ECLI:NL:TNORDHA:2013:7 Kamer voor het notariaat Den Haag 13-26

ECLI: ECLI:NL:TNORDHA:2013:7
Datum uitspraak: 11-12-2013
Datum publicatie: 12-12-2013
Zaaknummer(s): 13-26
Onderwerp: Overig
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de notaris dat hij niet voldaan heeft aan zijn verplichting tot het tijdig en volledig indienen van de jaarstukken 2012.

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Beslissing d.d. 11 december 2013 inzake de klacht onder nummer 13-26 van:

[klager],

hierna ook te noemen: klager,

tegen

[notaris],

notaris te [vestigingsplaats],

hierna ook te noemen: de notaris.

De procedure

De Kamer heeft kennisgenomen van:

· het klaagschrift d.d. 4 juni 2013, ingekomen op 5 juni 2013, met bijlage,

· antwoord van de notaris d.d. 16 juli 2013.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 oktober 2013. Daarbij waren aanwezig klager, vertegenwoordigd door de heer mr. [naam], en de notaris. Partijen hebben hun standpunten tijdens de mondelinge behandeling nader toegelicht. Van het verhandelde is proces­verbaal opgemaakt met daaraan in afschrift gehecht de op de zitting overgelegde pleitaantekeningen van klager.

De feiten
Op 27 februari 2013 heeft klager aan alle notarissen een circulaire verstuurd, waarin stond dat voor 1 mei 2013 de jaarstukken moesten worden ingediend. Bij aangetekende brief van 15 mei 2013 heeft klager de notaris herinnerd aan zijn verplichting ingevolge artikel 24 lid 4 van de Wet op het Notarisambt (Wna), om binnen vier maanden na afloop van het boekjaar, dat wil zeggen vóór 1 mei 2013, de verantwoordingsdocumenten over het boekjaar 2012 bij klager in te dienen. Blijkens het klaagschrift moest de notaris op 15 mei 2013 over 2012 nog indienen:

- privé-vermogensopstelling (V-staat),

- inkomensopstelling (I-staat).

De notaris was bij deze brief van klager een hersteltermijn gegeven tot uiterlijk 22 mei 2013. In het klaagschrift merkt klager op dat de notaris per 3 juni 2013 nog steeds de ontbrekende financiële gegevens niet bij klager had ingediend.

De klacht en het verweer van de notaris

Klager heeft tijdens de zitting aangevoerd dat de financiële jaarstukken van het kantoor over het jaar 2012 volledig en tijdig zijn ingediend. Ten tijde van de zitting, derhalve 5,5 maanden te laat, zijn door de notaris de privé-vermogensopstelling (V-staat) en de inkomensopstelling (I-staat) nog niet ingediend.

Ter zitting heeft klager gesteld dat de notaris bij verweerschrift van 16 juli 2013 alsnog toezegde voor deze indiening zorg te dragen. Echter tot op heden heeft de notaris die toezegging niet waargemaakt.

Klager verwijt de notaris dat hij niet voldaan heeft aan zijn verplichting tot het tijdig en volledig indienen van de jaarstukken 2012 op grond van artikel 24 lid 4 Wna en op de wijze als genoemd in artikel 2 van het Reglement verslagstaten 2010. Klager heeft belang bij indiening van volledige en actuele financiële gegevens voor het uitoefenen van het toezicht. Dergelijk handelen is tuchtrechtelijk laakbaar. Krachtens artikel 111b lid 1 Wna dient klager derhalve een klacht in.

De notaris heeft het volgende aangevoerd. De notaris erkent dat hij zijn privé-gegevens niet op tijd heeft ingediend. De aanmaningsbrief van klager is tijdens zijn vakantie verzonden en heeft de notaris daarom zeer laat bereikt. De notaris heeft ter zitting aangevoerd dat hij was vergeten om de stukken in te dienen. De notaris heeft dit telefonisch aan klager laten weten. Tot ergernis van de notaris volgde binnen enkele dagen de indiening van de klacht bij de Kamer bij brief van 4 juni 2013. De houding van de notaris is daardoor van coöperatief gewijzigd in recalcitrant. De notaris heeft in het verleden veel problemen ondervonden bij de overname en waarneming van de protocollen van de notarissen [X] en [Y]. Klager heeft toen niet of nauwelijks van zich laten horen. De notaris beseft dat gezien de wettelijke taak van klager het indienen van een klacht niet vermeden kon worden. Hij aanvaardt dan ook het oordeel van de Kamer hierover. De notaris zal alsnog zorgdragen voor indiening van de privégegevens.

