ECLI:NL:TNOKSGR:2013:8 Kamer van toezicht 's-Gravenhage 12-33

ECLI: ECLI:NL:TNOKSGR:2013:8
Datum uitspraak: 17-07-2013
Datum publicatie: 09-09-2013
Zaaknummer(s): 12-33
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen:
  • Klacht niet-ontvankelijk
  • Klacht ongegrond
  • Klacht gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: De klacht valt uiteen in de volgende onderdelen: 1. klagers stellen dat de notaris en de kandidaat-notaris valsheid in geschrifte hebben gepleegd. In het testament was notaris [oud-notaris] of diens rechtsopvolger benoemd tot executeur. Dit leidt tot de conclusie dat de notaris de benoemde executeur zou moeten zijn, als opvolger van [oud-notaris]. [oud-notaris] heeft nooit aanvaard, waardoor de kandidaat-notaris ook geen executeurbevoegdheid kan ontlenen aan een theoretische indeplaatsstelling door [oud-notaris] op grond van 4:142 lid 1 Burgerlijk Wetboek. De herhaalde stelling, vastgelegd in de verklaring van executele van 18 maart 2004, dat de kandidaat-notaris benoemd is tot executeur, is valsheid in geschrifte. Waarom heeft de notaris een akte houdende verklaring van executele opgemaakt en afgegeven, waarbij hij zelf belanghebbende was? Is dit niet in strijd met artikel 19 Wet op het notarisambt (hierna te noemen: Wna)? 2. klagers hebben nooit een afschrift van de akte van executele ontvangen; 3. in artikel 8 van de Verordening Beroeps-en Gedragsregels van de KNB is bepaald dat een notaris die in een nalatenschap optreedt als executeur niet zonder instemming van de erfgenamen kan optreden als boedelnotaris. Klaagster 1 heeft, voor zover bekend, in ieder geval niet ingestemd; 4. er is niet geadviseerd over de aanvaarding van de nalatenschap; 5. het onjuist uitoefenen van de opgedragen taak van executeur en het verstrekken van misleidende informatie aan de deelgenoten over de persoon van de executeur; 6. de notaris wordt financieel wanbeheer van de boedelgelden verweten (onjuiste valuteringen, te late betaling successierecht, betaling van voorschot aan [firma], betalingen terzake van het huis in [vestigingsplaats],waarvan een beduidend deel ten laste van de erven [D] moet komen, beleggingsrendement onthouden aan de boedel door “te vroeg” uitkeren van het legaat, het bepalen van een voorschotuitkering op 40%, het niet veiligstellen van de saldi op alle rekeningen, niet tijdig verzilveren van de effecten, drie bankrekeningen werden pas na vijf jaar opgeheven en bijgeschreven op de boedelkaart, het verrekenen van de niet gespecificeerde boedeldeclaratie van ruim € 20.000,- zonder afstemming met de rechthebbenden); 7. te hoge declaratie (140 uur werk); 8. de communicatie was abominabel (na 26 september 2007 lijkt er geen correspondentie meer te zijn geweest tussen de notaris en de erfgenamen); 9. bij de verkoop van het voormalige woonhuis van erflaatster heeft de notaris geen overleg gepleegd met de erfgenamen, laat staan met de sinds de dag van de crematie bij hem bekende klaagsters 3 en 4; 10. ten onrechte is door de notaris gesteld dat de heer [E] een bod heeft gedaan van € 114.000,- voor de onverdeelde helft van de woning in Spanje; 11. er is geen enkele vordering gemaakt door de notaris ter zake van de bankrekening in Spanje en de opening van het kluisloket aldaar; 12. de notaris heeft geen enkele actie ondernomen om de Spaanse] successieaangifte te kunnen doen; 13. de notaris heeft niet onderzocht of er een Spaans testament was.

