillende onderwerpen. Tevens heeft het Productschap aangevoerd dat, in tegenstelling tot een half jaar geleden, toen de eerste zaken over Hubbard JA kippen voor het Tuchtgerecht dienden, er intussen bij de dragende partijen aanleiding is om te praten over verlaging van de norm. Er is een discussie op gang gekomen om de regelgeving voor dit type ouderdieren aan te passen. De norm zal waarschijnlijk in de toekomst naar 1.200 c m2 gaan.

Het Tuchtgerecht komt – op grond van hetgeen ter zitting vast is komen te staan – weliswaar tot het vaststellen van een overtreding van artikel 4 aanhef en onder a. van de Verordening welzijnsnormen vleeskuikenouderdieren 2003, maar is van oordeel, dat deze niet zodanig kan worden toegerekend, dat een maatregel moet worden opgelegd. Nu namens het Productschap ter zitting is aangegeven dat het niet onmogelijk is dat de bezettingsnorm voor Hubbard JA ouderdieren in de nabije toekomst naar beneden zal worden bijgesteld (zodat er meer ouderdieren van voormeld diertype per m2 kunnen worden opgezet), concludeert het Tuchtgerecht dat in deze zaak sprake is van een wetgevingsproces dat in beweging is. Daarbij gaat het om een beperkt aantal gevallen in de sector, waarbij de betrokken ondernemers als pioniers optreden. De drie aangebrachte zaken worden door het Tuchtgerecht op gelijke wijze behandeld.

Overigens merkt het Tuchtgerecht op dat betrokkene in zijn proceshouding blijk geeft van een consciëntieuze werkhouding en grote betrokkenheid.

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, dat betrokkene – gelet op artikel 8, eerste en tweede lid, van de Verordening welzijnsnormen vleeskuikenouderdieren 2003 – geen tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Beslissing:

Stelt vast, dat betrokkene de verweten gedraging heeft begaan, maar legt daarvoor geen maatregel op.

Toepasselijke artikelen :

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door de heer mr. L.F.A. Husson, voorzitter en de heren P. Vingerling en mr. drs. J.Y.B. Jansen , leden, in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.