ECLI:NL:TNOKSHE:2013:19 Kamer van toezicht 's-Hertogenbosch SHE/2013/66

ECLI: ECLI:NL:TNOKSHE:2013:19
Datum uitspraak: 16-12-2013
Datum publicatie: 18-12-2013
Zaaknummer(s): SHE/2013/66
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Beoordeling wilsbekwaamheid erflater. De notaris heeft voldoende zorgvuldigheid betracht, waarbij de kamer mede in aanmerking neemt dat erflater ten tijde van de gesprekken bij de notaris een goede “performance” had. Naar aanleiding van een (herhaald) verzoek van klaagster overweegt de kamer dat de communicatie van de notaris beter en informatiever had gekund. Wel betreurenswaardig, niet tuchtrechtelijk laakbaar. Klacht ongegrond.

Klachtnummer : SHE/2013/66

Datum uitspraak : 16 december 2013

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’s-HERTOGENBOSCH

De kamer voor het notariaat neemt de volgende beslissing naar aanleiding van de klacht van

mevrouw […] (verder: klaagster), wonende te [...],

tegen

notaris de heer mr. [x] (verder ook: de notaris), gevestigd te […],

advocaat mr. J.J.M. Cliteur te ’s‑Hertogenbosch.

1. De procedure

1.1. Klaagster heeft bij brief van 15 juli 2013 een klacht geformuleerd tegen de notaris. Deze klacht is op 22 juli 2013 binnengekomen bij de kamer voor het notariaat (verder: de kamer).

1.2. De notaris heeft op de klacht geantwoord. Klaagster heeft gerepliceerd, waarna de notaris heeft gedupliceerd.

1.3. De plaatsvervangend voorzitter van de kamer heeft de behandeling van de zaak verwezen naar de volle kamer.

1.4. De kamer heeft de klacht behandeld op 18 november 2013. Klaagster is ter zitting verschenen. Zij heeft haar klacht toegelicht. De notaris is eveneens ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Hij heeft het standpunt van de notaris toegelicht.

2. De feiten

2.1. Klaagster is een nicht van wijlen mevrouw […] (verder ook: tante). Tante is op 31 maart 2013 op 86-jarige leeftijd overleden. Tante was altijd alleenstaand geweest en had geen nakomelingen. Vanaf circa 2000 heeft klaagster tante ongeveer tien jaar lang geholpen met haar administratie, waaronder bank- en belastingzaken. Ook heeft klaagster haar bij herhaling beloofd dat zij ervoor zou zorgen dat tante overeenkomstig haar uitdrukkelijke wens zou worden bijgezet in het familiegraf op begraafplaats […] te […]. Tante had daar jarenlang voor gespaard.

2.2. In verband met haar verslechterende lichamelijke gezondheid heeft tante vanaf 2004 hulp gehad van een thuiszorginstelling. Omdat ook haar geestelijke toestand, die in het verleden altijd al een punt van zorg vormde, verslechterde, is zij na een val in 2010 enige tijd opgenomen geweest op de psychiatrische afdeling van een ziekenhuis in Eindhoven. Toen zich tekenen van dementie begonnen af te tekenen is in 2011 een verzoek tot bewind/mentorschap ingediend. De heer [...] is vervolgens in 2012 tot bewindvoerder en mentor over tante benoemd.

2.3. Op 12 april 2011 en 16 juni 2011 heeft tante op het kantoor van de notaris besprekingen gevoerd met mevrouw mr. [y]. Deze laatste was destijds als kandidaat-notaris verbonden aan dat kantoor. Naar aanleiding van beide gesprekken heeft mr. [y] op 21 juni 2011 een concepttestament aan tante toegezonden. Dit testament is op 25 juli 2011 gepasseerd ten overstaan van notaris [x].

