ECLI:NL:TNOKSGR:2013:12 Kamer van toezicht 's-Gravenhage 13-11

ECLI: ECLI:NL:TNOKSGR:2013:12
Datum uitspraak: 11-09-2013
Datum publicatie: 12-09-2013
Zaaknummer(s): 13-11
Onderwerp: Registergoed
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klagers verwijten de oud-notaris, zakelijk weergegeven, dat hij: bij de aankoop van de woning van klagers niets heeft gezegd over de overdracht van de toegangsweg aan de gemeente [plaatsnaam] in 2006 en dat op de toegangsweg parkeerplaatsen zouden worden gerealiseerd; in de akte van levering van hun woning in 2007 een boetebeding heeft opgenomen in verband met de erfdienstbaarheid van weg over de toegangsweg, terwijl in de akten van de overige bewoners geen boetebeding is opgenomen; de gemeente de gelegenheid heeft gegeven om klagers onrecht aan te doen doordat de toegangsweg aan de gemeente is verkocht; belangrijke zaken heeft achtergehouden; financiële schade en burenruzies heeft veroorzaakt; onjuiste akten heeft opgemaakt ten nadele van klagers en ten gunste van de gemeente; niet conform de wegenwet heeft gehandeld in die zin dat de toegangsweg nooit verzwaard had mogen worden zonder dat de familie [naam] (deels eigenaren van de weg) recht van weg gaven.

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Beslissing d.d. 11 september 2013 inzake de klacht onder nummer 13-11 van:

[klagers],

hierna ook te noemen: klagers,

tegen

mr. [naam],

oud-notaris te [vestigingsplaats],

hierna ook te noemen: de oud-notaris,

advocaat mr. S. Colsen te Amsterdam.

De procedure

De Kamer heeft kennisgenomen van:

· de klacht, met bijlagen, ingekomen op 18 maart 2013,

· het antwoord van de oud-notaris bij brief van 15 mei 2013, met bijlagen, ingekomen op 16 mei 2013,

· de repliek van klagers bij brief van 28 mei 2013, met bijlagen, ingekomen op 30 mei 2013,

· de dupliek van de oud-notaris bij brief van 24 juni 2013, met bijlagen, ingekomen op 26 juni 2013,

· aanvullende stukken van de oud-notaris bij brief van 3 september 2013, met bijlagen, ingekomen op 5 september 2013.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 september 2013. Daarbij waren aanwezig [klaagster],

de oud-notaris en zijn advocaat. Van het verhandelde is proces­verbaal opgemaakt.

De feiten

Op 22 februari 2007 heeft de oud-notaris een akte van levering gepasseerd, waarbij de verkopers een woning, gelegen aan de [adres] te [woonplaats], aan klagers hebben geleverd. Klagers waren bij het passeren van de akte aanwezig. In de akte staat (onder meer) vermeld dat het verkochte betrokken is in een landinrichtingsplan, te weten de Wettelijke herkaveling/herinrichting [woonplaats]. Voorts zijn zeven erfdienstbaarheden van weg in de akte aangehaald. Op grond van een daarvan hebben klagers het recht tot uitweg over een toegangsweg.

De oud-notaris is op 31 oktober 2011 gedefungeerd.

De klacht en het verweer van de oud-notaris

Klagers verwijten de oud-notaris, zakelijk weergegeven, dat hij:

  1. bij de aankoop van de woning van klagers niets heeft gezegd over de overdracht van de toegangsweg aan de gemeente [plaatsnaam] in 2006 en dat op de toegangsweg parkeerplaatsen zouden worden gerealiseerd;
  2. in de akte van levering van hun woning in 2007 een boetebeding heeft opgenomen in verband met de erfdienstbaarheid van weg over de toegangsweg, terwijl in de akten van de overige bewoners geen boetebeding is opgenomen;
  3. de gemeente de gelegenheid heeft gegeven om klagers onrecht aan te doen doordat de toegangsweg aan de gemeente is verkocht;
  4. belangrijke zaken heeft achtergehouden;
  5. financiële schade en burenruzies heeft veroorzaakt;
  6. onjuiste akten heeft opgemaakt ten nadele van klagers en ten gunste van de gemeente;
  7. niet conform de wegenwet heeft gehandeld in die zin dat de toegangsweg nooit verzwaard had mogen worden zonder dat de familie [naam] (deels eigenaren van de weg) recht van weg gaven.

De oud-notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd, dat hierna ­ voor zover nodig ­ zal worden besproken.

De beoordeling van de klacht

De Kamer gaat in de eerste plaats in op de ontvankelijkheid van klagers in hun klacht. Hiervoor is artikel 99 lid 15 van de Wet op het notarisambt [Wna] van belang. Dit artikel bepaalt dat een klacht slechts kan worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven heeft kennisgenomen. Het motief van de wetgever voor het opnemen van deze termijn is in de wetsgeschiedenis [Tweede Kamer II, 1996-1997, 23 706, nr. 12] als volgt verwoord:

“[...] De reden daarvoor is met name gelegen in het feit dat na verloop van een bepaalde termijn ervan uit moet kunnen worden gegaan dat de betrokkene geen reden ziet om een klacht tegen de notaris in te dienen. Gezien het karakter van de procedure, waarbij elke klager zelf de procedure zonder vormvoorschriften in gang kan zetten, acht ik een dergelijke termijn alleszins aanvaardbaar. De notaris moet ook niet in lengte van jaren kunnen worden achtervolgd met klachten waarvan de feiten door het verstrijken van een te lange termijn nog zeer moeilijk naar behoren zijn vast te stellen. [...]”

Hieruit volgt dat deze vervaltermijn een aanvang neemt zodra een klager kennis draagt van het handelen of nalaten van een notaris, en dus niet op het moment dat een klager tot de opvatting komt dat zodanig handelen of nalaten klachtwaardig is. Daarbij moet onderscheid worden gemaakt tussen het aan klager bekend worden van het handelen van de notaris enerzijds en het bekend worden van diens nalaten anderzijds. Van een handelen van de notaris blijkt in het algemeen op enige wijze naar buiten zoals in de vorm van een gegeven advies of in de vorm van een akte. Ook van het nalaten van een notaris zal moeten blijken. Hiervan kan sprake zijn indien de gevolgen van dat nalaten zichtbaar worden of indien op enige andere wijze dat nalaten bekend wordt. Een redelijke uitleg van artikel 99 lid 15 Wna brengt met zich dat de vervaltermijn ingeval van een nalaten begint te lopen zodra van dat nalaten op enige wijze aan klager blijkt.

De Kamer is van oordeel dat in het onderhavige geval de vervaltermijn is gaan lopen vanaf 22 februari 2007, de dag dat de oud-notaris de akte van levering heeft gepasseerd, waarbij klagers aanwezig waren. Uit voormelde akte blijkt immers dat een boetebeding is opgenomen in verband met de erfdienstbaarheid van weg over de toegangsweg, zodat klagers vanaf het moment van de gedraging waarover wordt geklaagd op de hoogte waren, althans werden geacht te zijn. De klacht is bij de Kamer ingediend op 18 maart 2013, ná het verstreken zijn van de vervaltermijn van drie jaren. De Kamer is daarom van oordeel dat klagers niet kunnen worden ontvangen in hun klacht.

Aan een verdere inhoudelijke behandeling van de klachten komt de Kamer derhalve niet toe.

De beslissing

De Kamer voornoemd:

verklaart klagers niet-ontvankelijk in hun klacht.

Deze beslissing is gegeven door mrs. R.J. Paris, voorzitter, R. van der Galiën, O. van der Burg, J. Smal en W.C.A. van der Heiden en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. M. Belhaj, in het openbaar uitgesproken op 11 september 2013.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam, binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief.