ECLI:NL:TNOKAMS:2013:YC0984 Kamer van toezicht Amsterdam 514793/NT 12-23 P

ECLI: ECLI:NL:TNOKAMS:2013:YC0984
Datum uitspraak: 14-03-2013
Datum publicatie: 31-05-2013
Zaaknummer(s): 514793/NT 12-23 P
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Wilsbekwaamheid erflater? Er was geen aanleiding voor nader onderzoek notaris. Eigen verantwoordelijkheid kandidaat-notaris.

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN

TE AMSTERDAM

Beslissing van 14 maart 2013 in de klacht met nummers 514793 / NT 12-23 P van:

[klaagster],

wonende te [woonplaats],

klaagster;

tegen:

[de notaris],

notaris te [vestigingsplaats],

de notaris .

 

Het verloop van de procedure

De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:

-          klaagschrift met bijlagen van 15 maart 2012;

-          beslissing van 5 april 2012 van het gerechtshof te Amsterdam, waarin de zaak is verwezen naar deze kamer;

-          verweerschrift van 25 mei 2012;

-          repliek met bijlagen van 13 augustus 2012;

-          een brief van klaagster van 13 augustus 2012;

-          dupliek van 11 september 2012.

Bij de behandeling van de klacht op 10 januari 2013 zijn klager en de notaris verschenen. Partijen hebben het woord gevoerd. Uitspraak is bepaald op 14 maart 2013.

1. De feiten

De kamer gaat uit van de volgende, voor zover voor de beoordeling van belang zijnde, feiten en omstandigheden:

a.    Op dinsdag 12 juni 2007 heeft een medewerkster van de notaris, [naam], kandidaat-notaris (hierna: [de kandidaat-notaris]), een bespreking gevoerd met de vader van klaagster, de heer [naam] (hierna: erflater) in verband met het opmaken van zijn testament.

b.    Op 2 juli 2007 heeft erflater ten overstaan van de notaris de akte, houdende het testament, ondertekend. Bij dat testament werd de zuster van erflater, [naam] (hierna: [de zus van erflater]) tot executeur en bewindvoerder (over het erfdeel van klaagster - ten tijde van de ondertekening 15 jaar oud - tot haar 21e levensjaar) benoemd. Klaagster is enig erfgename. Aan [de zus van erflater] vermaakte erflater een legaat van zijn roerende zaken, waaronder zijn auto, en de helft van het saldo op een girorekening, onder vermelding van het rekeningnummer.

c.    Op 11 oktober 2007 heeft [de kandidaat-notaris] aan [de zus van erflater] geschreven – voor zover hier van belang- : “Naar aanleiding van ons telefoongesprek van gisteren, 10 oktober 2007, bevestig ik u bij deze dat ik met [erflater] op dinsdag 12 juni 2007 op ons kantoor een gesprek heb gehad over een aantal persoonlijke aangelegenheden. In dat gesprek heeft hij aangegeven dat hij wenst dat u zijn administratie en de verzorging van zijn woning en enkele andere zaken voor hem zal organiseren aangezien hij daar, naar zijn zeggen, zelf niet meer toe in staat is. Hij heeft mij in het zelfde gesprek medegedeeld dat hij zijn voormalige echtgenote niet met bovengenoemde zaken vertrouwt. Zijn dochter Marlous achtte hij nog te jong.”

d.   Rond februari 2008 is het vermogen van erflater onder bewind gesteld. De bewindvoerder heeft de betreffende girorekening opgeheven en de inboedel verkocht.

e.    Op 2 februari 2011 is erflater (op 62-jarige leeftijd) overleden.

f.     Op 8 februari 2011 heeft klaagster op het notariskantoor een kopie van het testament gekregen. Klaagster is sinds oktober 2007 in bezit van een kopie van het concept van dit testament.

g.    Uit een brief van 9 juni 2011 van de huisarts van erflater blijkt dat de neuroloog die erflater behandelde in mei 2007 een zogenaamde frontotemporale dementie bij erflater heeft geconstateerd, welke vorm een ernstig talige stoornis veroorzaakt en waarbij sprake is van een gebrek aan ziekte-inzicht.

2. De klacht

2.1 Volgens klaagster had de notaris niet tot het passeren van het testament mogen overgaan. Klaagster meent dat er voor de notaris genoeg aanleidingen waren voor een (nadere) beoordeling van wilsbekwaamheid van erflater, aangezien:

- erflater had laten weten dat hij niet meer in staat was zijn eigen administratie te doen;

- het initiatief voor het verzoek tot dienstverlening niet van erflater zelf kwam, maar van [de zus van erflater];

- er sprake was van een medische indicatie (namelijk dementie).

[de zus van erflater] was volgens klaagster op de hoogte van de ziekte van erflater. [De zus van erflater] was ook bij de bespreking met [de kandidaat-notaris] op 12 juni 2007 aanwezig.

Volgens klaagster kon haar vader toen al bijna geen normaal gesprek meer voeren.

2.2 Klaagster verwijt de notaris dat contact is opgenomen met de bewindvoerder van erflater, waarbij uitdrukkelijk is verzocht om de girorekening van erflater aan te houden

3. Het verweer

3.1 De notaris heeft zich als volgt verweerd. Erflater heeft aan [de kandidaat-notaris] in het gesprek op 12 juni 2007 laten weten dat hij een testament wilde opstellen, waarin hij wilde vastleggen dat zijn dochter zo weinig mogelijk uit zijn nalatenschap zou krijgen. [De kandidaat-notaris] heeft toen met erflater de wettelijke regelingen doorgenomen. Vervolgens moest klaagster wel (enig) erfgenaam worden, maar zonder dat zijn ex-echtgenote, de moeder van klaagster, het voor het zeggen zou krijgen. Daartoe zou de zuster van erflater tot bewindvoerder over het erfdeel van klaagster worden benoemd totdat zij 21 was en verder tot executeur van zijn nalatenschap.

3.2 Bij het passeren van de akte op 2 juli 2007 heeft de notaris het testament uitgebreid met erflater doorgenomen en toegelicht. Hierbij was [de zus van erflater] niet aanwezig. Erflater was nog steeds dezelfde mening toegedaan, waarna de akte is ondertekend. Uit niets is [de kandidaat-notaris] of de notaris gebleken dat zij aan de mening van erflater, of aan diens mededelingen, wensen en opvattingen, zouden hebben moeten twijfelen. Het testament geeft naar de mening van de notaris de kennelijke bedoelingen van erflater juist weer.

3.3 Na het overlijden van erflater heeft [de kandidaat-notaris] contact gehad met [de zus van erflater] om haar uitleg te geven over de inhoud van het testament en haar taken als executeur.

3.4 Met de onderbewindstelling van erflater, rond februari 2008, heeft de notaris geen bemoeienis gehad. [de kandidaat-notaris] heeft [de zus van erflater] als executeur bijgestaan met advies, omdat de bewindvoerder van erflater de administratie in eerste instantie niet wilde overhandigen.

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 98 lid 1 van de Wet op het notarisambt (zoals dat luidde vóór 1 januari 2013) zijn notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen of kandidaat-notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient te beoordelen of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Uit het dossier en de door partijen overgelegde stukken blijkt niet dat erflater zich zodanig heeft gedragen bij de bespreking en later bij het tekenen van het testament, dat er voor [de kandidaat-notaris] en de notaris aanleiding was om nader onderzoek te doen naar de wilsbekwaamheid van erflater. Niet is gesteld of gebleken dat [de kandidaat-notaris] en/of de notaris op de hoogte was/waren van de diagnose frontotemporale dementie. Het feit dat iemand niet meer in staat is zijn administratie bij te houden, wil nog niet zeggen dat hij niet in staat is zijn wil te bepalen ten aanzien van zijn nalatenschap.

Ook gaf hetgeen erflater in het testament wilde opnemen geen aanleiding voor het doen van nader onderzoek. De kamer oordeelt derhalve dat de notaris in dat opzicht niet klachtwaardig heeft gehandeld. Dit klachtonderdeel wordt daarom ongegrond verklaard.

4.3 De kamer heeft het aldus begrepen dat [de kandidaat-notaris] op verzoek van [de zus van erflater] de bewindvoerder van erflater heeft gebeld met het verzoek de girorekening van erflater aan te houden. De kamer begrijpt dat klaagster zich daarover heeft verbaasd, aangezien het ook naar het oordeel van de kamer niet tot de taak van [de kandidaat-notaris] hoorde, wetende dat het geld op die girorekening een legaat aan [de zus van erflater] was, om dat verzoek in te willigen.

Niet gesteld of gebleken is echter dat de notaris van tevoren op de hoogte was van het feit dat [de kandidaat-notaris] het voornemen had om de bewindvoerder telefonisch dat verzoek te doen. De kamer is daarom van oordeel dat dat niet aan de notaris kan worden verweten. [de kandidaat-notaris] had daarin haar eigen verantwoordelijkheid. Ook dit klachtonderdeel wordt daarom ongegrond verklaard.

4.4 Dat leidt tot de volgende beslissing.

Beslissing

De kamer van toezicht:

-                     verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. M.Y.C. Poelmann, voorzitter, O.J. van Leeuwen,

M. Bijkerk, F.L.M. van de Graaff en A.J.H.M. Janssen, leden, in tegenwoordigheid van

mr. E.B.T. Kienhuis, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2013.

Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam (postbus 1312, 1000 BH Amsterdam) binnen 30 dagen na de dag van verzending van de aangetekend verzonden kennisgeving.