ECLI:NL:TNOKMAA:2013:YC0986 Kamer van toezicht Maastricht N12-009
ECLI: | ECLI:NL:TNOKMAA:2013:YC0986 |
---|---|
Datum uitspraak: | 23-04-2013 |
Datum publicatie: | 17-06-2013 |
Zaaknummer(s): | N12-009 |
Onderwerp: | Overig |
Beslissingen: | Klacht gegrond met ontzetting uit het ambt |
Inhoudsindicatie: | Door toekennen van vergoeding aan zichzelf zonder medeweten kantoorgenoten isgehandeld ism maatschapovereenkomst en eer en aanzien notariaat. Door samenwerking aan te gaan met ander kantoor zonder medeweten kantoorgenoten is gehandeld ism maatschapovereenkomst en eer en aanzien notariaat. Door overboeking van bepaald geldbedrag van derdengeldrekening naar privérekening is negatieve bewaringspostie ontstaan. Valselijk opmaken van een overeenkomst van geldlening. Terzake akte van aandelenoverdracht geen onderzoek ingesteld of koopprijs reëel was. Ism 1 Vbg en 96, 1 Wna gehandeld nu datum ondertekening van overeenkomst niet overeenstemt met daadwerkelijke ondertekening van overeenkomst. Negatieve bewaringspositie als gevolg van het feit dat geld vanaf derdengeldrekening is overgeboekt voordat akte van aandelentransactie is gepasseerd. Gebruik maken door de notaris van een niat-authentiek afschrift ... als ware het echt en onvervalst is ism eer en aanzien notariaat. De notaris heeft de schijn van belangenverstrengeling en partijdigheid op zich geladen door het verlenen van diensten aan een SS en het aangaan van een schuldverhoduing met die SS |
DE KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN IN HET ARRONDISSEMENT X
De kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen voormeld heeft de volgende beslissing gegeven in de zaak met nummer N , welke naar aanleiding van de bedenkingen d.d. 2 februari 2012 door mr. L, voorzitter van de kamer voormeld, ter behandeling aan de kamer is voorgelegd op de voet van artikel 96, lid 6 Wet op het notarisambt
tegen
A,
kandidaat-notaris (.),
bijgestaan door zijn raadsman mr. B,
hierna te noemen: de kandidaat-notaris.
1. Het verdere verloop van de procedure
Bij tussenbeslissing van 22 oktober 2012 heeft de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen in het arrondissement X (hierna: de kamer) de verdere behandeling van de zaak
N aangehouden teneinde de voorzitter van de kamer in de gelegenheid te stellen nader onderzoek te (laten) doen naar de kwesties zoals weergegeven onder 3.6 van genoemde beslissing.
Naar aanleiding van die beslissing heeft de voorzitter van de kamer bij beslissing van 23 oktober 2012 nader onderzoek opgedragen aan het Bureau Financieel Toezicht (hierna: BFT).
Als bijlage bij de brief van 19 maart 2013 heeft de voorzitter van de kamer de in dat kader opgestelde rapportage van het BFT van 5 maart 2013 aan de plv. voorzitter van de kamer doen toekomen.
Op 25 maart 2013 is de mondelinge behandeling voortgezet. Mr. A en raadsman waren aanwezig. De raadsman heeft het woord gevoerd aan de hand van een pleitnotitie die ter zitting is overgelegd.
2. De beoordeling
Nadat de kamer bij de tussenbeslissing van 22 oktober 2012 heeft beslist op de formele verweren van de kandidaat-notaris komt zij thans toe aan de inhoudelijke beoordeling aan de hand van de in de rapportage van BFT gehanteerde volgorde van onderzochte onderwerpen.
2.1
Uitbetaling € ... door notariskantoor C
De klacht.