2.4. Enkele dagen na het overlijden van tante vond klaagster in de administratie van tante een afschrift van dat testament, waarbij de Stichting Steunfonds Humanisme (verder: de stichting) tot enig erfgenaam werd benoemd. Klaagster verkeerde tot dat moment in de veronderstelling dat tante een testament had opgesteld waarbij zij tot executeur was benoemd en waarbij tante haar bezittingen en vermogen naliet aan klaagster en haar zuster.

2.5. Op 3 april 2013 heeft klaagster de notaris telefonisch op de hoogte gesteld van het overlijden van tante. Bij e-mailbericht van 4 april 2013 heeft zij de notaris bericht dat zij, gezien de inhoud van het testament en de wijze van totstandkoming daarvan, geen enkele bemoeienis meer wilde hebben met de zaken van tante. Bij e-mailbericht van 5 april 2013 heeft zij de notaris gevraagd waarom het testament enkel door hem was ondertekend. In antwoord daarop heeft de notaris bij e-mailbericht van dezelfde datum aan klaagster bericht dat de originele akte, die zich bij hem in de kluis bevindt, zowel door tante als door hem als notaris is ondertekend.

2.6. Bij brief van 7 april 2013 heeft klaagster op verzoek van de notaris een kopie van de akte van overlijden aan hem toegezonden en heeft zij haar bedenkingen geuit bij de totstandkoming van het testament. Zij heeft de notaris gevraagd of hij zich rekenschap had gegeven van de geestelijke toestand van tante ten tijde van het opstellen van het testament.

2.7. Bij brief van 17 april 2013 heeft de notaris de stichting op de hoogte gebracht van het overlijden van tante.

2.8. Bij e-mailbericht van 21 april 2013 heeft klaagster de notaris verzocht om een reactie op haar eerdere brief van 7 april 2013.

2.9. Op 29 april 2013 heeft de notaris een verklaring van executele afgegeven. Hij heeft de gegevens van klaagster aan de stichting ter beschikking gesteld omdat klaagster legataris is van de inboedelgoederen.

2.10. Op 17 mei 2013 heeft klaagster wederom een e-mail toegezonden aan de notaris, met nogmaals het verzoek om op haar eerdere bericht te reageren. De notaris heeft bij e-mailbericht van dezelfde datum gereageerd.

3. De klacht

3.1. Klaagster stelt dat de notaris een testament heeft opgemaakt en laten ondertekenen door iemand die daar geestelijk niet meer toe in staat was. Verder stelt klaagster dat de notaris, nadat zij hem van het overlijden van haar tante in kennis had gesteld, onbehoorlijk en onzorgvuldig heeft gehandeld door niet tijdig te reageren en haar niet juist te informeren.

3.2. Gezien de groeiende zorg over de geestelijke gesteldheid van tante heeft klaagster de notaris bij brief van 7 april 2013 gevraagd of hij zich wel voldoende had vergewist van de geestelijke situatie van tante. In aanvulling op de informatie die klaagster schriftelijk heeft verstrekt, heeft zij tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij rond 2010/2011 was benaderd door de GGZ omdat de situatie bij tante thuis (zij woonde zelfstandig) onhoudbaar dreigde te worden; de GGZ wilde dat tante naar een meer beschermde woonvorm zou verhuizen. Ook is aan klaagster gevraagd of zij bereid was om als bewindvoerder/mentor over tante benoemd te worden, maar gezien de afstand leek dat niet praktisch en is voor een andere bewindvoerder/mentor

gekozen. Tante belde regelmatig met klaagster. Zij was bang dat zij werd afgeluisterd en zij was vaak angstig en verward. Klaagster heeft ter zitting wel verklaard dat het voor derden moeilijk zal zijn geweest om zich een juist beeld te vormen van de daadwerkelijke geestesgesteldheid van tante; zij sprak keurig en kleedde zich keurig.

3.3. De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd. De inhoud van dit verweer zal hierna, voor zover relevant, worden besproken.

4. De beoordeling

4.1. Op grond van artikel 93, eerste lid, van de Wet op het notarisambt zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. De kamer dient de handelwijze van de notaris te toetsen aan de in dit artikel omschreven tuchtnorm. Beide onderdelen van de klacht zullen afzonderlijk worden behandeld.

