ECLI:NL:TNOKARN:2013:16 Kamer van toezicht Arnhem 07.831/2010/988
ECLI: | ECLI:NL:TNOKARN:2013:16 |
---|---|
Datum uitspraak: | 14-05-2013 |
Datum publicatie: | 01-08-2013 |
Zaaknummer(s): | 07.831/2010/988 |
Onderwerp: | Personen- en Familierecht |
Beslissingen: | Verzet ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Voorgaande klachtzaak. Notaris was niet verplicht te verschijnen ter zitting. Eerder aan de orde gestelde klachtonderdelen niet opnieuw ter beoordeling van de kamer. Niet ingesteld hoger beroep doet daar niet aan af. Ook niet nu is gesteld dat de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen niet bekend was. Het staat de notaris vrij om een gepretendeerde opeisbare vordering door een incassobureau te laten innen |
KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN
klachtzaak: 07.831/2010/98
BESLISSING
Inzake het verzet van:
[..]
wonende te [..]
Opposante.
1. Aanduiding beslissing waartegen verzet is gedaan
1.1 Beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Arnhem, hierna te noemen de kamer van toezicht, van 1 februari 2011.
2. Feiten
2.1 Voor de feiten en de klacht van opposante van 14 december 2010 gaat de Kamer uit van hetgeen is vermeld in de beslissing waartegen verzet is gedaan.
3. Overwegingen
3.1 Gelet op de wijziging van de Wet op het notarisambt (Wna) ingaande 1 januari 2013, is de Kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden, hierna de Kamer, vanaf genoemde datum bevoegd om te oordelen inzake een tegen een beslissing van de voorzitter van de kamer van toezicht ingesteld verzet.
3.2 Ingevolge artikel 99, tweede lid, van de Wna, zoals dat luidde tot 1 januari 2013, kan de voorzitter een klacht terstond met redenen omkleed afwijzen indien hij van oordeel is dat deze kennelijk niet ontvankelijk is.
3.3 Het achtste lid van artikel 99 Wna (oud) en het elfde lid van artikel 99 Wna (nieuw) bepaalt dat ten gevolge van verzet de beslissing vervalt, tenzij de Kamer het verzet niet-ontvankelijk of ongegrond verklaart.
3.4 Vervolgens is in artikel 99 Wna bepaald dat indien de Kamer van oordeel is dat het verzet gegrond is, de zaak in verdere behandeling wordt genomen.
3.5 De Kamer stelt vast dat de bij brief van 14 december 2010 door opposante ingediende klacht tegen [..], notaris te [..], hierna de notaris, bij beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van 1 februari 2011 kennelijk ongegrond is verklaard.
3.6 Tegen deze beslissing is door opposante bij brief van 13 februari 2011 verzet gedaan. Opposante heeft het verzet aangevuld bij brief van 18 april 2013 met bijlagen. Opposante is in de gelegenheid gesteld ter zitting van 23 april 2013 over het verzet te worden gehoord. Van deze gelegenheid is, met kennisgeving, geen gebruik gemaakt.
3.7 Voor zover de klacht van opposante van 14 december 2010 ziet op het feit dat de notaris niet is verschenen ter zitting van de kamer van toezicht van 19 mei 2010 overweegt de Kamer als volgt.
3.8 In de beslissing is daaromtrent overwogen dat de notaris niet verplicht was te verschijnen en dat dit klachtonderdeel daarom kennelijk ongegrond is. Opposante bestrijdt dit en is van mening dat de notaris diende te verschijnen ter zitting van de kamer van toezicht.
3.9 De Kamer volgt opposante daarin niet. Het oproepen van partijen ziet in de eerste plaats op de kennisgeving dat een zitting wordt gehouden en de mogelijkheid om daar standpunten toe te lichten. Van belang is dat door de kamer van toezicht geen, door de notaris genegeerde, oproep met de verplichting om te verschijnen is verzonden.
3.10 Verder ziet de klacht op het feit dat de notaris een incassobureau opdracht heeft gegeven over te gaan tot het innen van de declaratie van de notaris.
