ECLI:NL:TPETPVE:2013:17 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE1513

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2013:17
Datum uitspraak: 08-07-2013
Datum publicatie: 26-07-2013
Zaaknummer(s): TPPE1513
Onderwerp: Dierengezondheid
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Eenmaal niet binnen de voorgeschreven termijnen zorg dragen voor een onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella van alle op het bedrijf aanwezige stalkoppels . In het geval van betrokkene is het onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella een keer 3 weken en 1 dag te laat uitgevoerd; volgt een geldboete van € 500, waarvan € 125 voorwaardelijk, proeftijd twee jaar. Betrokkene heeft als verweer gevoerd monsters naar het laboratorium te hebben gezonden, wat echter geen salmonellaonderzoeken meer uitvoerde. Betrokkene zegt de e-mail van het laboratorium daarover niet te hebben ontvangen. Nu betrokkene niet ter zitting is verschenen om een en ander met bewijzen te staven, kan het Tuchtgerecht met dit feit geen rekening houden.

Zaaknummer :

TPPE 15/2013

Betrokkene :

Stille maatschap [bedrijfsnaam]

[postadres]

Datum :

26 juli 2013

Gang van zaken :

De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CBD) heeft opgemaakt onder nummer CBD HYG 1309, naar aanleiding van een inspectie door een controleur van het CBD op 30 januari 2013. Deze inspectie had betrekking op de onderneming die wordt uitgeoefend op het bedrijf aan [bedrijfsadres], dat op naam van Stille maatschap [bedrijfsnaam] i s geregistreerd onder [KIP-nummer PLV].

Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, zoals bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 8 juli 2013 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Betrokkene is behoorlijk en tijdig bij aangetekende brief opgeroepen, maar is niet op de zitting verschenen, zodat verstek is verleend.

Voorts zijn ter zitting verschenen de heer mr. R.B.R. Henke en de heer ir. J.N. Schouwenburg, beide namens het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE), en de heer H.G.M. Grolleman, namens het CBD.

Het Tuchtgerecht heeft op 8 juli 2013 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging :

Het niet binnen de voorgeschreven termijnen er voor zorg dragen dat een onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella van alle op het bedrijf aanwezige stalkoppels plaatsvindt.

Het eerste onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella dient plaats te vinden op een leeftijd van de leghennen van minimaal 22 weken en maximaal 26 weken en vervolgens ten minste één maal per 15 weken. Dit is op het pluimveebedrijf van betrokkene eenmaal te laat uitgevoerd.

Verklaring van betrokkene :

In het berechtingsrapport is onder meer de volgende verklaring van betrokkene opgenomen, zakelijk weergegeven:

”Het is in eerste instantie fout gegaan doordat mijn gsm, met daarin mijn agenda en data van salmonellaonderzoeken, het tot drie maal toe begaf (…) Ik zal u de e-mails zenden waaruit dit blijkt. (…) Ik heb [in week 36] monsters genomen en deze naar Bioconsult Rotterdam gezonden. In week 37 of 38 kreeg ik een telefoontje van Bioconsult dat zij geen salmonellaonderzoeken meer uitvoerden. (…) Ik heb toen opnieuw monsters genomen en deze op 27 september 2012 naar CCL Nutricontrol gezonden.”

Bewijs en verwijtbaarheid :

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder [KIP-nummer PLV], de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:

Het niet binnen de voorgeschreven termijnen zorgdragen voor het onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella van alle op het bedrijf aanwezige stalkoppels.

Dit levert op:

Overtreding van art. 10, eerste lid en artikel 17, tweede lid van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 en artikel 4, eerste lid, van het Hygiënebesluit leghennenbedrijven (PPE) 2011.

Motivering van de tuchtrechtelijke maatregel :

Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer CBD HYG 1309.

Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende:

Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen, om de consument een betere bescherming te bieden tegen gezondheidsproblemen die mogelijk door deze besmettingen kunnen worden veroorzaakt. Er is nu een samenstel van maatregelen van kracht op grond van het bij of krachtens bepaalde in de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011. Om het met het Plan van Aanpak beoogde doel te bereiken, is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen.

Onderdeel hiervan is de monitoring van de salmonellastatus van het koppel gedurende de legperiode. Het is immers van het grootste belang om, als een salmonellabesmetting zich voordoet, deze zo spoedig mogelijk te constateren. Daarom is een schema afgesproken, vastgelegd in de regelgeving. Hoe meer van dat schema wordt afgeweken, hoe minder zicht er is op de salmonellastatus van de dieren. Tegen die achtergrond bezien heeft het Tuchtgerecht geoordeeld dat hoe langer de periode van overschrijding is, des te ernstiger ook de overtreding is. Dit vertaalt zich in de hoogte van de op te leggen geldboete.

Ondernemers in de sector zijn soms van mening dat een kleine overschrijding van de termijn niet zo belangrijk is. Het Tuchtgerecht benadrukt dat het uitgangspunt van de regeling is, dat de eerste monstername gebeurt met 24 weken. Er is vervolgens in de regeling zelf voor de ondernemer een marge ingebouwd van 2 weken tijd voor en 2 weken tijd na dit ijkpunt van 24 weken om uitvoering te geven aan de monstername. Kortom: de ondernemer heeft hiervoor een maand de tijd. Vindt de monstername vervolgens daarvoor of daarna plaats, dan is de ondernemer, naar het oordeel van het Tuchtgerecht, in gebreke.

Volgens het berechtingsrapport is door betrokkene aangevoerd dat het tijdig bemonsteren fout ging doordat zijn gsm het diverse malen had begeven. Daarin waren de data van de salmonellaonderzoeken opgenomen. Het Tuchtgerecht oordeelt dat dit betrokkene niet van de verplichting ontslaat om tijdig met de overschoenen te gaan bemonsteren. Het verweer houdt geen stand.

Betrokkene heeft ook als verweer gevoerd bericht van Bioconsult te hebben ontvangen dat zij geen salmonellaonderzoeken meer uitvoerden en dat Bioconsult aangaf hem daarover een e-mail te hebben gezonden, hetgeen betrokkene echter bestrijdt. Nu betrokkene niet ter zitting is verschenen om een en ander met bewijzen te staven, kan het Tuchtgerecht met dit feit geen rekening houden.

Het Tuchtgerecht komt tot de slotsom dat in het geval van betrokkene is vast komen te staan dat het onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella eenmaal te laat heeft plaatsgevonden. Hiervoor wordt een tuchtrechtelijke maatregel opgelegd.

Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is rekening gehouden met het feit dat betrokkene een bedrijf van gemiddelde omvang heeft en met het feit dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd. Dit leidt ertoe dat het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk oplegt.

Gelet op het bovenstaande legt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, betrokkene – ingevolge artikel 23, tweede lid, van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 – de volgende tuchtrechtelijke maatregel op:

Beslissing:

Een geldboete van € 500 (zegge: vijfhonderd euro), waarvan € 125 (zegge: eenhonderd vijfentwintig euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Indien binnen deze periode door betrokkene niet aan de nader te noemen voorwaarde wordt voldaan, wordt – nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – het voorwaardelijke deel van de boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 of van enige andere verordening over hygiënevoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij zal worden overtreden.

Toepasselijke artikelen :

Naast de al vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door de heer mr. L.F.A. Husson, voorzitter, alsmede mevrouw mr. W.N. Everts en de heer mr. drs. H. Lommers, leden, in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.