Door het toekennen van een vergoeding van € ..., exclusief BTW aan zichzelf en een andere kantoorgenoot middels hun B.V.’s voor het aanbrengen van notariskantoor C, (ongedateerde) declaraties daarvoor op te stellen in het kantoorsysteem van de heer K ten laste van notariskantoor C, de bedragen van de declaraties ten laste van het resultaat 2009 van notariskantoor C te laten brengen zonder de andere leden van de maatschap Q van deze feiten vooraf op de hoogte te stellen, heeft de kandidaat-notaris gehandeld in strijd met de maatschapovereenkomst Q en met hetgeen een behoorlijk notaris of kandidaat-notaris betaamt. Daarmee heeft hij de eer en het aanzien van het notariaat geschaad en in strijd met artikel 1 van de Verordening beroeps- en gedragsregels ‘oud’ (hierna Vbg) en artikel 98 lid 1 Wna gehandeld.
Tot 1 juli 2010 vormde de kandidaat-notaris samen met een aantal andere notarissen de maatschap Q, met als hoofdvestiging te D.
In het verslag van de maatschapvergadering van Q van 7 september 2009 is onder punt 6 het volgende vastgelegd:
“Betreffende E wordt na discussie besloten de exloitatie daarvan vanaf 1 juli 2009 voor rekening van de
maatschap te laten lopen.”
De kandidaat-notaris heeft zich met deze notulen akkoord verklaard. In onderling verband en samenhang beschouwd betekent dit naar het oordeel van de kamer dat notariskantoor C vanaf dat moment werd geëxploiteerd door de maatschap Q waarvan de kandidaat-notaris, ..., deel uitmaakte.
Uit het uittreksel van de bank van rekening ... van O. (rekening ten name van de kandidaat-notaris) blijkt dat op valutadatum 1 maart 2010 een bedrag van € .... (.... excl. BTW) is gestort door notariskantoor C.
De kandidaat-notaris heeft tegenover het BFT verklaard dat hij (en een andere kantoorgenoot) een vergoeding wensten voor het risico dat zij met de aankoop hadden gelopen en de inspanningen die buiten de kantooruren waren verricht voor de aankoop van de praktijk, de sanering en de verdere uitbouw ervan. Na lang aandringen werd een vergoeding toegezegd maar over de hoogte daarvan kwam geen overeenstemming.
Niet, dan wel onvoldoende weersproken staat vast dat de kandidaat-notaris zichzelf een vergoeding van € ..., exclusief BTW heeft toegekend via zijn B.V. voor het aanbrengen van notariskantoor C, dat hij daarvoor (ongedateerde) declaraties heeft opgesteld in het kantoorsysteem van K ten laste van notariskantoor C en dat hij de bedragen van de declaraties ten laste van het resultaat 2009 van notariskantoor C heeft laten brengen zonder de andere leden van de maatschap Q van deze feiten vooraf op de hoogte te stellen.
De kandidaat-notaris heeft erkend dat het factureren van de verrichte werkzaamheden in een te vroegtijdig stadium heeft plaatsgevonden en dat hij ten aanzien van de communicatie van een en ander met de overige maten niet optimaal heeft gehandeld. De kamer stelt zich op het standpunt dat juist in een situatie van een slechte/verslechterde sfeer in de maatschap en verslechterde communicatie tussen de maten waarin ook de kandidaat-notaris zich gaandeweg is gaan bevinden, hij extra voorzichtig had moeten zijn. In die situatie past het niet dat de kandidaat-notaris zichzelf willens en wetens een bedrag van € ...,= toekende en dat verborgen hield voor zijn maten.
Daarmee heeft de kandidaat-notaris in strijd gehandeld met hetgeen een behoorlijk notaris of kandidaat-notaris betaamt en is de eer en het aanzien van het notariaat geschaad en daarmee in strijd met artikel 1 van de Verordening beroeps- en gedragsregels ‘oud’ (hierna: Vbg) en artikel 98 lid 1 Wna gehandeld. De klacht is gegrond.
2.2
Storting € .... op eigen rekening door notarissen
De klacht.
Door de samenwerking met de notarissen L en M aan te gaan zonder de andere maatschapsleden van Q in kennis te stellen van de financiële voorwaarden waaronder dit geschiedde, (ongedateerde) declaraties daarvoor op te stellen dan wel op te laten stellen in het kantoorsysteem van de heer K en bedragen door de heren L en M op de bankrekening van O te laten storten, heeft de kandidaat-notaris in strijd met de maatschapovereenkomst gehandeld en in strijd met hetgeen een behoorlijk notaris of kandidaat-notaris betaamt. Daarmee heeft hij de eer en het aanzien van het notariaat geschaad en in strijd met artikel 1 Vbg en artikel 98 lid 1 Wna gehandeld.
In een niet ondertekende overeenkomst waarin F., vertegenwoordigd door de heer M, G., vertegenwoordigd door de heer L, H. vertegenwoordigd door de heer K en O, vertegenwoordigd door de heer A, als partijen zijn vermeld, verklaren partijen - voor zover hier van belang - onder meer te zijn overeengekomen dat F. en G. aan zowel H., als aan O maandelijks gedurende ... maanden een bedrag betalen groot € ..., aldus in totaal groot € ....
De kopieën van de declaraties (zaaknummer ‘...’ en notanummer ‘...’) hebben als omschrijving ‘In 60 termijnen te betalen vergoeding van ... euro conform de gemaakte afspraken inzake kantoor C . Deze declaraties zijn gericht aan F. en G. Beide B.V.’s dienen € ... (excl. BTW) te betalen aan O
Ook zijn er kopieën van creditnota’s van kandidaat-notaris met als omschrijving: ‘restitutie diversen verband houdende met een betaling ineens van het eerder in rekening gebrachte - voorheen in termijnen te betalen - bedrag van ... euro (notanummer ...)’. Deze creditnota’s zijn gericht aan F. G. Beide B.V.’s worden voor een bedrag van € ... (excl. BTW) gecrediteerd. De creditnota’s hebben eveneens als zaaknummer ‘...’ en als notanummer ‘...’. De datum op beide creditnota’s is 27 januari 2010. Dit betekent dat er door L en M in totaal € ... excl. BTW diende te worden betaald, waarvan € ... aan O (rekening ten name van de kandidaat-notaris).
De kandidaat-notaris heeft hierover aan het BFT verklaard:
‘Het overleg resulteerde in eerste instantie in een door L en M te betalen bedrag in maandelijkse termijnen, doch uiteindelijk resulteerde de gesprekken in de betaling van een kapitaalstorting ineens. Reden voor deze betaling was de voorgenomen (en inmiddels gerealiseerde) samenwerking met L en M’.
In de overeenkomst van 2 mei 2010 is door de partijen F., G., de heer K en O het volgende vastgelegd:
‘In aanmerking nemende:
- dat partijen op 12 november 2009 hebben besloten een samenwerking aan te gaan;
- dat de ondergetekenden sub 1 en 2 aan de ondergetekenden sub 3 en 4 in februari 2010 een
betaling hebben gedaan van in totaal ... euro (.... excl. BTW)
Verklaren op 2 mei 2010 te zijn overeengekomen in het kader van deze samenwerking, dat deze betaling aangemerkt wordt als aanbetaling/inbreng in de samenwerking door de ondergetekenden sub 1 en 2.
Dit geldt mede in het kader van aankoop van het pand P en andere kosten van de samenwerking’.’
De kandidaat-notaris heeft tegenover het BFT verklaard dat hij de overige maatschapsleden van Q niet op de hoogte heeft gebracht van het aangaan van een ondermaatschap tussen kantoor C en l en M en de betalingen door L en M aan zijn B.V. omdat de maatschap Q feitelijk al in ontbinding was en hij nimmer behoefte had gehad om zijn voorbereidingen om tot een nieuwe samenwerking te geraken op dat moment met zijn collega’s te delen.
Dit wordt ondersteund door de inhoud van de notulen van de maatschapvergadering van 8 maart 2010
Dat de maten van Q op de hoogte waren van en akkoord waren met het bestaan van de samenwerking met L en M heeft de kandidaat-notaris niet onderbouwd.
Zoals ook onder 2.1 weergegeven is de kamer ook hier van mening dat gezien de slechte/verslechterde sfeer in de maatschap en de verslechterde communicatie extra voorzichtigheid aan de zijde van de kandidaat -notaris geboden was. Door aldus te handelen heeft de kandidaat-notaris naar het oordeel van de kamer in strijd gehandeld met hetgeen een behoorlijk notaris of kandidaat-notaris betaamt. Daarmee heeft hij de eer en het aanzien van het notariaat geschaad en in strijd met artikel 1 Vbg en artikel 98 lid 1 Wna gehandeld. De klacht is gegrond.
2.3
S-rekeningen
De klacht (1)
Door het overboeken van € ... van de derdengeldrekening van Q naar de S-rekening I is er bij Q een negatieve bewaringspositie ontstaan, die niet is toegestaan. Er is sprake van overtreding van onder meer artikel 25 Wna en artikel 15 lid 1 van de Verordening beroeps- en gedragsregels.
Vaststaat dat de kandidaat-notaris twee rekeningen heeft geopend bij S: S-rekening I, nummer ... en S-rekening II, nummer ....
De S-rekening I had de omschrijving “Inzake Q Derdengelden” en stond op naam van de kandidaat-notaris zonder aanduiding van zijn hoedanigheid als kandidaat-notaris, en zijn privéadres was het postadres. Uit de tenaamstelling bleek niet dat Q een notariskantoor was. Verder was de kandidaat-notaris als enige gemachtigd over de op deze bankrekening gestorte gelden te beschikken.
De kandidaat-notaris heeft de andere maatschapsleden niet ingelicht over de S-rekening II. Die rekening gaf een kredietruimte maar de kandidaat-notaris ontkent dat hij wist dat deze rekening gekoppeld was aan S-rekening I. Volgens zijn zeggen had hij bij de accountmanager van de bank namelijk uitdrukkelijk bedongen dat het saldo op S-rekening I te allen tijde beschikbaar moest zijn omdat het derdengelden betrof. Van dit uitdrukkelijke beding dat afwijkt van de van toepassing zijnde Algemene bankvoorwaarden is echter niet gebleken, bijvoorbeeld middels een schriftelijk stuk.
Van de door de kandidaat-notaris met betrekking tot de twee bankrekeningen gestelde gemaakte afspraken met de accountmanager van S, de heer T, is niets schriftelijk vastgelegd, Dit komt de kamer hoogst ongebruikelijk voor, zeker gezien de functie en verantwoordelijkheid van de kandidaat-notaris.
Op 13 augustus 2009 is vanaf een derdengeldrekening van Q een bedrag van
€ ... op de S-rekening I, zoals hiervoor uiteengezet een privérekening van de kandidaat-notaris, overgeboekt. Deze handeling had tot gevolg dat er op het moment van overboeken een negatieve bewaringspositie ontstond bij Q.
Onbetwist is dat als gevolg van die overboeking de bewaringspositie van Q op 30 september 2009 € ... negatief bedroeg en op 31 december 2009 € ... negatief. Die negatieve bewaringspositie van 31 december 2009 heeft voortgeduurd tot 16 maart 2010. De kandidaat-notaris kan dan ook verweten worden dat hij de negatieve bewaringspositie heeft laten voortduren door het tekort in het saldo niet aan te vullen.
Op grond van artikel 23 lid 1 Wna en artikel 15 lid 1 Vbg. is een negatieve bewaringspositie niet toegestaan. Artikel 15, eerste lid, Vbg bepaalt dat aan de notaris toevertrouwde gelden te allen tijde ten volle in geldmiddelen aanwezig dienen te zijn; de notaris moet er onmiddellijk en zonder enige beperking over kunnen beschikken. De toelichting hierop geeft aan dat de verplichting voortvloeiende uit artikel 23 Wna (het is de notaris verboden, rechtstreeks of middellijk, handelingen te verrichten waarvan hij redelijkerwijs moet verwachten dat zij ertoe kunnen leiden, dat hij te eniger tijd niet zal kunnen voldoen aan zijn financiële verplichtingen) en de in artikel 1 Vbg neergelegde eer en aanzien van het ambt, er toe leiden dat de notaris verplicht is cliëntengelden te allen tijde ten volle in geldmiddelen beschikbaar te hebben. De toelichting geeft verder aan dat de bewaringspositie van de notaris te allen tijde positief moet zijn. Tenslotte wordt toegelicht dat alvorens over te gaan tot overboeking van een bijzondere rekening naar de (kantoor)rekening van de notaris van het aan hem zelf toekomende, de notaris zal moeten vaststellen dat zijn bewaringspositie toereikend is (zie hiervoor ook de toelichting op artikel 2 Administratieverordening en artikel 3, lid 1 en toelichting Reglement Verslagstaten 2010).
Tevens is sprake van overtreding van artikel 25 Wna, aangezien de gelden niet zijn gestort op een ‘bijzondere rekening’ zoals vermeld in dit artikel.
De kamer is van oordeel dat het feitelijke verloop ten aanzien van de beide rekeningen, zoals het openen van twee rekeningen tegelijkertijd, de verkeerde tenaamstelling en de adressering op het thuisadres van de kandidaat-notaris bij de kandidaat-notaris alarmbellen hadden moeten doen rinkelen dat er iets niet juist was. Dat de bank (mogelijk) steken heeft laten vallen - dat stelt de kandidaat-notaris tenminste - doet daar niet aan af. De kandidaat-notaris stelt - in afwijking van de Algemene bankvoorwaarden - afspraken te hebben gemaakt met de accountmanager van de bank maar daarvan is de kamer op geen enkele wijze gebleken. Dat de kandidaat-notaris bij opening van de rekeningen uitdrukkelijk bedongen had dat het saldo van S I te allen tijde beschikbaar moest zijn en geen onderpand kon vormen voor S II is niet gebleken. Dit klemt te meer nu in dat geval zou worden afgeweken van de toepasselijke algemene bankvoorwaarden.
De kamer acht deze klacht gegrond.
De klacht (2)
De kandidaat-notaris heeft een overeenkomst van geldlening d.d. 10 september 2009 tussen T (vertegenwoordigd door U) als schuldenaar en de kandidaat-notaris (in zijn kwaliteit van bewind-voerder) als schuldeiser, valselijk opgemaakt.
In de beslissing van 23 december 2012 heeft de kamer in dit verband reeds geoordeeld dat de kandidaat-notaris een akte heeft opgemaakt die niet overeenstemt met de werkelijke gang van zaken maar een akte van een zodanige inhoud dat de suggestie wordt gewekt dat zij is opgemaakt ten tijde van het sluiten van de overeenkomst van geldlening, op 10 september 2009. In de overeenkomst staat namelijk vermeld dat mevrouw T op 10 september 2009 de geldlening “per heden” heeft ontvangen terwijl het bedrag pas op 27 oktober 2009 van de derdengeldrekening Q is overgeboekt naar de S-rekening II. Verder heeft de kandidaat-notaris ten aanzien van één van de ondertekenaars een in september 2009 niet bestaand, althans nog niet geldig, adres vermeld. Deze fout kan wellicht als een ‘clerrical error’ worden gezien. Dat geldt niet voor het doelbewust antidateren van de akte. Deze gang van zaken laat zien dat de kandidaat-notaris zelfs op een moment dat hij weet dat aangaande zijn handelen een onderzoek wordt ingesteld, ervoor kiest om niet de (volledige) waarheid te zeggen en er - kennelijk - niet voor terugschrikt om de waarheid te verbloemen door een valse overeenkomst van geldlening op te maken en te (laten) ondertekenen.
De kamer acht dit vergrijp ernstig en tuchtrechtelijk verwijtbaar aan de kandidaat-notaris. De klacht is gegrond.
2.4
Pand V te W
De klacht (1).
Het past de kandidaat-notaris niet huurinkomsten ter grootte van € ... exclusief BTW per maand contant te ontvangen zonder een nader onderzoek in te stellen naar de herkomst van de gelden en de betreffende huurder. Het BFT heeft niet kunnen vaststellen dat de contant verkregen huurinkomsten zijn verantwoord.
De kamer is van oordeel dat het geenszins verstandig was van de kandidaat-notaris
om maandelijks de huurinkomsten ter grootte van € ... exclusief BTW contant te ontvangen
maar van een verwijt in tuchtrechtelijke zin is geen sprake. De kamer gaat voorbij
aan de stelling van het BFT dat de contant verkregen huurinkomsten niet zijn verantwoord,
als onvoldoende onderbouwd.
De klacht (2).
Met betrekking tot de akte van aandelenoverdracht die de kandidaat-notaris op 21 september 2009 heeft gepasseerd en waarbij 90 aandelen van ... B.V. werden overgedragen door de heer BB aan de heer CC, heeft de kandidaat-notaris geen onderzoek ingesteld of de koopprijs van € ...,= voor het hele pakket aandelen reëel was en op basis waarvan de koopprijs is vastgesteld.
De kandidaat-notaris heeft gesteld dat hij bij partijen navraag heeft gedaan naar de waarde van de aandelen en geen reden had om aan hun mededelingen te twijfelen. De prijs van € ...,= was in dat verband plausibel. In het betreffende dossier is daarvan geen aantekening terug te vinden en met het ontbreken van dergelijke aantekeningen of een verslag van mededelingen van partijen is de zorgvuldigheid in het rechtsverkeer niet gediend. Juist op dat punt is waakzaamheid en nauwkeurigheid van de kandidaat-notaris geboden. De klacht is gegrond.
De klacht (3).
De kandidaat-notaris heeft de eer en het aanzien van het notariaat geschaad en in strijd met artikel 1 Vbg en artikel 98 lid 1 Wna gehandeld door het onjuist dateren van de ondertekening van de schriftelijke koopovereenkomst van het pand V te W.
Op 30 december 2009 is het pand V te W voor € ... verkocht aan de heer DD en geleverd op 21 januari 2010. De koopovereenkomst is gedateerd op 30 december 2009. Niet weersproken is dat de vermelde datum van de ondertekening van die overeenkomst niet overeenkomt met de datum van de daadwerkelijke ondertekening van de schriftelijke overeenkomst, maar later, begin 2010, is ondertekend. De kamer is van oordeel dat de kandidaat-notaris daarmee in strijd met hetgeen een behoorlijk kandidaat-notaris betaamt, heeft gehandeld en in strijd met artikel 1 Vbg en artikel 98 lid 1 Wna gehandeld. De klacht is gegrond.
2.5
Betaling FF
De klacht.
De kandidaat-notaris heeft gelden uitbetaald voordat de akte die aan die betalingen ten grondslag lag, werd gepasseerd.
Gedurende juni 2005 is op de derdengeldrekening van Q een totaalbedrag ontvangen van € .... Dit geld was afkomstig van ... kopers/beleggers en had betrekking op een aandelenoverdracht van KK BV. KK BV was een ‘investeringsproject’ van LL BV.
Vervolgens is op 30 juni 2005 een bedrag van € ... van de derdengeldrekening Q overgeboekt naar de derdengeldrekening van MM onder vermelding van ‘INZAKE...’. Het resterende bedrag van de kopers/beleggers ad € ... is op 8 juli 2005 aan NN B.V. overgemaakt. MM B.V. is een ‘investeringsproject’ van NN B.V. Uit de stukken blijkt echter dat de volmachten van de ... kopers/beleggers zijn getekend ná de datum van deze overboekingen. Op 23 augustus 2005 is de akte van aandelenoverdracht gepasseerd. Uit die akte blijkt verder dat de kandidaat-notaris de behandelaar was van het onderliggende dossier.