3.11 In de beslissing is overwogen dat de notaris gerechtigd is haar honorarium bij klaagster in rekening te brengen. Een geschil daarover kan worden voorgelegd aan de voorzitter van het bestuur van de ring Arnhem. Daarbij is vastgesteld dat opposante daarvoor heeft gekozen en dat de notaris daarin aanleiding heeft gezien de inning van haar vordering tijdelijk te staken. Omdat daarbij volgens de voorzitter niet is gebleken van onjuist of onzorgvuldig handelen van de notaris en bovendien niet gebleken is dat niet correct is gehandeld ter zake van de keuze van het incassobureau is geoordeeld dat ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond is. Opposante stelt zich wat dit onderdeel betreft op het standpunt dat geen sprake is geweest van een summier onderzoek. Ook is geen acht geslagen op haar opmerking dat sprake was van intimidatiepogingen van de notaris. Voor het overige heeft opposante onder meer uitvoerig toegelicht dat met de keuze voor het incassobureau is afgezien van een bureau met een verplichting tot integriteit, zoals een gerechtsdeurwaarder of een incassobureau met het lidmaatschap van de NVIO.
3.12 De Kamer volgt opposante ook hierin niet. Naar het oordeel van de Kamer zijn geen feiten gebleken die moeten leiden tot de slotsom dat bij de keuze van het incassobureau niet juist is gehandeld. Het inschakelen van een incassobureau om een vordering te innen is een normale methode als eerdere pogingen om te innen niet zijn geslaagd. Het kan daarom niet worden aangemerkt als een poging tot intimideren. In de keuze van het incassobureau is de notaris vrij. Dat de notaris of het door haar ingeschakelde incassobureau opposante aanleiding hebben gegeven om zich geïntimideerd te voelen, is de Kamer niet gebleken.
3.13 Voor het overige zien de klacht en het verzet op de beslissing van de kamer van toezicht van 30 juni 2010. Naar de mening van opposante heeft de kamer van toezicht het door haar genoemde verwijt inzake de zorgplicht van de notaris niet beoordeeld.
3.14 In de beslissing is geoordeeld dat de klacht op dit onderdeel kennelijk ongegrond is omdat het op de weg van opposante had gelegen om hoger beroep in te stellen tegen de beslissing van de kamer van toezicht. Opposante is van mening dat ook wat dat betreft niet juist is geoordeeld. Naar haar mening is ten onrechte aangenomen dat zij een brief heeft ontvangen waarin de mogelijkheid van hoger beroep is genoemd. Volgens opposante kan niet worden uitgesloten dat die brief niet bij de uitspraak is gevoegd en bevat de uitspraak ten onrechte geen afsluitend onderdeel waarin het rechtsmiddel tegen de uitspraak wordt genoemd.
3.15 Naar het oordeel van de Kamer leidt ook deze klacht niet tot een gegrond verzet. Uitspraken worden in een vensterenveloppe aangetekend verzonden. Dat kan niet anders dan met een begeleidende brief waarin het juiste adres is vermeld. Daaruit volgt dat opposante de begeleidende brief met de mededeling over het hoger beroep moet hebben ontvangen. Ook als wordt aangenomen dat de begeleidende brief opposante niet heeft bereikt, blijft van belang dat het gaat om een eerder aan de orde gesteld klachtonderdeel. Daarover kan niet opnieuw een klacht worden ingediend bij de Kamer. Het is aan opposante of zij haar grieven tegen de uitspraak van 30 juni 2010 alsnog wil voorleggen aan het hof te Amsterdam. Het hof zal dan hebben te beslissen of het hoger beroep tijdig is ingesteld. Aldus is terecht overwogen dat niet opnieuw kan worden geklaagd over dit onderdeel van een klacht, die reeds is afgedaan met een beslissing van de kamer van toezicht.
3.16 Voor zover opposante heeft aangevoerd dat de mogelijkheid van hoger beroep ten onrechte niet in de beslissing is vermeld doet dit niet af aan het voorgaande. Een dergelijk argument kan door het hof worden beoordeeld indien sprake is van een (te) laat ingesteld hoger beroep.
3.17 Ook ter zake van de overige door opposante genoemde onvolkomenheden, waaronder onjuiste passages en feiten en de behandeling ter zitting, die betrekking hebben op haar eerdere klacht is de Kamer van oordeel dat dit geen wijziging brengt in het voorgaande. Alles wat betrekking heeft op de eerdere klacht en daarop gevolgde beslissing van 30 juni 2010 kan, met verwijzing naar overweging 3.15, niet door de Kamer bij de beoordeling van het verzet worden betrokken.
3.18 Gelet op het voorgaande is het verzet ongegrond.
4. Beslissing
De Kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden;
- verklaart het verzet ongegrond.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open .
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J. Jue, plaatsvervangend voorzitter, mr. M.J. Blaisse, mr. W.J. Hordijk, A. Roesink-Kragt en mr. B.F. Wesseling, leden en door de plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van G.J. Doeleman als secretaris, in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2013.
De secretaris, De plaatsvervangend voorzitter,