ECLI:NL:TNOKARN:2013:YC0935 Kamer van toezicht Arnhem 07.831/2012/15
ECLI: | ECLI:NL:TNOKARN:2013:YC0935 |
---|---|
Datum uitspraak: | 22-03-2013 |
Datum publicatie: | 08-04-2013 |
Zaaknummer(s): | 07.831/2012/15 |
Onderwerp: | Personen- en Familierecht |
Beslissingen: | Klacht ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Klager verwijt de notaris dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld, waaronder begrepen dat hij brieven onzorgvuldig heeft geformuleerd, niet voortvarend heeft gehandeld en klager niet correct heeft bejegend. Klacht ongegrond. |
KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-
NOTARISSEN TE ARNHEM
Kenmerk: 07.831/2012/15
Beslissing van de Kamer van Toezicht te Arnhem op de klacht van
[…],
wonende te […],
gemachtigden: mr. M. Keijzer en [A] te Amsterdam,
klager,
tegen
[…],
notaris te […],
gemachtigde: mr. M. van Hunnik te Barneveld.
Partijen zullen verder klager en de notaris worden genoemd.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- een brief met bijlagen van klager van 15 mei 2012;
- een brief met bijlagen van de notaris van 13 juni 2012;
- een e-mailbericht van klager van 7 februari 2013;
- de mondelinge behandeling van de klacht op 8 februari 2013,
waarbij zijn verschenen:
- klager, bijgestaan door mr. Keijzer en [A] voornoemd;
- de notaris, bijgestaan door mr. Van Hunnik voornoemd.
Klager heeft op de zitting een pleitnotitie aan de notaris en de Kamer overgelegd, maar heeft afgezien van voordracht daaruit. De Kamer zal op deze pleitnotitie acht slaan, voor zover klager de inhoud tijdens de mondelinge toelichting aan de orde heeft gesteld.
Ter zitting heeft de notaris bezwaar gemaakt tegen het overleggen van het
e-mailbericht van klager van 7 februari 2013, omdat hij door de late indiening niet in de gelegenheid is om inhoudelijk te reageren. De Kamer zal bij de beoordeling hierop nader ingaan.
2. De feiten
2.1 Klager is gehuwd geweest met [B], welk huwelijk is geëindigd door het overlijden van [B] op 14 juni 1993. Uit dit huwelijk zijn drie dochters geboren.
2.2 [B] heeft een zogenaamd langstlevende-testament gemaakt, op grond waarvan de kinderen door het overlijden een vordering op klager kregen van f. 40.698,00 (€ 18.467,00) per kind.
2.3 Klager is hertrouwd met mevrouw [C].
2.4 Op 15 november 2007 is klager voor het eerst bij de notaris geweest in verband met zijn wens om een regeling te treffen ten aanzien van de vorderingen van zijn kinderen.
2.5 Op 30 juni 2009 heeft de notaris een bespreking met klager, die ernstig ziek was, in het ziekenhuis gehad. Naar aanleiding daarvan heeft de notaris op 6 juli 2009 de kinderen aangeschreven over het voorstel van klager met betrekking tot de uitkering van de erfdelen van hun moeder. De kinderen zijn niet akkoord gegaan met dat voorstel.
2.6 Op 17 juli 2009 heeft de notaris na overleg met klager de kinderen opnieuw aangeschreven. De kinderen hebben de notaris op 17 juli 2009 per e-mail bevestigd dat de inhoud van de brief van de notaris in grote lijnen akkoord (één dochter) c.q. akkoord (twee dochters) was.
2.7 Op 21 juli 2009 heeft klager een open hartoperatie ondergaan. Hij is daarna langdurig ziek geweest.
2.8 Op 18 maart 2010 heeft de notaris de kinderen opnieuw aangeschreven en een concept van de notariële akte gezonden. De kinderen hebben hierop niet meer gereageerd.
2.9 Op 24 augustus 2010 is klager met zijn gemachtigde [A] bij de notaris geweest voor een bespreking. [A] is gehuwd met één van de kinderen van [C].
2.10 De notaris is van oktober 2010 tot november 2011 ziek geweest.
3. De klacht en het verweer
Klager verwijt de notaris dat hij:
1. onzorgvuldig heeft gehandeld, waaronder begrepen dat hij brieven
onzorgvuldig heeft geformuleerd;
2. niet voortvarend heeft gehandeld;
3. klager niet correct heeft bejegend.
De notaris voert gemotiveerd verweer. De Kamer zal, voor zover van belang, hieronder nader op het verweer van de notaris ingaan.
4. De beoordeling van de klacht
4.1 Ingevolge artikel 98 lid 1 Wet op het notarisambt zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij de zorg die zij als notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt.
De Kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert. De Kamer overweegt daartoe als volgt.
Klachtonderdeel 1
4.2 De notaris heeft op 18 maart 2010 het concept van de akte met een begeleidende brief naar de kinderen gestuurd. In die brief staat vermeld:
“Uw vader heeft mij onlangs bericht dat u recent – opnieuw – bent overeengekomen een regeling te treffen ten aanzien van uw vorderingen op uw vader.”
Klager stelt dat de notaris foutief heeft opgenomen dat er tussentijds opnieuw een overeenkomst tussen klager en de kinderen tot stand zou zijn gekomen. Deze formulering heeft volgens klager als direct gevolg gehad dat de kinderen niet meer tot een notariële formalisering van de in juli 2009 gemaakte afspraken over willen gaan en ieder verder contact met hem schuwen.
4.3 Aan de Kamer ligt de vraag voor of de wijze van formuleren van de brief van 18 maart 2010 onzorgvuldig is geweest en wel dermate onzorgvuldig, dat dit tuchtrechtelijk verwijtbaar is. De Kamer stelt vast dat dat niet kan worden beoordeeld, nu de daartoe benodigde informatie ontbreekt. Niet voldoende is komen vast te staan wat klager en mogelijk anderen jegens de notaris hebben verklaard op grond waarvan de notaris ertoe is gekomen te schrijven wat hij heeft geschreven in zijn brief van 18 maart 2010. Op voorhand acht de Kamer de stelling van klager, dat het aan deze uitlating van de notaris te wijten is dat de kinderen afzien van de notariële formalisering van de afspraken die in juli 2009 gemaakt leken te zijn, op grond van de thans voorliggende informatie en zonder nadere toelichting, die ontbreekt, ook niet zonder meer aannemelijk. Uit de stukken blijkt van een moeizame verhouding tussen klager en zijn dochters met betrekking tot de hoogte van het bedrag dat klager aan zijn dochters verschuldigd is.
4.4 Tussen partijen is in geschil of de notaris bij zijn brief van 15 maart 2010, waarbij hij de conceptakte ter beoordeling vooraf aan klager toezond, ook de begeleidende brief aan de kinderen aan klager heeft toegestuurd. De notaris meent van wel en klager meent van niet. De Kamer kan niet vaststellen of klager al dan niet van tevoren de begeleidende brief van 18 maart 2010 aan de kinderen onder ogen heeft gehad, nu partijen tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd en een en ander niet uit de processtukken blijkt. De Kamer is van oordeel dat het mogelijk niet vooraf ter inzage geven van de brief aan klager niet tot een ander oordeel zou leiden, zodat daarnaar in het kader van deze procedure geen verder onderzoek nodig is. Het verweer van de notaris dat hij niet inhoudelijk heeft kunnen reageren op het e-mailbericht van klager van 7 februari 2013 dat hierop betrekking had zal de Kamer daarom passeren.
4.5 Alle bovenstaande feiten en omstandigheden in aanmerking nemende, in hun onderlinge samenhang bezien, is naar het oordeel van de Kamer niet komen vast te staan dat de notaris een tuchtrechtelijk verwijt valt te maken. De Kamer acht dit klachtonderdeel ongegrond.
Klachtonderdeel 2
4.6 Klager heeft ter zitting toegelicht dat de notaris met name in de periode tussen 30 juni 2009 en 18 maart 2010 niet voortvarend heeft gehandeld. De notaris heeft klager op 30 juni 2009 gesproken, de kinderen hebben op 17 juli 2009 hun akkoord gegeven, maar het heeft tot 18 maart 2010, dus ruim acht maanden, geduurd voordat de notaris de kinderen een conceptakte toestuurde. Klager acht dit verwijtbaar, omdat de notaris er van op de hoogte was dat klager met spoed deze kwestie geregeld wilde hebben. Ter zitting heeft klager gesteld dat, indien hij bij de open hartoperatie zou zijn overlijden, zijn echtgenote een groot probleem had gehad.
De notaris meent dat hij voldoende voortvarend heeft gehandeld.
4.7 De Kamer overweegt als volgt. Vast staat dat de notaris jegens klager en de kinderen heeft aangegeven dat de uitkering van de erfdelen zou worden vastgelegd in een notariële akte. Vast staat ook dat klager de notaris opdracht heeft gegeven om die notariële akte op te stellen. De notaris had dus de opdracht om, nadat de kinderen op 17 juli 2009 hun akkoord hadden gegeven op de door klager voorgestelde regeling, een conceptakte op te stellen. Dat een notariële vastlegging vóór de open hartoperatie op 21 juli 2009 niet meer mogelijk was, stelt klager zelf in zijn klachtbrief van 15 mei 2012. Voor zover de klacht ziet op de periode tot de operatie van klager wordt daaraan om die reden voorbij gegaan.