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Beslissing d.d. 17 juli 2013 inzake de klacht onder nummer 12-33 van:

[klaagster 1],

wonende te [woonplaats},

hierna ook te noemen: klaagster 1,

en

[klager 2],

wonende te [woonplaats],

hierna ook te noemen: klager 2,

en

[klaagster 3],

wonende te [woonplaats],

hierna ook te noemen: klaagster 3,

en

[klaagster 4],

wonende te [woonplaats],

hierna ook te noemen: klaagster 4,

en

[klaagster 5],

wonende te [woonplaats],

hierna ook te noemen: klaagster 5,

hierna tezamen te noemen: klagers,

tegen

mr. [de notaris],

notaris te [vestigingsplaats],

hierna ook te noemen: de notaris,

en

mr. [de kandidaat-notaris],

kandidaat-notaris te [vestigingsplaats],

hierna te noemen: de kandidaat-notaris.

De procedure

De Kamer heeft kennisgenomen van:

· de klacht, met bijlagen, ingekomen op 5 december 2012,

· aanvullend klaagschrift, met bijlagen, ingekomen op 27 december 2012,

· het antwoord van de notaris en de kandidaat-notaris, met bijlagen,

· aanvullende brief klagers, met bijlagen,

· brieven van de Kamer aan notaris en kandidaat-notaris d.d. 14 februari en 21 februari 2013,

· reactie notaris en kandidaat-notaris aan de Kamer d.d. 8 maart 2013.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 juni 2013. Daarbij waren aanwezig klaagster 1 en klaagster 3 vertegenwoordigd door mr. [hierna te noemen: gemachtigde] en de notaris en de kandidaat-notaris bijgestaan door hun advocaten mr. N.F. Barthel en mr. H.A.D. van Uffelen-van der Burg. Van het verhandelde is proces­verbaal opgemaakt met daaraan in afschrift gehecht de op de zitting overgelegde pleitaantekeningen van klagers.

De feiten

Op 11 juli 2002 heeft mevrouw X (hierna te noemen: erflaatster) een testament gemaakt, verleden voor een plaatsvervanger van mr. Y (hierna te noemen: oud-notaris), destijds notaris te [vestigingsplaats].

Op 14 juni 2003 is [oud-notaris] gedefungeerd en is met ingang van 15 juni 2003 opgevolgd door de notaris.

Op 20 februari 2004 is erflaatster overleden. In het testament is, voor zover van belang, het volgende bepaald:

“(…)

A. Ik herroep (…)

B. Ik legateer (…)

C. Onder de last van gemeld legaat benoem ik tot enige erfgenamen mijner nalatenschap: mijn erfgenamen krachtens

de wet.

D. Ik benoem tot uitvoerder van mijn uiterste wilsbeschikkingen, beredderaar van mijn boedel en verzorger van mijn uitvaart en crematie:

Notaris Mr [oud-notaris] of diens rechtsopvolger.

Ik ken hem daarbij toe alle rechten welke de wet mij toestaat hem te verlenen, speciaal het recht tot inbezitneming van alle goederen welke ik zal nalaten, het recht om successierechten en schulden te voldoen alsook om goederen van mijn nalatenschap te verkopen, wanneer dit ter betaling van successierechten of schulden nodig mocht zijn.

De executele met alle vermelde rechten zal voortduren totdat mijn nalatenschap geheel zal zijn afgewikkeld.

(…)

E. (…)”.

Op grond van de regels van het wettelijke erfrecht heeft erflaatster als erfgenamen achtergelaten de kinderen van haar broer, voor de helft van haar nalatenschap, te weten klaagster 3, klaagster 4, klaagster 5 en [A], ieder voor 1/8e deel. Voor de andere helft heeft erflaatster de kinderen van haar zuster achtergelaten, te weten de overleden echtgenoot van klaagster 1, wiens nalatenschap door haar is verkregen, en [B] (na overlijden opgevolgd door klager 2), ieder voor 1/4e gedeelte.

Op 18 maart 2004 heeft de notaris een verklaring van executele afgegeven, waarin het volgende, voor zover van belang, staat vermeld:

(…)

Erflaatster heeft blijkens de thans aan ondergetekende notaris in Nederland ter beschikking staande gegevens, waaronder voornamelijk die van het Nederlandse Centraal Testamentenregister bij effect-sorterend testament op elf juli tweeduizend twee verleden voor een plaatsvervanger van Mr [oud-notaris], destijds notaris gevestigd te [vestigingsplaats]. tot uitvoerder van haar uiterste wilsbeschikkingen, beredderaar van haar boedel en verzorger van haar uitvaart en crematie:

[kandidaat-notaris] (…)“.

Tot de nalatenschap behoorde een woning die middels een akte van levering, op 14 juni 2004 gepasseerd door de notaris, is overgedragen aan een nieuwe eigenaar.

Uit een brief van 17 augustus 2004 van de heer [C] (notarisklerk in dienst van de notaris) aan de erfgenamen blijkt het volgende: “Mevrouw[erflaatster] heeft ons kantoor benoemd tot executeur van haar nalatenschap derhalve zal de afwikkeling van haar nalatenschap via ons kantoor verlopen. Mijn kantoor zal de volgende werkzaamheden verrichten:

- het opstellen van een verklaring van executele;

- het verzorgen van de aangifte voor het recht van successie;

- het verzorgen van de verdere afwikkeling van de nalatenschap waaronder begrepen:

- het inventariseren van de samenstelling en omvang van de nalatenschap per overlijdensdatum;

- het voeren van de administratie en het beheer van de nalatenschap;

- het inventariseren van de mutaties vanaf overlijdensdatum;

- het opstellen van de rekening en verantwoording;

- het begeleiden van de afspraken over de verdeling van de nalatenschap;

- het zorgdragen voor de financiële afwikkeling;

- het passeren van de notariële akte van verdeling/vaststelling van de erfdelen”.

Verder behoort tot de nalatenschap onder andere een vakantiewoning te D (vestigingsplaats), waar erflaatster voor de helft eigenaar van was. De andere helft was in eigendom van mevrouw [E]. De erfgenamen verschillen van mening over de verdeling van deze vakantiewoning, waardoor de nalatenschap tot op heden nog niet geheel is afgewikkeld.

De klacht

Wat betreft de ontvankelijkheid stellen klagers dat de klacht zich richt op het doen en nalaten binnen een periode van drie jaar voor 30 november 2012 (dagtekening klaagschrift), maar ook op het doen en nalaten uit de periode daarvoor, waarvan niet alle klagers kennis hebben genomen. Klaagster 1 en klager 2 waren geheel onbekend met het verweten handelen en/of nalaten van de notaris en de kandidaat-notaris. Klaagster 1 en klager 2 zijn sinds december 2012 op de hoogte van het verweten handelen en/of nalaten. Klaagsters 3, 4 en 5 waren slechts door contacten met de koper van het huis van erflaatster ermee bekend dat het beheer van de bancaire zaken van de boedel niet de aandacht kreeg die nodig was. Vele brieven zijn daarover door klaagster 3 aan de notaris gezonden, in ieder geval sinds 30 juni 2006. Verder waren zij sinds medio december 2006 bekend met het handelen van de notaris aangaande het opstellen van de boedeldeclaratie.

De klacht valt uiteen in de volgende onderdelen:

1. klagers stellen dat de notaris en de kandidaat-notaris valsheid in geschrifte hebben gepleegd. In het testament was notaris [oud-notaris] of diens rechtsopvolger benoemd tot executeur. Dit leidt tot de conclusie dat de notaris de benoemde executeur zou moeten zijn, als opvolger van [oud-notaris]. [oud-notaris] heeft nooit aanvaard, waardoor de kandidaat-notaris ook geen executeurbevoegdheid kan ontlenen aan een theoretische indeplaatsstelling door [oud-notaris] op grond van 4:142 lid 1 Burgerlijk Wetboek. De herhaalde stelling, vastgelegd in de verklaring van executele van 18 maart 2004, dat de kandidaat-notaris benoemd is tot executeur, is valsheid in geschrifte.

Waarom heeft de notaris een akte houdende verklaring van executele opgemaakt en afgegeven, waarbij

hij zelf belanghebbende was? Is dit niet in strijd met artikel 19 Wet op het notarisambt (hierna te noemen: Wna)?