Omdat pas op 23 augustus 2005 de akte van de aandelentransactie werd gepasseerd, hebben de overboekingen van beide bedragen geleid tot een aanzienlijk tekort in de bewaringspositie van Q gedurende de periode 30 juni 2005 tot en met 23 augustus 2005. Dat blijkt ook uit de door Q gerapporteerde bewaringsposities.
Een negatieve bewaringspositie is niet toegestaan op grond van artikel 23 lid 1 Wna en artikel 15 lid 1 Verordening beroeps- en gedragregels (Vbg). Artikel 15, eerste lid, Vbg bepaalt dat aan de notaris toevertrouwde gelden te allen tijde ten volle in geldmiddelen aanwezig dienen te zijn; de notaris moet er onmiddellijk en zonder enige beperking over kunnen beschikken. De toelichting hierop geeft aan dat de verplichting voortvloeiende uit artikel 23 Wna - het is de notaris verboden, rechtstreeks of middellijk, handelingen te verrichten waarvan hij redelijkerwijs moet verwachten dat zij ertoe kunnen leiden, dat hij te eniger tijd niet zal kunnen voldoen aan zijn financiële verplichtingen - en de in artikel 1 Vbg neergelegde eer en aanzien van het ambt, er toe leiden dat de notaris verplicht is cliëntengelden te allen tijde ten volle in geldmiddelen beschikbaar te hebben. De kandidaat-notaris heeft in dezen niet gehandeld conform de wettelijke regels daaromtrent.
Artikel 25 lid 3 Wna geeft aan dat de notaris of, indien het een gezamenlijke rekening als bedoeld in het eerste lid, zesde volzin betreft, iedere notaris, verplicht is een tekort in het saldo van de bijzondere rekening terstond aan te vullen en hij ter zake daarvan aansprakelijk is, tenzij hij aannemelijk kan maken dat hem ter zake van het ontstaan van het tekort geen verwijt treft.
De kamer is van mening dat doordat de kandidaat-notaris vanaf het ontstaan van het tekort op de bijzondere rekening, gedurende de periode 30 juni 2005 tot en met 23 augustus 2005, niet terstond het tekort heeft aangevuld, conform artikel 25 lid 3 Wna, hem daarvan tuchtrechtelijk een verwijt te maken valt. De klacht is gegrond.
Aan het verweer van de kandidaat-notaris dat de klachttermijn ruimschoots is overschreden gaat de kamer voorbij omdat de in artikel 99 lid 12 Wna neergelegde klachttermijn hier niet van toepassing is.
2.6
Investeringen in KK
De klacht.
Het gebruik maken door de kandidaat-notaris van een niet-authentiek afschrift ... als ware het echt en onvervalst, past een kandidaat-notaris niet en schaadt het vertrouwen in het notariaat op ernstige wijze.
In de beslissing van 23 december 2012 heeft de kamer in dit verband reeds geoordeeld dat het valselijk opmaken van het afschrift ...door de kandidaat-notaris dan wel het gebruik maken (dan wel het bieden van de mogelijkheid om gebruik te maken) van een valselijk opgemaakt stuk door de kandidaat-notaris (die volgens eigen mededeling ruim ... jaar in het notariaat werkzaam is waarvan ... jaar als notaris), zich niet verdraagt met het bepaalde in artikel 1 van de Verordening beroeps- en gedragsregels. Daar is bepaald dat de notaris (dan wel de kandidaat-notaris; zie artikel 32 van bedoelde verordening) zich in de uitoefening van zijn beroep en daarbuiten zodanig gedraagt dat de eer en het aanzien van het notariaat niet worden of kunnen worden geschaad. Daarbij komt dat de kandidaat-notaris voor zijn beroeps-uitoefening zelf de ... tot zijn beschikking heeft en hij als geen ander behoort te weten welk vertrouwen in het maatschappelijk verkeer in de juistheid van een dergelijk afschrift wordt gesteld.