4.8 Klager stelt dat hij in de periode na de operatie de notaris diverse malen telefonisch heeft verzocht om nadere inlichtingen over de voortgang. Dit wordt door de notaris gemotiveerd weersproken. De notaris stelt dat er voor zover hij zich kan herinneren in de periode van juli 2009 tot januari 2010 geen contact is geweest. Hij heeft alleen de echtgenote van klager op straat ontmoet, waarbij zij hebben gesproken over de gezondheid van klager. De notaris heeft voor het eerst in januari 2010 weer tijd geschreven in het dossier, op grond waarvan hij veronderstelt dat er in januari 2010 een telefoontje is geweest. Op 15 maart 2010 heeft de notaris de conceptakte ter beoordeling naar klager gestuurd, waarbij hij schreef “tot mijn spijt door omstandigheden met enige vertraging”. Ter zitting heeft de notaris toegelicht dat deze zin doelt op de periode tussen januari 2010 en maart 2010.
4.9 De Kamer overweegt dat het op de weg van de notaris lag om na de operatie van klager een conceptakte op te stellen. Dat hij dat niet direct heeft gedaan, acht de Kamer, gelet op de gezondheidstoestand van klager, niet verwijtbaar. Klager diende immers ook zelf de akte te tekenen, hetgeen gedurende zijn ziekbed langere tijd niet goed mogelijk leek. Klager heeft twee maanden in coma gelegen. Dat de notaris wachtte op een mededeling van de familie dat klager zover hersteld was dat de akte getekend kon worden is in dat licht niet onbegrijpelijk.
De periode tussen januari 2010 en maart 2010 acht de Kamer langer dan wenselijk maar niet tuchtrechtelijk verwijtbaar, waarbij een rol speelt dat de notaris voor deze vertraging zijn excuses heeft gemaakt. De Kamer ziet onvoldoende aanleiding om op grond van het bovenstaande de klacht gegrond te verklaren.
4.10 De Kamer neemt bij de beoordeling mede in overweging dat ook de notaris gedurende een lange periode geheel danwel gedeeltelijk arbeidsongeschikt is geweest. Dat het dossier vanwege de ziekte van de notaris heeft stilgelegen acht de Kamer niet verwijtbaar, nu klager heeft afgezien van het aanbod van de collega van de notaris om het dossier over te nemen.
4.11 De Kamer acht dit klachtonderdeel ongegrond.
Klachtonderdeel 3
4.12 Klager heeft met [A], door klager voorgesteld als zijn schoondochter, op 24 augustus 2010 een bespreking gehad bij de notaris. De notaris heeft naar aanleiding van die bespreking op 1 september 2010 een brief naar klager gestuurd, waarin staat:
“Het zal u niet ontgaan zijn dat ik verrast was en mij overrompeld en aangevallen voelde door de scherpte en felheid van uw schoondochter jegens mij. Ik vond haar optreden ongepast, zeker ook in het licht van de contacten en de aard daarvan die u en ik de afgelopen jaren hebben gehad.”
Klager stelt dat deze schriftelijke weergave van het gesprek door de notaris een onjuist beeld van dat gesprek gaf, onnodig grievend was en niet constructief om naar een oplossing toe te werken.
De notaris is van mening dat hij deze opmerking mocht maken en betwist dat zijn brief een onjuist beeld van het gesprek gaf.
4.13 Ter zitting heeft klager zijn klacht aangevuld met de stelling dat de notaris tijdens het gesprek geen open houding jegens klager had. De notaris deed een beroep op zijn geheimhoudingsplicht, waardoor er geen discussie meer mogelijk was. Hij probeerde het gesprek zo kort mogelijk te houden en heeft tijdens het gesprek geroepen, aldus klager.
De notaris erkent dat hij een beroep heeft gedaan op zijn geheimhoudingsplicht. Hij heeft betwist dat hij geen open houding had, dat hij het gesprek zo kort mogelijk wilde houden en dat hij heeft geroepen.
4.14 De Kamer acht hetgeen de notaris in zijn brief van 1 september 2010 over [A] schreef niet verwijtbaar. De notaris beschrijft hoe hij het gesprek heeft ervaren in betamelijke bewoordingen en ook het feit dat de notaris meende zijn ervaringen tijdens het gesprek te mogen geven is naar het oordeel van de Kamer tegen het licht van de contacten en de aard daarvan niet ongepast. Dat klager jarenlang een als goed ervaren contact had met de notaris is niet weersproken door klager. De notaris heeft een geheimhoudingsplicht en het is de notaris die bepaalt wanneer hij zich daarop beroept. Niet gesteld of gebleken is dat de notaris zich ten onrechte op die geheimhoudingsplicht heeft beroepen. De notaris betwist dat hij geen open houding had en dat hij zich niet correct heeft gedragen. Klager heeft zijn klachten op die punten onvoldoende aannemelijk gemaakt.
4.15 De Kamer acht dit klachtonderdeel ongegrond.
5. De beslissing
De Kamer van Toezicht verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.A. van Son, plv. voorzitter, mrs. A.J.V. Tierolff, T.K. Lekkerkerker, D.T. Boks en A.A.H.M. Derks plv. leden, en in tegenwoordigheid van mr. C. van Schelven, secretaris, uitgesproken in het openbaar op 22 maart 2013
De secretaris De plv. voorzitter