ECLI:NL:TNOKZUT:2013:YC0944 Kamer van toezicht Zutphen 10/2012
ECLI: | ECLI:NL:TNOKZUT:2013:YC0944 |
---|---|
Datum uitspraak: | 28-03-2013 |
Datum publicatie: | 10-04-2013 |
Zaaknummer(s): | 10/2012 |
Onderwerp: | Personen- en Familierecht |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klaagster verwijt de notaris dat hij in het geheel niet heeft gereageerd op haar vele schriftelijke dan wel telefonische verzoeken om informatie over de afwikkeling van de nalatenschappen van haar vader en haar stiefmoeder. Verder heeft hij tijdens een gesprek op 27 april 2010 toezeggingen gedaan die hij niet is nagekomen. Tijdens dit gesprek heeft hij op de vraag of haar vader bij hem zijn testament had laten opmaken, ten onrechte slechts geantwoord dat dit zou kunnen. De brieven van haar eigen notaris [notaris klaagster] heeft hij evenmin beantwoord. Voor zover de klacht betrekking heeft op de periode tot de brief van [notaris klaagster] van 2 mei 2012, is deze onvoldoende gespecificeerd, waardoor niet is komen vast te staan dat de notaris niet heeft gereageerd op verzoeken van klaagster om informatie. Dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond. Zoals door de notaris is erkend, zijn de brieven van [notaris klaagster], waarin is verzocht om klaagster te informeren over de nalatenschappen van haar vader en haar stiefmoeder, onbeantwoord gebleven. De Kamer acht het uiterst onbetamelijk dat de notaris brieven van een collega-notaris onbeantwoord laat. Voor de beoordeling van de verwijtbaarheid in de onderhavige klacht acht de Kamer de eerdere gegrondverklaringen van groot belang, aangezien hieruit blijkt dat de notaris onvoldoende lering heeft getrokken uit de eerder gegrond verklaarde klachten. De Kamer is daarom van oordeel dat een maatregel van schorsing in de uitoefening van zijn ambt voor de duur van twee weken passend en geboden is. |
KAMER VAN TOEZICHT
OVER DE NOTARISSEN EN DE KANDIDAAT-NOTARISSEN TE ZUTPHEN
Klachtnummer:
Beslissing inzake de klacht van:
[klaagster],
wonende te [woonplaats],
klaagster,
gemachtigde: [naam gemachtigde],
tegen
[notaris],
notaris te [plaats].
Partijen worden in deze beslissing mede aangeduid als klaagster en de notaris.
1 Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de klacht van 14 september 2012, gericht aan de Kamer van Toezicht te Arnhem en door de secretaris van de Kamer te Arnhem bij brief van 2 oktober 2012 doorgestuurd naar de Kamer van Toezicht te Zutphen;
- de brief van de secretaris van de Kamer van Toezicht van 11 oktober 2012 aan klaagster;
- de op 18 oktober 2012 ontvangen ongedateerde brief van klaagster met bijlagen;
- de brief van de secretaris van 18 oktober 2012 aan klaagster en het antwoord daarop van klaagster bij brief van 20 oktober 2012;
- de reactie van de notaris van 8 december 2012;
- het proces-verbaal van de openbare vergadering van de Kamer van 14 februari 2013.
2 Vaststaande feiten
2.1 De notaris is betrokken geweest bij de afwikkeling van de nalatenschap van de stiefmoeder van klaagster, [erflaatster] (hierna ook: erflaatster), die is overleden op 17 mei 2008. De moeder van klaagster was al in 1976 overleden en de vader van klaagster, was in 2005 overleden. Het testament van haar vader bevatte een ouderlijke boedelverdeling ten gunste van de stiefmoeder van klaagster. Het erfdeel uit de nalatenschap van de vooroverleden vader van klaagster was nog niet aan haar uitgekeerd.
2.2 Erflaatster had laatstelijk beschikt over haar nalatenschap bij testament van 4 mei 2008, verleden voor de notaris, welk testament een aanvulling was op haar testament van 13 november 2007, eveneens verleden voor de notaris.
2.3 Klaagster is één van de testamentaire erfgenamen. Eén van de kinderen van erflaatster, [executeur], is tot executeur benoemd. Voorts heeft erflaatster aan twee van haar kinderen het persoonlijk recht van gebruik en bewoning van haar woning te Epe gegeven totdat zij de leeftijd van 25 respectievelijk 27 jaar hebben bereikt.
2.4 Klaagster heeft een brief aan de notaris gezonden, waarin zij heeft gevraagd om beantwoording van een aantal vragen over de nalatenschap van haar stiefmoeder en om toezending van kopieën van alle brieven die hierover nog zouden worden verzonden. Hoewel de brief ongedateerd is, blijkt uit de inhoud daarvan dat deze op 11 oktober 2009 verzonden moet zijn.