Beoordeling wilsbekwaamheid

4.2. Vooropgesteld wordt dat op een notaris een zwaarwegende zorgplicht rust om na te gaan of is voldaan aan de voorwaarden die moeten worden vervuld voor het intreden van de rechtsgevolgen die zijn beoogd met de in een akte opgenomen rechtshandeling. In dat kader moet de notaris onder meer nagaan of de betrokkene in staat is zich een rechtens relevante wil te vormen in de zin van het bepaalde bij artikel 3:33 van het Burgerlijk Wetboek.

4.3. Voor de beoordeling van de klacht is het van belang of al dan niet moet worden aangenomen dat bij tante sprake was van een stoornis die haar beperkte in haar wilsvorming, zodanig dat de indruk die de notaris van haar kreeg hem had behoren te weerhouden van het passeren van het testament. Het is vaste jurisprudentie dat de notaris, uitsluitend indien bijzondere omstandigheden daartoe duidelijk aanleiding geven, gehouden is een onderzoek in te stellen naar de geestestoestand van zijn cliënt.

4.4. Beoordeeld dient te worden of dergelijke bijzondere omstandigheden aanwezig waren ten tijde van de gesprekken die tante op het notariskantoor heeft gevoerd. Op basis van de informatie die de notaris schriftelijk en mondeling heeft verstrekt, gaat de kamer er vanuit dat de gang van zaken voorafgaand aan het passeren van het testament als volgt is geweest. Tante heeft zelf contact opgenomen met het notariskantoor om een afspraak te maken voor een gesprek over een testament. Op 12 april 2011 heeft zij een oriënterend gesprek gevoerd met de hiervoor genoemde kandidaat-notaris, die is gespecialiseerd in personen- en familierecht. Volgens de notaris nam mr. [y] altijd ruim de tijd om haar cliënten te spreken. Tijdens dat gesprek heeft de kandidaat-notaris aan tante informatie verstrekt over instanties, die zij als begunstigde zou kunnen aanwijzen. Op 16 juni 2011 is er een volgende bespreking geweest tussen tante en de kandidaat-notaris, waarbij tante te kennen heeft gegeven dat zij haar inboedel wilde nalaten aan haar nichtjes en dat zij verder de stichting als erfgenaam wilde aanwijzen. Zoals gemeld heeft de kandidaat-notaris vervolgens een concepttestament opgesteld, dat zij op 21 juni 2011 aan tante heeft toegezonden.

4.5. Daarop heeft tante het initiatief genomen om een afspraak te maken voor het passeren van het testament op 25 juli 2011. Voorafgaand aan die bespreking heeft de kandidaat-notaris haar bevindingen naar aanleiding van haar eerdere gesprekken met tante met de notaris besproken, waarna mr. [y] het testament op 25 juli 2011 met tante heeft doorgesproken. Omdat mr. [y] als kandidaat-notaris niet bevoegd was om het testament te passeren, heeft zij notaris [x] gevraagd de akte te verlijden. Vervolgens heeft de notaris met tante gesproken, niet alleen over het testament, maar, zoals volgens de notaris gebruikelijk, ook over andere (actuele) zaken om te kunnen beoordelen of zij helder genoeg was om het testament te kunnen passeren. Daarna is de akte gepasseerd. De notaris stelt dat tante noch bij de kandidaat-notaris, noch bij hem op enig moment de indruk heeft gewekt dat zij niet in staat was om haar wil te bepalen.

4.6. Gelet op de toelichting van de notaris gaat de kamer er vanuit dat op eigen initiatief van tante meerdere gesprekken hebben plaatsgevonden; tijdens het laatste gesprek heeft tante zowel met de kandidaat-notaris als met de notaris gesproken. Tussen de diverse gesprekken zat telkens een periode van enkele weken, zodat er geen sprake was van tijdsdruk.