2. klagers hebben nooit een afschrift van de akte van executele ontvangen;

3. in artikel 8 van de Verordening Beroeps-en Gedragsregels van de KNB is bepaald dat een notaris die in een nalatenschap optreedt als executeur niet zonder instemming van de erfgenamen kan optreden als boedelnotaris. Klaagster 1 heeft, voor zover bekend, in ieder geval niet ingestemd;

4. er is niet geadviseerd over de aanvaarding van de nalatenschap;

5. het onjuist uitoefenen van de opgedragen taak van executeur en het verstrekken van misleidende informatie aan de deelgenoten over de persoon van de executeur;

6. de notaris wordt financieel wanbeheer van de boedelgelden verweten (onjuiste valuteringen, te late betaling successierecht, betaling van voorschot aan [firma], betalingen terzake van het huis in [vestigingsplaats],waarvan een beduidend deel ten laste van de erven [D] moet komen, beleggingsrendement onthouden aan de boedel door “te vroeg” uitkeren van het legaat, het bepalen van een voorschotuitkering op 40%, het niet veiligstellen van de saldi op alle rekeningen, niet tijdig verzilveren van de effecten, drie bankrekeningen werden pas na vijf jaar opgeheven en bijgeschreven op de boedelkaart, het verrekenen van de niet gespecificeerde boedeldeclaratie van ruim € 20.000,- zonder afstemming met de rechthebbenden);

7. te hoge declaratie (140 uur werk);

8. de communicatie was abominabel (na 26 september 2007 lijkt er geen correspondentie meer te zijn geweest tussen de notaris en de erfgenamen);

9. bij de verkoop van het voormalige woonhuis van erflaatster heeft de notaris geen overleg gepleegd met de erfgenamen, laat staan met de sinds de dag van de crematie bij hem bekende klaagsters 3 en 4;

10. ten onrechte is door de notaris gesteld dat de heer [E] een bod heeft gedaan van € 114.000,- voor de onverdeelde helft van de woning in [vestigingsplaats];

11. er is geen enkele vordering gemaakt door de notaris ter zake van de bankrekening in [vestigingsplaats] en de opening van het kluisloket aldaar;

12. de notaris heeft geen enkele actie ondernomen om de [vestigingsplaats] successieaangifte te kunnen doen;

13. de notaris heeft niet onderzocht of er een [vestigingsplaats] testament was.

Het verweer van de notaris en de kandidaat-notaris

De notaris en de kandidaat-notaris beroepen zich allereerst op de vervaltermijn van drie jaar. Erflaatster is op 20 februari 2004 overleden en de boedel in Nederland was eind 2006 feitelijk afgewikkeld, voorzover het afgewikkeld kon worden. De notaris en de kandidaat-notaris stellen dat indien klagers een klacht hadden willen indienen over de handelwijze van de notaris en de kandidaat-notaris tot eind 2006, zij tot eind 2009 de tijd hadden om daarover een klacht in te dienen.

De notaris betreurt dat klagers niet eerst hebben geprobeerd om tot een minnelijke regeling te komen. De notaris verzoekt de voorzitter derhalve om klagers te veroordelen in de proceskosten.

Puntsgewijs is het volgende aangevoerd:

- de notaris en de kandidaat-notaris betwisten dat zij valsheid in geschrifte hebben gepleegd als genoemd in klachtonderdeel 1. Die zware aantijging wordt in de klacht niet verder onderbouwd en uitgewerkt. In haar testament heeft erflaatster bewust haar vertrouwenspersoon [oud-notaris] benoemd tot executeur. Het testament is gepasseerd onder het oude erfrecht met de gebruikelijke bewoordingen “met het recht tot inbezitneming”. Onder het nieuwe recht wordt daarmee gelijkgesteld de “driesterrenexecuteur” oftewel de beheersexecuteur. Het testament is gepasseerd vlak voor de invoering van het nieuwe erfrecht en daarop werd in de praktijk geanticipeerd. De notaris en de kandidaat-notaris en ook [oud-notaris] zijn van mening dat erflaatster de breedste bevoegdheden aan de executeur wenste toe te kennen.