2.5 In haar brief van 21 maart 2010 heeft klaagster aan de notaris weer een aantal vragen gesteld over de afwikkeling van de nalatenschap van haar stiefmoeder.
2.6 Bij brief van 22 april 2010 heeft klaagster aan de notaris een aantal vragen gesteld over de nalatenschap van haar vader.
2.7 Op 27 april 2010 heeft klaagster een gesprek gehad met de notaris op zijn kantoor.
2.8 Begin 2011 heeft klaagster ermee ingestemd dat de woning van erflaatster te koop werd aangeboden.
2.9 [notaris klaagster], notaris te [plaats], heeft namens klaagster bij brief van 24 april 2012 – bedoeld is 2 mei 2012 - de notaris verzocht om klaagster te informeren over de afwikkeling van de nalatenschappen van haar vader en haar stiefmoeder.
2.10 Bij brief van 19 juli 2012 heeft [notaris klaagster] de notaris verzocht om alsnog zijn brief van 2 mei 2012 te beantwoorden.
3 De klacht, de gronden waarop deze berust en het verweer
3.1 Klaagster verwijt de notaris dat hij in het geheel niet heeft gereageerd op haar vele schriftelijke dan wel telefonische verzoeken om informatie over de afwikkeling van de nalatenschappen van haar vader en haar stiefmoeder. Verder heeft hij tijdens een gesprek op 27 april 2010 toezeggingen gedaan die hij niet is nagekomen. Tijdens dit gesprek heeft hij op de vraag of haar vader bij hem zijn testament had laten opmaken, ten onrechte slechts geantwoord dat dit zou kunnen.
De brieven van haar eigen notaris [notaris klaagster] heeft hij evenmin beantwoord.
3.2 De verweren van de notaris komen in het navolgende, voor zover nodig, aan de orde.
4. De beoordeling van de klacht
4.1
Volgens artikel 98, eerste lid, van de Wet op het notarisambt (Wna) is de notaris
aan tuchtrecht onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij
enige bij of krachtens deze wet gegeven bepalingen of een op deze wet berustende verordening,
hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen
te wier behoeve hij optreedt en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk
notaris niet betaamt. De Kamer dient dus te onderzoeken of de hierboven weergegeven
handelwijze van de notaris vaststaat en in dat geval een verwijtbare handeling in
de zin van artikel 98 Wna oplevert.
4.2 Klaagster verwijt de notaris dat hij op de vraag of haar vader bij hem zijn testament heeft laten opmaken heeft geantwoord dat dit zou kunnen.
De Kamer is van oordeel dat deze reactie van de notaris op de vraag van klaagster
adequaat was, aangezien eerst in het Centraal Testamentenregister moet worden nagaan
of een testament van latere datum bestaat, voordat over een dergelijke vraag uitsluitsel
gegeven kan worden. De klacht is derhalve in zoverre ongegrond.
4.3 Voorts verwijt klaagster de notaris dat hij gedurende de gehele afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster klaagster onvoldoende heeft geïnformeerd, haar brieven niet heeft beantwoord, telefonisch niet bereikbaar was en toezeggingen niet is nagekomen.
Op 27 april 2010 heeft een gesprek met de notaris plaatsgevonden. De vragen in de brieven van klaagster van 11 oktober 2009, 21 maart 2010 en 22 april 2010 moeten worden geacht toen aan de orde te zijn gekomen. Ondanks dat de secretaris van de Kamer van Toezicht in haar brief van 11 oktober 2012 klaagster heeft verzocht om de op de zaak betrekking hebbende stukken - zoals de correspondentie met de notaris - toe te zenden, heeft klaagster geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij na het gesprek op 27 april 2010 bij de notaris opnieuw heeft aangedrongen op beantwoording van vragen, informatieverstrekking dan wel nakoming van tijdens het gesprek gedane toezeggingen
Begin januari 2011 is klaagster akkoord gegaan met het in de verkoop brengen van de woning. Het dossier bevat ook geen stukken waaruit blijkt dat zij bij die gelegenheid haar ongenoegen heeft geuit over het uitblijven van communicatie van de kant van de notaris.
Voor zover de klacht betrekking heeft op de periode tot de brief van [notaris klaagster]
van 2 mei 2012, is deze onvoldoende gespecificeerd, waardoor niet is komen vast te
staan dat de notaris niet heeft gereageerd op verzoeken van klaagster om informatie.
Dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.
4.4 Zoals door de notaris is erkend, zijn de brieven van [notaris klaagster], waarin is verzocht om klaagster te informeren over de nalatenschappen van haar vader en haar stiefmoeder, onbeantwoord gebleven.
De notaris heeft tijdens de mondelinge behandeling van de klacht aangevoerd dat een stagiaire beide brieven per abuis meteen in het betreffende dossier heeft gevoegd, waardoor de notaris geen kennis droeg van het bestaan ervan. Normaliter worden binnengekomen brieven samen met het betreffende dossier aan de notaris ter hand gesteld. Dat is niet gebeurd, waarschijnlijk omdat de notaris op dat moment afwezig was. Hij heeft hieraan toegevoegd dat dit de tweede keer ook het geval zal zijn geweest. Hij heeft de stagiaire op deze fout gewezen.
Wat hier ook verder van zij, feit is dat dit omstandigheden zijn die voor risico van de notaris komen. De Kamer acht het overigens onwaarschijnlijk dat de stagiaire twee keer dezelfde fout maakt en dat bovendien beide keren de notaris afwezig was. Bovendien had op enig - niet al te laat - moment moeten blijken dat zich in dit nog in behandeling zijnde dossier onbeantwoorde brieven bevonden.
De klacht over het onbeantwoord laten van de twee brieven van notaris [notaris klaagster]
is terecht voorgesteld.
4.5 Het is niet de eerste keer dat de tuchtrechter heeft moeten constateren dat de notaris de kantoororganisatie onvoldoende op orde heeft. De Kamer heeft in 2002 een klacht gegrond verklaard zonder oplegging van een maatregel omdat de notaris veel te laat had gereageerd op een brief en drie rappelbrieven van de advocaat van klager. In 2005 heeft de Kamer een klacht van het Bureau Financieel Toezicht (BFT) gegrond verklaard zonder oplegging van een maatregel omdat sprake was geweest van een negatieve bewaringspositie die was ontstaan doordat de notaris had nagelaten om zijn bewarings- en liquiditeitspositie afdoende te bewaken. De Kamer van Toezicht te Arnhem heeft in 2008 een klacht gegrond verklaard zonder oplegging van een maatregel vanwege onvoldoende communicatie met klager en diezelfde Kamer heeft ook in 2008 een klacht gegrond verklaard en de maatregel van berisping opgelegd, omdat de notaris ernstig tekort was geschoten in het geven van inlichtingen aan klagers.
Nog in 2011 heeft de Kamer van Toezicht te Zutphen een klacht van het BFT gegrond
verklaard zonder oplegging van een maatregel vanwege het te laat indienen van de jaarstukken.
De notaris had de rappelbrief van het BFT hierover onbeantwoord gelaten. Als reden
voor de te late indiening had de notaris een miscommunicatie met zijn accountant opgegeven.
De Kamer heeft de notaris tijdens de mondelinge behandeling van deze klacht gewezen
op zijn verantwoordelijkheid voor de gehele kantoororganisatie. De notaris heeft toen
toegezegd dat hij maatregelen zou treffen om herhaling te voorkomen. Ondanks dat hij
bij die gelegenheid beterschap had beloofd, is kennelijk zijn aandacht voor zijn verantwoordelijkheid
voor de organisatorische gang van zaken op zijn kantoor wederom verslapt.
4.6
De Kamer acht het uiterst onbetamelijk dat de notaris brieven van een collega-notaris
onbeantwoord laat. Voor de beoordeling van de verwijtbaarheid in de onderhavige klacht
acht de Kamer de eerdere gegrondverklaringen van groot belang, aangezien hieruit blijkt
dat de notaris onvoldoende lering heeft getrokken uit de eerder gegrond verklaarde
klachten. De Kamer is daarom van oordeel dat een maatregel van schorsing in de uitoefening
van zijn ambt voor de duur van twee weken passend en geboden is.
4.7
Hetgeen partijen verder naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds
behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing worden gelaten.
4.8
Nadat de beslissing onherroepelijk is geworden zal de Kamer voor het Notariaat in
het ressort Arnhem-Leeuwarden aan de notaris bij aangetekende brief de datum meedelen
waarop de maatregel van kracht wordt.
4.9 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.
5. De beslissing
De Kamer:
verklaart de klacht voor zover deze betrekking heeft op het onbeantwoord laten van de brieven van notaris [notaris klaagster] gegrond;
verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
legt aan de notaris de maatregel van schorsing in de uitoefening van zijn ambt voor de duur van twee weken op.
Aldus gegeven door mr. G. Vrieze, voorzitter, mr. M.C.J. Heessels, mr. V. Oostra,
mr. A.S. Hansma, leden en mr. G. Vermeulen, plaatsvervangend lid, zulks in tegenwoordigheid van mr. W.E. Markus-Burger als secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 28 maart 2013.
secretaris voorzitter
Binnen 30 dagen na de dag van verzending van de brief, waarbij deze beslissing wordt toegezonden, kan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam. Het beroepschrift dient binnen de termijn van 30 dagen door het Gerechtshof te zijn ontvangen. Het adres van het Gerechtshof luidt: Gerechtshof te Amsterdam t.a.v. kamer 17A, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.