ECLI:NL:TNOKARN:2013:19 Kamer van toezicht Arnhem AL/2013/4
ECLI: | ECLI:NL:TNOKARN:2013:19 |
---|---|
Datum uitspraak: | 30-07-2013 |
Datum publicatie: | 08-08-2013 |
Zaaknummer(s): | AL/2013/4 |
Onderwerp: | Personen- en Familierecht |
Beslissingen: | Klacht gegrond met waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Verschil van inzicht over de noodzaak van een geldig legitimatiebewijs. Z elfs als de notaris een identiteitsbewijs wel noodzakelijk achtte, had hij in elk geval aan klager kenbaar moeten maken dat en waarom hij zijn vragen niet beantwoordde. Door helemaal niet te reageren, heeft de notaris niet de zorgvuldigheid in acht genomen, die van hem mocht worden verwacht. Het uit laten blijven van elke communicatie naar klager door de notaris acht de kamer klachtwaardig. Gegrond. Waarschuwing. |
KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN
klachtzaak AL/2013/4
BESLISSING
inzake: [..],
wonende te [..],
klager;
tegen: [..] ,
notaris te [..],
hierna: de notaris.
1. Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 17 december 2012, met bijlagen, heeft klager een klacht ingediend tegen de notaris bij de Kamer van Toezicht voor notarissen en kandidaat notarissen te Zutphen.
1.2 Gelet op de wijziging van de Wet op het notarisambt (Wna) ingaande 1 januari 2013, is de behandeling van de klacht overgedragen aan de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem‑Leeuwarden, hierna de kamer.
1.3 De notaris heeft zich verweerd bij brief van 25 februari 2013. Klager heeft gerepliceerd bij schrijven van 5 april 2013. Bij brief van 24 april 2013 is van de notaris de dupliek ontvangen.
1.4 De klachtzaak is ter zitting van 19 juli 2013 behandeld. Klager en de notaris zijn in persoon verschenen.
2. Feiten
2.1 Gelet op hetgeen klager en de notaris hebben aangevoerd en op basis van hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, gaat de kamer uit van de volgende feiten.
2.2 Klager heeft de notaris op 30 november 2011 bezocht. Tijdens dit bezoek is gesproken over de mogelijkheid om een akte van subrogatie op te stellen ter zake van door klager voor de familie [A] betaalde rentelasten aan de Rabobank. Op die mogelijkheid zou na het gesprek worden teruggekomen.
2.3 Klager heeft het kantoor van de notaris nadien telefonisch over een antwoord benaderd en heeft bij brief van 28 april 2012 schriftelijk nadere informatie gevraagd van de notaris. Klager heeft geen antwoord van de notaris ontvangen.
3. Standpunten
3.1 Klager stelt zich op het standpunt dat de notaris niet juist heeft gehandeld met betrekking tot door hem aan de notaris gestelde vragen. Klager doelt hier op het op 30 november 2011 gedane verzoek aan de notaris om een akte van subrogatie op te stellen ter zake van door klager betaalde rentelasten van derden aan de Rabobank. Hij klaagt over het feit dat de notaris niet reageerde op zijn telefonische verzoeken en niet op de aan de notaris aangetekend toegezonden brief van 28 april 2012. Klager is van mening dat hij door het handelen van de notaris schade heeft geleden.
3.2 Op het verweer van de notaris, dat voornamelijk eruit bestaat dat de notaris niets voor klager kon/wilde doen voordat hij van klager een geldig identiteitsbewijs had ontvangen, zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.
4. Overwegingen
4.1 Ingevolge artikel 98, eerste lid, Wna (vanaf 1 januari 2013 artikel 93, eerste lid, Wna) is de notaris aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De kamer zal de klacht aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
4.2 Het voorgaande brengt met zich dat de kamer zich dient te beperken tot de vraag of sprake is van tuchtrechtelijk gezien laakbaar handelen van de notaris. Het al dan niet toewijzen van de door klager gevraagde schadevergoeding behoort niet tot de bevoegdheden van de kamer.
4.3 Uit het verhandelende ter zitting is gebleken dat klager en de notaris allereerst van inzicht verschillen over het antwoord op de vraag wat nu precies voor klager de aanleiding is geweest om de notaris de bezoeken. In de beleving van de notaris was dat primair het niet beschikken over een “bewijs van in leven zijn” ten behoeve van een uit te betalen AOW-uitkering. Klager legt echter de nadruk op de door hem aan de notaris gestelde vragen over subrogatie. In elk geval is in het gesprek de noodzaak van een geldig legitimatiebewijs aan de orde geweest en het daarover niet beschikken door klager.
Wat echter over de noodzaak van het identiteitsbewijs zij, de kamer is duidelijk geworden dat het klager vooral ging om de mogelijkheid van het veilig stellen van zijn rechten in verband met de door hem voor derden verrichte betalingen, hetgeen volgens klager via subrogatie te realiseren was, maar door de notaris in het gesprek van 30 november 2011 betwijfeld werd. Vast staat dat klager telefonisch en bij aangetekende brief van 28 april 2012 een antwoord van de notaris heeft gevraagd. De notaris heeft erkend dat hij die brief van 28 april 2012 heeft ontvangen en daar niet op heeft gereageerd, dit omdat hij - naar zijn zeggen - voor beantwoording over een geldig identiteitsbewijs diende te beschikken en hij de ‘herhaalde verzoeken van klager moe was’.
Naar het oordeel van de kamer vormde het ontbreken van een identiteitsbewijs geen gegronde reden voor het niet beantwoorden van de vragen van klager betreffende de subrogatie. Maar zelfs als de notaris een identiteitsbewijs wel noodzakelijk achtte, had hij - zo hij de vraag betreffende de subrogatie niet kon/ wilde beantwoorden - in elk geval aan klager kenbaar moeten maken dat en waarom hij zijn vragen niet beantwoordde. Door helemaal niet te reageren, heeft de notaris niet de zorgvuldigheid in acht genomen, die van hem mocht worden verwacht. Het uit laten blijven van elke communicatie naar klager door de notaris acht de kamer klachtwaardig.
4.4 Uit het bovenstaande volgt dat de klacht gegrond is.
4.5 Op de gegrondverklaring van een klacht past in beginsel een tuchtrechtelijke reactie. Met betrekking tot de op te leggen sanctie overweegt de kamer dat het ongepast en onzorgvuldig van de notaris is geweest om op geen enkele wijze te reageren op een schriftelijk verzoek van klager. De maatregel van een waarschuwing acht de kamer daarom gepast en geboden.
Mitsdien wordt als volgt beslist.
5 . Beslissing
De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden,
- verklaart de klacht gegrond;
- legt de notaris de tuchtmaatregel van een waarschuwing op.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.L.J.C. van Emden-Geenen, plaatsvervangend voorzitter, mr. I.C.J.I.M. van Dorp, mr. D.E.M.J. Eggels, mr. K.H.H.J. Kuhlmann en mr. V. Oostra, leden.
Uitgesproken in het openbaar door mr. R.J. Jue, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van G.J. Doeleman als secretaris op 30 juli 2013.
De secretaris, De plaatsvervangend voorzitter,