[oud-notaris] was ten tijde van het overlijden nog een dag per week werkzaam op het kantoor als kandidaat-notaris. [oud-notaris] had de benoeming tot executeur aanvaard. Ter zitting is aangevoerd dat is geïnterpreteerd dat de executele door het kantoor waar [oud-notaris] werkzaam was, kon worden verricht. Gezien de noodzaak tot het nemen van actie (het stoffelijk overschot lag in de woning in [vestigingsplaats] en er was geen naaste familie bekend en de begrafenis moest geregeld worden), heeft de betrokken medewerker de kandidaat-notaris als executeur opgenomen in de verklaring van executele. Zij was de oudste kandidaat-notaris na [oud-notaris]. Het verwijt van klagers dat het een bewuste actie is geweest om de verklaring van executele zelf op te stellen, met als drijfveer “eigen gewin”, is pertinent onjuist en getuigt van vooringenomenheid. De notaris heeft geconcludeerd dat hij de verklaring van executele zelf kon passeren, omdat de benoeming tot executeur niet hemzelf maar zijn oudste kandidaat-notaris betrof, hetgeen onder het oude erfrecht gebruikelijk was. Achteraf gezien had de akte ook door een collega notaris gepasseerd kunnen worden. De belangrijkste taak van de executeur is om de schulden van de nalatenschap te voldoen. De verkoop van de woning was noodzakelijk vanwege een vrij groot legaat vrij van rechten en kosten aan een derde verkrijger en het voldoen van de successierechten;

- de notaris heeft erkend dat de communicatie wellicht beter had gekund. Dit geldt overigens ook aan de zijde van klagers. De notaris heeft aangevoerd dat dit dossier een groot aantal erfgenamen kent, die het ook nog onderling oneens zijn, zodat de afwikkeling van de boedel daardoor extra bemoeilijkt wordt. Het verwijt dat ontoereikend is gecommuniceerd met de deelgenoten wordt ook niet nader onderbouwd door klagers. Gesteld is dat er ontoereikend is gecommuniceerd. Niet is gesteld wat de geldende norm voor communicatie is in een dergelijke nalatenschap en of aan die norm is voldaan. In de periode 2007-2012 is de frequentie van communicatie gedaald. Aangezien er weinig ontwikkelingen waren was het niet zinvol om onnodig kosten te maken. In 2009 is er nog gecommuniceerd over de fiscale nummers die nodig zijn voor een overdracht. Een reactie hierop is echter nooit ontvangen. De notaris heeft aangevoerd dat de wijze van communiceren niet nadelig is geweest voor de boedel. De termijnen waarop reacties hebben plaatsgevonden hadden mogelijk korter gekund;

- wat betreft het verwijt dat de notaris de Verordening zou hebben overtreden wordt het volgende aangevoerd. Klagers verwijzen naar artikelen, maar onderbouwen niet welke specifieke norm zou zijn overtreden en welk belang is geschaad. Klagers blijven steken in algemeenheden;

- wat betreft het verwijt dat er onvoldoende zorg is betracht bij het beheren van de boedelgelden heeft de notaris aangevoerd dat dit verwijt niet nader is onderbouwd in die zin dat geen norm is geformuleerd waaraan voldaan dient te worden;

- wat betreft het verwijt dat de taak van executeur onjuist is uitgeoefend en dat er misleidende informatie is verstrekt heeft de notaris aangevoerd dat dit zware aantijgingen betreft die zware motivering behoeven, die echter ontbreekt;

- de klachtprocedure wordt volgens de notaris gebruikt ten dienste van een ander doel dan waarvoor de klachtprocedure bedoeld is;

- de notaris heeft aangevoerd dat de erfgenamen voorgelicht zijn bij informatiebrief over de keuzemogelijkheden die zij hebben bij het openvallen van een nalatenschap;

- het grootste pijnpunt in de nalatenschap is de verkoop van het huis in [vestigingsplaats]. Op 22 augustus 2006 heeft de notaris in een brief de erfgenamen gewezen op het aanbod van [E] om de onverdeelde helft van de erven van erflaatster over te nemen.

