ECLI:NL:TNOKSGR:2013:5 Kamer van toezicht 's-Gravenhage 13-07

ECLI: ECLI:NL:TNOKSGR:2013:5
Datum uitspraak: 15-05-2013
Datum publicatie: 15-07-2013
Zaaknummer(s): 13-07
Onderwerp: Registergoed
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klager stelt rechthebbende te zijn op het pand. Klager verwijt de notaris dat hij zijn medewerking heeft verleend aan de executieveiling door de tweede hypotheekhouder [Y] op het pand [adres A]. Volgens klager was de vordering die de ex-vrouw had op [X] al lang afgelost. De notaris had zich hiervan moeten vergewissen. Ook was het pand middels een koopovereenkomst, nota bene door de notaris zelf opgesteld, verkocht aan klager. Verder verwijt klager de notaris dat hij niet heeft meegewerkt aan het verzoek van klager om de getekende koopovereenkomst van 25 maart 2009 in de openbare registers in te schrijven.

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Beslissing d.d. 15 mei 2013 inzake de klacht onder nummer 13-07 van:

[klager],

vertegenwoordigd door de heer [hierna te noemen klager],

hierna ook te noemen: klager,

tegen

[notaris],

notaris te [vestigingsplaats],

hierna ook te noemen: de notaris.

De procedure

De Kamer heeft kennisgenomen van:

· de klacht d.d. 31 augustus 2012, met bijlagen, ingekomen bij de Kamer van Toezicht te Roermond,

· aanvullende brief van klager d.d. 18 september 2012,

· aanvullende brief klager d.d. 4 oktober, met bijlage, ingekomen op 5 oktober bij de Kamer van Toezicht te Roermond,

· het antwoord van de notaris, met bijlagen,

· de repliek van klager, met bijlagen,

· de dupliek van de notaris.

Het procesverloop

De voorzitter van de Kamer van Toezicht te Roermond heeft op 12 oktober 2012 de president van het gerechtshof te Amsterdam verzocht een andere Kamer van Toezicht aan te wijzen voor de behandeling van de onderhavige klacht, nu de notaris lid is van de Kamer van Toezicht te Roermond. Bij beslissing van 17 oktober 2012 heeft de president van het gerechtshof te Amsterdam op de voet van artikel 98 lid 3 Wna de Kamer van Toezicht te ’s-Hertogenbosch aangewezen teneinde zich met de behandeling van de klacht te belasten. Vervolgens heeft de voorzitter van de Kamer voor het notariaat in het ressort ’s-Hertogenbosch (voor 1 januari 2013: Kamer van Toezicht te ’s-Hertogenbosch) op 7 februari 2013 de president van het gerechtshof te Amsterdam verzocht een andere Kamer voor het notariaat aan te wijzen voor de behandeling van de onderhavige klacht, nu de notaris met ingang van 30 januari 2013 lid is geworden van de Kamer voor het notariaat in het ressort ‘s-Hertogenbosch. Bij beslissing van 25 februari 2013 heeft de president van het gerechtshof te Amsterdam op de voet van artikel 99 lid 2 Wna de Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag aangewezen teneinde zich met de behandeling van voormelde klacht te belasten.

De mondelinge behandeling bij de Kamer voor het notariaat te Den Haag heeft plaatsgevonden op 17 april 2013. Daarbij waren aanwezig klager en de notaris.

Van het verhandelde is proces­verbaal opgemaakt met daaraan in afschrift gehecht de op de zitting overgelegde pleitaantekeningen van klager.

De feiten

Op 25 maart 2009 hebben klager en de heer [X] [hierna te noemen: X] een koopovereenkomst ondertekend betreffende het pand [adres A] (hierna te noemen: adres A), welke koopovereenkomst in opdracht van een makelaar door de notaris was opgesteld. [X] verkocht daarbij het pand aan klager. Op 17 december 2010 is [X] in de Dominicaanse Republiek overleden. Ten tijde dat [klager] gedetineerd was, heeft de ex-vrouw van [X], mevrouw [Y] het pand aan derden verhuurd. Na enige tijd heeft de notaris van dezelfde makelaar die bij de verkoop van het pand betrokken was, namens [Y] de opdracht gekregen om het pand te veilen.