4.7. De gevorderde leeftijd van een erflater kan weliswaar als een bijzondere omstandigheid worden aangemerkt zoals hiervoor omschreven, maar naar het oordeel van de kamer vormde de leeftijd van tante, die ten tijde van de gesprekken ongeveer 84 jaar oud was, niet een zodanige omstandigheid dat deze de notaris, zonder andere indicaties die vragen opriepen over haar wilsbekwaamheid, aanleiding had moeten geven voor nader onderzoek naar haar geestestoestand. Daarbij neemt de kamer mede in aanmerking dat tante in 2011 een goede “performance” had, zoals klaagster zelf tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard. Dat het bij klaagster vragen heeft opgeroepen dat in het testament niets is opgenomen over de uitdrukkelijke wens van tante om te worden bijgezet in het familiegraf, maakt dit niet anders. Niet is immers gesteld of gebleken dat de notaris op de hoogte was van deze wens, zodat het niet specifiek opnemen van deze wens in het testament bij hem ook geen aanleiding hoefde te vormen om op dat punt verder door te vragen. Volgens klaagster is sedert 2012 sprake van bewind en mentoraat. Op zich hoeft dit niet te leiden tot onbekwaamheid om een testament op te maken en doet een latere onbekwaamheid ook niet aan de geldigheid van een eerder testament af.

4.8. Gelet op het vorenstaande is de kamer van oordeel dat de notaris medio 2011 voldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij het vaststellen van de wilsbekwaamheid van tante. Daarom is de kamer van oordeel dat dit onderdeel van de klacht ongegrond is.

Handelwijze na het overlijden

4.9. Gelet op de zorgen die, kennelijk niet enkel bij klaagster, bestonden over de geestesgesteldheid van tante, is het goed te begrijpen dat klaagster zich heeft afgevraagd of de notaris zich daarvan rekenschap heeft gegeven/kunnen geven, zoals zij heeft verwoord in haar brief van 7 april 2013. Dat zij op die vraag, ondanks herhaald verzoek, in de eerste weken na het overlijden geen reactie mocht ontvangen, heeft er wellicht mede toe bijgedragen dat de vragen die bij klaagster waren gerezen over de wijze van totstandkoming van de, voor haar onverwachte, inhoud van het testament, hebben geleid tot wantrouwen ten opzichte van de notaris. Ook het feit dat zij van de stichting vernam dat de notaris, die zij al op 3 april 2013 op de hoogte had gesteld van het overlijden, de stichting daarover pas op 17 april 2013 heeft geïnformeerd, zal bij haar vragen hebben opgeroepen.

4.10. De kamer vindt het dan ook betreurenswaardig dat het, ondanks herhaalde verzoeken om een reactie, een aantal weken heeft geduurd voordat de notaris heeft gereageerd op d e brief van klaagster. Naar aanleiding van haar concrete vraag heeft hij volstaan met de mededeling:

Uw tante was prima in staat een testament op te stellen en te ondertekenen, anders was het testament ook niet getekend.”

4.11. Hoewel de kamer met klaagster van oordeel is dat de communicatie van de notaris beter en informatiever had gekund, acht de kamer de handelwijze van de notaris niet tuchtrechtelijk laakbaar. Daarom wordt ook dit onderdeel van de klacht ongegrond verklaard. Dit leidt tot de volgende beslissing.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat:

verklaart de bedenkingen ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. W.M. Weerkamp, plaatsvervangend voorzitter, mr. H.G. Robers, rechterlijk lid, mr. J.L.G.M. Mertens, notarislid, mr. L.J.M. Teunissen, notarislid, en mr. G.A.M. van Lith, plaatsvervangend belastinglid, en uitgesproken ter openbare zitting van 16 december 2013 in aanwezigheid van de secretaris.

Hoger beroep tegen vorenstaande beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig

dagen na dagtekening van het aangetekend schrijven waarbij van deze beslissing is kennis gegeven - bij het gerechtshof te Amsterdam, postadres: postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.