Omdat de financiële noodzaak niet bestond, was de executeur/vereffenaar niet gerechtigd de vakantiewoning zonder handtekeningen van de erfgenamen te verkopen. Het feit dat de woning dus niet in 2006 is verkocht, is te wijten aan het eigen handelen van de erfgenamen alsmede de economische conjunctuur;

- de notaris is niet bekend met een [buitenlands] testament. Erflaatster heeft in 2002 alle bestaande testamenten herroepen en er was geen enkele aanwijzing dat er nader onderzoek nodig was;

- voor de vakantiewoning in [vestgingsplaats] zijn kosten betaald. Omdat er sprake is van een onverdeelde gemeenschap zullen die kosten in beginsel voor rekening komen van de boedels van erflaatster en van {D]. Het meest praktisch is om dit over en weer te verrekenen;

- klagers stellen dat er beleggingsrendement is onthouden, doordat het legaat is uitgekeerd voordat het wettelijk opeisbaar was. De notaris heeft aangevoerd dat indien een vordering niet opeisbaar is, dat niet uitsluit dat de debiteur de bevoegdheid toekomt om aan een bestaande obligatoire verplichting te voldoen. Verder worden rentevergoedingen in de rekening en verantwoording opgenomen. Tussentijds is daar geen noodzaak voor;

- wat betreft het boedelsaldo het volgende. Van de gemaakte kosten zijn er facturen die geboekt zijn. Zoals uit het overzicht blijkt is er over een aanzienlijk aantal jaren niet meer gedeclareerd.

De beoordeling van de klacht

Beoordeling ontvankelijkheid

De Kamer gaat in de eerste plaats in op de ontvankelijkheid van klagers in hun klacht.

Hiervoor is artikel 99 lid 15 Wna van belang. Dit artikel bepaalt dat een klacht slechts kan worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven heeft kennisgenomen. Het motief van de wetgever voor het opnemen van deze termijn is in de wetsgeschiedenis [Tweede Kamer II, 1996-1997, 23 706, nr. 12] als volgt verwoord:

“[...] De reden daarvoor is met name gelegen in het feit dat na verloop van een bepaalde termijn ervan uit moet kunnen worden gegaan dat de betrokkene geen reden ziet om een klacht tegen de notaris in te dienen. Gezien het karakter van de procedure, waarbij elke klager zelf de procedure zonder vormvoorschriften in gang kan zetten, acht ik een dergelijke termijn alleszins aanvaardbaar. De notaris moet ook niet in lengte van jaren kunnen worden achtervolgd met klachten waarvan de feiten door het verstrijken van een te lange termijn nog zeer moeilijk naar behoren zijn vast te stellen. [...]”

Hieruit volgt dat deze vervaltermijn een aanvang neemt zodra een klager kennis draagt van het handelen of nalaten van een notaris, en dus niet op het moment dat een klager tot de opvatting komt dat zodanig handelen of nalaten klachtwaardig is. Daarbij moet onderscheid worden gemaakt tussen het aan klager bekend worden van het handelen van de notaris enerzijds en het bekend worden van diens nalaten anderzijds. Van een handelen van de notaris blijkt in het algemeen op enige wijze naar buiten zoals in de vorm van een gegeven advies of in de vorm van een akte. Ook van het nalaten van een notaris zal moeten blijken. Hiervan kan sprake zijn indien de gevolgen van dat nalaten zichtbaar worden of indien op enige andere wijze dat nalaten bekend wordt. Een redelijke uitleg van artikel 99 lid 15 Wna brengt met zich dat de vervaltermijn ingeval van een nalaten begint te lopen zodra van dat nalaten op enige wijze aan klager blijkt.

Vast is komen te staan dat alle erfgenamen in 2006 op de hoogte waren van het handelen van de notaris in de nalatenschap. De klacht is bij de Kamer binnengekomen op 5 december 2012. Klagers kunnen slechts ontvankelijk worden verklaard in hun klacht, indien het gaat om het handelen van de notaris en de kandidaat-notaris tussen 5 december 2012 en drie jaar ervoor, dus 5 december 2009.

De Kamer zal per klachtonderdeel de ontvankelijkheid toetsen.