De kamer is van oordeel dat de kandidaat-notaris hier tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht is gegrond.
2.7
Provisie PP
De klacht.
Het uitoefenen van het ambt in onafhankelijkheid, onpartijdigheid zoals genormeerd in artikel 17 Wna en de zorgvuldigheid zoals vastgelegd in artikel 17 en 24 lid 1 Wna is ten aanzien van de kandidaat-notaris in het gedrang gekomen door onder meer:
- het niet in het dossier bewaren van relevante documenten zoals de juiste ondertekende overeenkomsten
- het vervolgens verstrekken, na een vraag van het BFT, van een onjuiste koopovereenkomst;
- het verlenen van notariële diensten aan RR waarvan de kandidaat-notaris zelf bestuurslid is. Ten tijde van het versturen van deelnota’s t.b.v. de voorbereiding van de verkoop van de grond, is de kandidaat-notaris zelf bestuurslid
- medewerking verlenen aan een transactie waarbij een RR op nauwelijks aangegeven gronden zich een voordeel laat ontgaan, zonder daarbij de beschikkings- en beslissingsbevoegdheid van de betrokken personen nadrukkelijk te hebben vastgesteld
- gedurende de behandeling van het dossier een (onzakelijke) schuldverhouding aangaan met de betrokken partij, het SS. De kandidaat-notaris is op dat moment bestuurslid van het SS en begeleidt een grondtransactie
- het niet in rekening brengen van de notariële werkzaamheden bij alle betrokken partijen
- het actief participeren in het uitbetalen van derdengelden aan partijen die niet betrokken zijn bij de transactie. Per 1 januari 2008 zijn nadere regels gesteld voor het uitbetalen van gelden aan niet-partijen en is voornoemde niet toegestaan.
Naar aanleiding van onder meer voormelde punten heeft TT in opdracht van de SS een rapport van feitelijke bevindingen d.d. 5 april 2012 aan die RR uitgebracht. Op basis van hetgeen het BFT heeft gerapporteerd en de uitkomsten van het rapport van TT komt de kamer tot de conclusie dat de kandidaat-notaris door het verlenen van diensten aan een RR en het aangaan van een schuldverhouding met die RR voor de “buitenwacht” de schijn van belangenverstrengeling en partijdigheid op zich heeft geladen.
De kamer is van oordeel dat de kandidaat-notaris daarmee in strijd heeft gehandeld met hetgeen een behoorlijk kandidaat-notaris betaamt. De klacht is gegrond.
In de overige door het BFT aangedragen klachtonderdelen ziet de kamer geen aanleiding deze aan de kandidaat-notaris als tuchtrechtelijk verwijtbaar aan te rekenen.
3.
Gelet op het samenstel van een (soms onderling verweven) reeks van gegrond bevonden klachten, van verwijtbaar verkeerde inschatting van situaties op diverse punten en tekortkomingen op het gebied van integriteit en zorgvuldigheid is de kamer van oordeel dat de kandidaat-notaris het vertrouwen in het notariaat in hoge mate heeft geschaad. De kamer is op grond van de ernst en het gewicht van de gegronde klachten van oordeel dat voor de aan de kandidaat-notaris te verwijten gedragingen geen andere tuchtrechtelijke sanctie passend is dan de maatregel van ontzetting uit het ambt. De kandidaat-notaris zal niet meer, al dan niet als waarnemer, in het notariaat werkzaam kunnen zijn.
4. De beslissing
De kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen in het arrondissement x:
- legt de kandidaat-notaris de maatregel van ontzetting uit het ambt op.
Aldus gegeven te X op 23 april 2013 door ....