De klacht en het verweer van de notaris

Klager stelt rechthebbende te zijn op het pand. Klager verwijt de notaris dat hij zijn medewerking heeft verleend aan de executieveiling door de tweede hypotheekhouder [Y] op het pand [adres A]. Volgens klager was de vordering die de ex-vrouw had op [X] al lang afgelost. De notaris had zich hiervan moeten vergewissen. Ook was het pand middels een koopovereenkomst, nota bene door de notaris zelf opgesteld, verkocht aan klager.

Verder verwijt klager de notaris dat hij niet heeft meegewerkt aan het verzoek van klager om de getekende koopovereenkomst van 25 maart 2009 in de openbare registers in te schrijven.

De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd, dat hierna ­ voor zover nodig ­ zal worden besproken.

De beoordeling van de klacht

Ter beoordeling van de Kamer staat of de notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 93 (tot 1 januari 2013: artikel 98) van de Wet op het Notarisambt. Een notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt.

Met betrekking tot het klachtonderdeel over de executieveiling overweegt de Kamer als volgt. De notaris heeft aangevoerd dat hij de door hem opgestelde koopovereenkomst naar de makelaar heeft opgestuurd ter ondertekening door partijen. De notaris heeft daarna niets meer vernomen en heeft het ondertekende exemplaar nimmer terugontvangen. De notaris heeft verder aangevoerd dat het pand niet in het directe werkgebied van de notaris lag. Nu het verzoek om de veiling op te starten van de makelaar kwam die destijds betrokken was bij de koopovereenkomst tussen [X] en klager en de makelaar in dezelfde gemeente werkzaam is als de notaris, vond de notaris de keuze voor zijn kantoor niet geheel onlogisch. Verder heeft de notaris voldoende ervaring met veilingen en spelen in de huidige economische tijd ook omzettechnische redenen mee. De notaris zag derhalve geen redenen om de veilingopdracht te weigeren. Verder heeft de notaris aangevoerd dat hij zich daarna heeft overtuigd van het bestaan van het hypotheekrecht (hypotheekakte van 9 augustus 2005) en het bestaan van de vordering (die hem door twee advocaten is bevestigd). De veiling heeft conform de wettelijke regelingen plaatsgevonden. De Kamer oordeelt het volgende. Onvoldoende is komen vast te staan dat de notaris de ondertekende koopovereenkomst retour heeft ontvangen. Toen de notaris in de loop van 2010 niets van de makelaar dan wel klager of [X] had vernomen, mocht de notaris er redelijkerwijze vanuit gaan dat het dossier kon worden gearchiveerd. Toen de notaris vervolgens opdracht tot veiling kreeg, behoefde hij – bij gebreke van aanwijzingen die tot een andere conclusie zouden kunnen leiden - geen rekening te houden met het bestaan van een koopovereenkomst en kon hij overgaan tot veilen. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

Met betrekking tot het klachtonderdeel over het inschrijven van de koopovereenkomst overweegt de Kamer als volgt. De notaris heeft aangevoerd dat hij meerdere malen aan klager heeft laten weten dat hij geen medewerking kon verrichten aan de inschrijving van de koopovereenkomst, nadat hij de opdracht tot veiling had aanvaard. Het feit dat de koopovereenkomst werd betwist, het tevoorschijn komen van de ondertekende koopovereenkomst na drie jaar, het tussentijds overlijden van de eigenaar van het pand, en de stelling dat de koopprijs betaald was dan wel verrekend, gaf de notaris voldoende aanleiding om de inschrijving van de koopovereenkomst te weigeren. De Kamer oordeelt het volgende. Zoals vermeld in bovenstaande overweging van de Kamer behoefde de notaris toen hij vervolgens opdracht tot veiling kreeg - bij gebreke van aanwijzingen die tot een andere conclusie zouden kunnen leiden - geen rekening te houden met het bestaan van een koopovereenkomst. Inschrijving van een koopovereenkomst die niet meer bestaat, is niet mogelijk. De notaris kan niets worden verweten. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

De beslissing

De Kamer voornoemd:

verklaart de klacht op beide onderdelen ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. G.P. van Ham, voorzitter, A.F.L. Geerdes, R. van der Galiën, P.H.B. Gorsira, W. van der Heiden, en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, secretaris, in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2013.