Wat betreft klachtonderdeel 1 overweegt de Kamer als volgt. Dit is het enige klachtonderdeel dat gaat over het handelen en of nalaten van de notaris en de kandidaat-notaris. Vast is komen te staan dat alle klagers in 2006 de akte van levering d.d. 14 juni 2004 hebben gezien, aangezien die was gevoegd bij de eerste staat van baten en lasten, die hun in mei 2006 was toegestuurd. De vervaltermijn is in 2006 dus gaan lopen en is in 2009 geëindigd. Klagers zijn voor zover het klachtonderdeel 1 betreft niet ontvankelijk.

Wat betreft klachtonderdeel 2 oordeelt de Kamer dat klagers niet ontvankelijk zijn. Vast is komen te staan dat de erfgenamen in 2006 de akte van levering d.d. 14 juni 2004 hebben ontvangen. Daarin stond vermeld wie de executeur was. In 2006 heeft de vervaltermijn derhalve een aanvang genomen, zodat klagers tot 2009 ontvankelijk waren om hierover een klacht in te dienen.

De Kamer overweegt wat klachtonderdeel 3 betreft het volgende. Gebleken is dat in het boedelregister een onjuiste vermelding stond, namelijk betrokken notaris in plaats van boedelnotaris. Aangezien het boedelregister echter een openbaar register is, hadden de erfgenamen dit zelf kunnen verifiëren. Klagers hadden derhalve voor 2009 hierover dienen te klagen. Klagers zijn in dit klachtonderdeel niet ontvankelijk.

Wat betreft klachtonderdeel 4 overweegt de Kamer als volgt. De notaris heeft gesteld tijdens de zitting dat in de eerste brief 17 augustus 2004 aan de erfgenamen informatie stond over de wijzen van aanvaarding. Dit is door klagers onvoldoende weersproken. De Kamer gaat er derhalve van uit dat de vervaltermijn wat betreft dit klachtonderdeel is gaan lopen in augustus 2004. Klagers zijn niet ontvankelijk.

De Kamer overweegt wat klachtonderdeel 5 betreft het volgende. In de brief van de notarisklerk van 17 augustus 2004 stond dat het kantoor benoemd was tot executeur. Deze informatie is niet juist. Vast is komen te staan dat in 2006 alle erfgenamen op de hoogte waren van de executele. De vervaltermijn is toen gaan lopen. Klagers zijn wat betreft dit klachtonderdeel niet ontvankelijk.

Wat betreft het verwijt inzake het financieel wanbeheer van de boedelgelden het volgende. Dit verwijt ziet op het handelen of nalaten van de notaris in de jaren 2006/2007. Klagers zijn betreffende klachtonderdeel 6 niet ontvankelijk.

Klachtonderdeel 7 ziet op de hoogte van de declaratie. De notaris heeft in 2006 de declaratie aan klagers verzonden. Onvoldoende is komen vast te staan dat klagers nadien hebben geklaagd. Klagers zijn wat dit klachtonderdeel betreft derhalve niet ontvankelijk.

De notaris heeft erkend dat hij beter had kunnen communiceren richting klagers en hij voortvarender had kunnen handelen richting de erfgenamen. Nu vast is komen te staan dat de nalatenschap tot op heden nog niet geheel is afgewikkeld en de laatste jaren de informatievoorziening van de notaris richting klagers te wensen over heeft gelaten, kunnen klagers met betrekking tot de laatste drie jaren worden ontvangen in klachtonderdeel 8.

Klachtonderdeel 9 ziet op de verkoop van de woning van erflaatster. Deze woning is in 2004 verkocht. Van deze verkoop waren klagers in 2006 op de hoogte gebracht, toen de akte van levering was bijgevoegd bij de staat van baten en lasten. Klagers kunnen derhalve niet worden ontvangen.

Wat betreft klachtonderdeel 10 overweegt de Kamer als volgt. In de door de notaris en de kandidaat-notaris bij hun verweer als produktie 2 overgelegde brief van 22 augustus 2006 staat het volgende vermeld:

(…)

“Om uit de impasse te geraken stelt de heer [E] (één van de erven van [D]) voor om de woning aan hem toe te delen tegen de waarde van € 114.000,00. De kosten van de toedeling/overdracht zullen voor rekening van de heer [E] komen”.