De beoordeling van de klacht

Ter beoordeling van de Kamer staat of de notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 93 van de Wet op het notarisambt (Wna). Een notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt.

Op grond van artikel 24 lid 4 Wna moet een notaris zijn jaarstukken binnen vier maanden na afloop van het boekjaar, dus in dit geval vóór 1 mei 2013, op schrift gereed hebben. Op grond van artikel 24 Wna is de notaris verplicht de hierboven vermelde stukken over het jaar 2012 bij klager in te dienen. De notaris heeft niet aan genoemde verplichting voldaan. Evenmin heeft de notaris gevolg gegeven aan de rappelbrief van 15 mei 2013. Aldus heeft de notaris in strijd met zijn wettelijke verplichting gehandeld. Het had op de weg van de notaris gelegen om tijdig een verzoek tot uitstel in te dienen. Bovendien blijkt dat de notaris naderhand, op een telefoontje na, geen pogingen heeft ondernomen om zijn nalatigheden jegens klager te herstellen, ook niet nadat klager de klacht aan de Kamer had voorgelegd. Ten tijde van de zitting is gebleken dat de notaris de verantwoordingsdocumenten met betrekking tot zijn privévermogen, nu 9,5 maanden na afloop van het boekjaar, nog steeds niet heeft ingediend bij klager.

De Kamer is van oordeel dat, om welke reden dan ook, het niet tijdig indienen van de verantwoordingsdocumenten met betrekking tot zijn privévermogen over het boekjaar 2012 door de notaris, na daartoe nogmaals te zijn uitgenodigd bij brief van 15 mei 2013, laakbaar is en in strijd is met hetgeen een behoorlijk notaris betaamt. De klacht is gegrond en hierop past in beginsel een tuchtrechtelijke reactie.

De op te leggen maatregel

De Kamer zal thans geen maatregel aan de notaris opleggen. Zij overweegt hiertoe het volgende. De notaris kan worden verweten dat hij bewust een deel van de verplichte verantwoordingsdocumenten te laat indient bij klager, aangezien hij zijn onvrede wil uiten over de handelwijze van klager in het verleden. De notaris wacht zelfs de klachtenprocedure af, alvorens hij de verplichte stukken alsnog zal indienen.

Op 6 oktober 2010 nog heeft de Kamer uitspraak gedaan in een eerdere klacht van klager tegen de notaris wegens het te laat indienen van verantwoordingsdocumenten. De Kamer heeft toen het volgende beslist:

“(…)

De Kamer zal, alle omstandigheden in aanmerking genomen, echter thans geen maatregel aan de notaris opleggen, nu het de eerste keer is dat het [klager] een klacht als voormeld tegen de notaris heeft ingediend.

De Kamer wijst de notaris er evenwel op dat een tuchtmaatregel wel aan de orde kan komen indien de vastgestelde nalatigheden zich nogmaals voordoen.

(…)”.

De notaris was er derhalve van op de hoogte dat nogmaals te laat indienen van de stukken zou kunnen leiden tot het opleggen van een maatregel. De Kamer is van oordeel dat in onderhavig geval de handelwijze van de notaris niet zorgvuldig en correct is geweest, maar dat er verzachtende omstandigheden zijn. De notaris erkent allereerst dat hij niet juist heeft gehandeld. Hij was vergeten de stukken in te dienen en heeft meteen na zijn vakantie contact opgenomen met klager. Het feit dat klager vrijwel direct na dit telefoontje is overgegaan tot het indienen van een klacht, heeft de notaris doen besluiten om zijn hakken in het zand te zetten. Daarbij komt dat de notaris zich in andere gevallen waarbij klager betrokken is (met name de door de notaris genoemde overgenomen protocollen) coöperatief heeft opgesteld.

Ten overvloede merkt de Kamer nog op dat de notaris in het vervolg andere middelen moet gebruiken om zijn onvrede richting klager te uiten.

De beslissing

De Kamer voornoemd:

verklaart de klacht gegrond zonder oplegging van een maatregel.

Deze beslissing is gegeven door mrs. R.J. Paris, voorzitter, R.R. Roukema, L.G. Vollebregt, P.H.B. Gorsira en J.P. van Loon en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 11 december 2013.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam, binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief.