ECLI:NL:TPETPVE:2013:14 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE1213
ECLI: | ECLI:NL:TPETPVE:2013:14 |
---|---|
Datum uitspraak: | 08-07-2013 |
Datum publicatie: | 26-07-2013 |
Zaaknummer(s): | TPPE1213 |
Onderwerp: | Dierengezondheid |
Beslissingen: | Geldboete |
Inhoudsindicatie: | 2x niet binnen de voorgeschreven termijnen zorg dragen voor een onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella van alle op het bedrijf aanwezige stalkoppels . Onderdeel van het “Plan van Aanpak” voor de pluimveesector is de monitoring van de salmonellastatus van het koppel gedurende de legperiode. Het is immers van het grootste belang om, als een salmonellabesmetting zich voordoet, deze zo spoedig mogelijk te constateren. Daarom is een schema afgesproken, vastgelegd in de regelgeving. In casu hebben in twee gevallen de onderzoeken naar de aanwezigheid van Salmonella te laat plaatsgehad; een keer twee dagen te laat en een keer zes weken te laat. Voor deze overtredingen wordt een geldboete opgelegd van € 400, waarvan € 100 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. |
Zaaknummer:
TPPE 12/2013
Betrokkene:
Maatschap [bedrijfsnaam]
[adres]
Datum:
26 juli 2013
Gang van zaken:
De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CBD) heeft opgemaakt onder nummer CBD HYG 1306, naar aanleiding van een inspectie door een controleur van het CBD op 24 januari 2013. Deze inspectie had betrekking op de onderneming die wordt uitgeoefend op het bedrijf aan [adres], dat op naam van Maatschap [bedrijfsnaam] i s geregistreerd onder [KIP-nummer PLV].
Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, zoals bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.
Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 8 juli 2013 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.
Betrokkene is behoorlijk en tijdig bij aangetekende brief opgeroepen, maar is niet op de zitting verschenen, zodat verstek is verleend.
Voorts zijn ter zitting verschenen de heer mr. R.B.R. Henke en de heer ir. J.N. Schouwenburg, beide namens het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE), en de heer H.G.M. Grolleman, namens het CBD.
Het Tuchtgerecht heeft op 8 juli 2013 uitspraak gedaan.
Verweten gedraging:
Het niet binnen de voorgeschreven termijnen er voor zorg dragen dat een onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella van alle op het bedrijf aanwezige stalkoppels plaatsvindt. Het eerste onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella dient plaats te vinden op een leeftijd van de leghennen van minimaal 22 weken en maximaal 26 weken en vervolgens ten minste één maal per 15 weken. Dit is op het pluimveebedrijf van betrokkene in totaal twee maal te laat uitgevoerd.
Verklaring van betrokkene:
In het berechtingsrapport is onder meer de volgende verklaring van betrokkene opgenomen, zakelijk weergegeven:
“Wij hadden in die periode niet voldoende overschoentjes op voorraad waardoor het onderzoek te laat is uitgevoerd. Wij zullen ervoor zorg dragen dat er in de toekomst binnen de voorgeschreven 15 weken monsters worden genomen (…).”
Bewijs en verwijtbaarheid:
Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder [KIP-nummer PLV], de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:
Het niet binnen de voorgeschreven termijnen zorgdragen voor een onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella van alle op het bedrijf aanwezige stalkoppels, twee maal gepleegd.
Dit levert op:
2x overtreding van art. 10, eerste lid en artikel 17, tweede lid van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 en artikel 4, eerste lid, van het Hygiënebesluit leghennenbedrijven (PPE) 2011.
Motivering van de tuchtrechtelijke maatregel:
Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer CBD HYG 1306.
Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende:
Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen, om de consument een betere bescherming te bieden tegen gezondheidsproblemen die mogelijk door deze besmettingen kunnen worden veroorzaakt. Er is nu een samenstel van maatregelen van kracht op grond van het bij of krachtens bepaalde in de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011. Om het met het Plan van Aanpak beoogde doel te bereiken, is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen.
Onderdeel hiervan is de monitoring van de salmonellastatus van het koppel gedurende de legperiode. Het is immers van het grootste belang om, als een salmonellabesmetting zich voordoet, deze zo spoedig mogelijk te constateren. Daarom is een schema afgesproken, vastgelegd in de regelgeving. Hoe meer van dat schema wordt afgeweken, hoe minder zicht er is op de salmonellastatus van de dieren. Tegen die achtergrond bezien heeft het Tuchtgerecht geoordeeld dat hoe langer de periode van overschrijding is, des te ernstiger ook de overtreding is. Dit vertaalt zich in de hoogte van de op te leggen geldboete.
Ondernemers in de sector zijn soms van mening dat een kleine overschrijding van de termijn niet zo belangrijk is. Het Tuchtgerecht benadrukt dat het uitgangspunt van de regeling is, dat de eerste monstername gebeurt met 24 weken. Er is vervolgens in de regeling zelf voor de ondernemer een marge ingebouwd van 2 weken tijd voor en 2 weken tijd na dit ijkpunt van 24 weken om uitvoering te geven aan de monstername. Kortom: de ondernemer heeft hiervoor een maand de tijd. Vindt de monstername vervolgens daarvoor of daarna plaats, dan is de ondernemer, naar het oordeel van het Tuchtgerecht, in gebreke.
Het Tuchtgerecht komt tot de slotsom dat in het geval van betrokkene is vast komen te staan dat in twee gevallen de onderzoeken naar de aanwezigheid van Salmonella te laat hebben plaatsgevonden; een keer twee dagen te laat en een keer zes weken te laat. Voor deze overtredingen wordt één tuchtrechtelijke maatregel opgelegd.
Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is tevens rekening gehouden met het feit dat betrokkene een bedrijf van kleine omvang heeft en met het feit dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd. Dit leidt ertoe dat het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk oplegt.
Gelet op het bovenstaande legt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, betrokkene – ingevolge artikel 23, tweede lid, van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 – de volgende tuchtrechtelijke maatregel op:
Beslissing:
Een geldboete van € 400 (zegge: vierhonderd euro), waarvan € 100 (zegge: eenhonderd euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Indien binnen deze periode door betrokkene niet aan de nader te noemen voorwaarde wordt voldaan, wordt – nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – het voorwaardelijke deel van de boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 of van enige andere verordening over hygiënevoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij zal worden overtreden.
Toepasselijke artikelen:
Naast de al vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.
Samenstelling van het Tuchtgerecht:
De uitspraak is gedaan door de heer mr. L.F.A. Husson, voorzitter, alsmede mevrouw mr. W.N. Everts en de heer mr. drs. H. Lommers, leden, in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.