(…)

Hoewel de Kamer van oordeel is dat uit de brief niet duidelijk blijkt of het bod geldt voor de gehele woning of alleen voor de onverdeelde helft, zijn klagers in dit klachtonderdeel niet ontvankelijk, aangezien de brief is geschreven in 2006.

Wat betreft klachtonderdelen 11 en 12 is vast komen te staan dat de notaris in een brief van 16 oktober 2009 de erfgenamen nog heeft geïnformeerd over de stand van zaken. De klacht is binnengekomen bij de Kamer op 5 december 2012, zodat klagers wat deze klachtonderdelen betreft niet kunnen worden ontvangen.

Wat betreft klachtonderdeel 13 kunnen klagers worden ontvangen in hun klacht, nu dit handelen of nalaten van de notaris deels kan worden toegerekend aan de afgelopen drie jaren.

Geldende tuchtnorm

Ter beoordeling van de Kamer staat of de notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 98 (thans: oud) van de Wet op het notarisambt (Wna). Een notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt.

De beoordeling

Klagers kunnen alleen worden ontvangen voor zover het de klachtonderdelen 8 en 13 betreft.

Klagers noemen de communicatie abominabel en de notaris heeft erkend dat deze beter kon. Niet weersproken is dat in de periode vanaf december 2009 tot aan de klacht geen communicatie richting klagers heeft plaatsgevonden. Het argument van de notaris in dit verband dat hij geen nodeloze kosten wilde maken overtuigt niet. Als dat het geval zou zijn geweest, dan lag het op de weg van de notaris klagers over die handelwijze of dat standpunt op voorhand te informeren. Dat is kennelijk niet gebeurd. Veeleer wijst de stilte aan de zijde van de notaris op inactiviteit. Een inactiviteit die niet passend is voor een notaris die een nalatenschap dient af te wikkelen. De notaris dient zelf als verantwoordelijk notaris de regie te houden, ook al is het dossier in behandeling bij een klerk. In de notariële praktijk is het niet ongebruikelijk om eens in de zoveel tijd een bericht uit te sturen aan de erfgenamen omtrent de status van het dossier en/of de financiën. Daar komt bij dat voor zoveel de gemachtigde van klagers met de notaris heeft gecorrespondeerd, uit de overgelegde correspondentie valt af te leiden dat op de brief van de gemachtigde van 4 oktober 2012 eerst na een tweetal rappellen op 14 november 2012 is gereageerd. Dit tegen de achtergrond van een niet optimale communicatie in de periode vóór december 2009. Kortom, voor zoveel er sprake was van communicatie was deze onvoldoende adequaat.

Wat betreft klachtonderdeel 13 is de Kamer van oordeel dat niet is gebleken dat de notaris een aanwijzing had, op grond waarvan hij naar het bestaan van een [buitenlands] testament moest zoeken. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

Maatregel

De Kamer acht het handelen van de notaris betreffende klachtonderdeel 8 dermate onzorgvuldig dat zij de maatregel van waarschuwing passend acht.

De beslissing

De Kamer voornoemd:

verklaart klagers in klachtonderdeel 1 tegen de kandidaat-notaris niet-ontvankelijk;

verklaart klagers in klachtonderdelen 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 9, 10, 11 en 12 tegen de notaris niet-ontvankelijk;

verklaart klachtonderdeel 13 tegen de notaris ongegrond;

verklaart klachtonderdeel 8 tegen de notaris gegrond en legt de notaris de maatregel van waarschuwing op;

bepaalt dat de opgelegde maatregel, nadat tegen onderhavige beslissing geen rechtsmiddel meer openstaat, ten uitvoer zal worden gelegd op een nader te bepalen vergadering van de Kamer, waartoe de notaris per aangetekende brief zal worden opgeroepen door de secretaris.

Deze beslissing is gegeven door mrs. R.J. Paris, voorzitter, R.R. Roukema, L.G. Vollebregt, J. Smal en E.S. Voskamp, en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2013.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam, binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief.