ECLI:NL:TNOKAMS:2013:16 Kamer van toezicht Amsterdam 517357/NT 12-25 J

ECLI: ECLI:NL:TNOKAMS:2013:16
Datum uitspraak: 24-09-2013
Datum publicatie: 27-11-2013
Zaaknummer(s): 517357/NT 12-25 J
Onderwerp: Registergoed
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Uit het exploot van 22 oktober 2010 blijkt dat op verzoek van klager op genoemde datum in strafrechtelijk klassiek beslag ex artikel 94 Strafvordering (hierna: Sv) in beslag is genomen het registergoed [adres] te [woonplaats] en het registergoed [adres] [woonplaats]. Op grond van genoemd artikel 94 Sv kunnen voorwerpen in beslag worden genomen met het oog op de waarheidsvinding of om wederrechtelijk verkregen voordeel, als bedoeld in artikel 36e van het wetboek van strafrecht aan te tonen, dan wel omdat zij in aanmerking komen voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer. Voorts heeft de voorzieningenrechter in kort geding op 28 juni 2011 geoordeeld dat de mededeling van klager, namelijk dat van de zijde van het Openbaar Ministerie het vermoeden bestaat dat betreffend pand afkomstig is van enig misdrijf en dat hij een risico van strafvervolging ter zake van opzet- of schuldwitwassen loopt wanneer hij dit pand (en de merkenrechten) voorhanden heeft of krijgt, voor rekening en risico van Cekaoge komt, en niet aan toewijzing van de vordering (de levering) in de weg staat. Vast staat dat partijen, genoemd in de akte sub 1.f van onderhavige beslissing, de notaris opdracht hebben gegeven tot het passeren van onderhavige akte van levering. Anders dan klager en ook verweerder kennelijk stellen, is de kamer van oordeel dat niet eenduidig kan worden vastgesteld welk beslag thans door klager is gelegd op onderhavige registergoederen. Dit kan evenwel ook in het midden blijven. Gezien de inhoud van de door de notaris verleden akte is het beslag immers op het geleverde goed blijven rusten. De positie van [klager] als beslaglegger is dus niet aangetast. Het staat de notaris niet vrij zijn ministerie te weigeren op de enkele grond dat een goed wordt overgedragen waarop een strafrechtelijk beslag rust. Nu klager de beoogde transactie niet als zodanig als witwastransactie heeft bestempeld, komt de kamer tot het oordeel dat de notaris op goede gronden zijn ministerie heeft verleend. Van schending van de zorgplicht van de zijde van de notaris, dan wel handelen in strijd met een andere in acht te nemen (tucht)norm is niet gebleken. Het feit dat het de notaris bekend was dat [klager] voornemens is de rechter te verzoeken de goederen waarop de akte betrekking had verbeurd te verklaren maakt het voorgaande niet anders.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT AMSTERDAM

Beslissing van 24 september 2013 in de klacht met nummer 517357 / NT 12-25 J van:

[klager],

klager ,

tegen:

[de notaris],

notaris te [vestigingsplaats],

raadsman: mr. B. Rol,

de notaris

Het verloop van de procedure

De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:

- klaagschrift met bijlagen van 14 mei 2012;

- verweerschrift van 4 juli 2012;

- repliek van 8 augustus 2012;

- brief van de notaris van 26 september 2012, waarin wordt afgezien van dupliek.

1. De feiten

De kamer gaat uit van de volgende voor de beoordeling van de klacht van belang zijnde feiten en omstandigheden:

a. Op 22 oktober 2010 heeft de deurwaarder op verzoek van klager aan de besloten vennootschap Devagarden B.V. een proces-verbaal van beslaglegging registergoederen betekend, dat als volgt luidt: “Heden, (..) ten verzoek van [KLAGER] (..) heb ik (..) ingevolge art 94 Sv: IN STRAFRECHTELIJK ‘’KLASSIEK” BESLAG GENOMEN: 1. Het registergoed, bedrijvigheid (industrie), staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres], (…) 2. Het registergoed, bedrijvigheid (industrie), staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres], (…), welke registergoederen in eigendom toebehoren aan de besloten vennootschap Devagarden B.V. (…..); Geschiedende deze inbeslagneming ter verzekering der vordering die requirant heeft terzake van gepleegde strafbare feiten en/of wederrechtelijk verkregen voordeel; zullende na de overgang van het conservatoir beslag in een executoriaal beslag de verkoop van de in beslag genomen registergoederen geschieden ten overstaan van een daartoe bevoegd notaris; en hiervan is door mij, deurwaarder, opgemaakt dit proces-verbaal.

b. Op 22 oktober 2010, om 11.11 uur is voornoemd proces-verbaal ingeschreven in het kadaster.

c. Bij vonnis in kort geding van 28 juni 2011 is Devagarden veroordeeld om conform de in die procedure overgelegde akten voornoemde registergoederen te leveren aan Cekaoge Holding B.V. (indirect bestuurder: de heer [naam]). De voorzieningenrechter oordeelt onder meer: “Desgevraagd heeft [klager] de voorzieningenrechter bij e-mail van 20 juni 2011 laten weten dat het beslag van het Openbaar Ministerie er op is gericht om te zijner tijd tot verbeurdverklaring van het pand te komen. Voorts heeft [klager] laten weten dat aan dhr. [naam] is medegedeeld dat van de zijde van het Openbaar Ministerie het vermoeden bestaat dat dit pand afkomstig is uit enig misdrijf en dat hij een risico van strafvervolging ter zake van opzet- of schuldwitwassen loopt wanneer hij dit pand (en de merkenrechten) voorhanden heeft of krijgt. Dit komt echter voor rekening en risico van Cekaoge en staat niet aan toewijzing van de vordering in de weg.

d. Op 4 juli 2011 heeft klager de notaris geschreven: “Zoals u bekend is door mij ten laste van Devagarden BV strafrechtelijk beslag gelegd op het registergoed [adres]/[adres] te [woonplaats] alsmede op merkenrechten t.n.v. [naam]. Langs deze weg informeer ik u dat deze beslaglegging ziet op vermoeden van witwassen van deze objecten; meer concreet dat uit feiten en omstandigheden het ernstige vermoeden bestaat deze goederen door Devagarden - middellijk of onmiddellijk – zijn verkregen uit enig misdrijf. In de nog lopende strafprocedure bestaat mijnerzijds het voornemen t.z.t. de rechter te verzoeken deze goederen (voorwerpen) verbeurd te verklaren (zie art. 33/33a Sr). gelet op vorenstaande verzoek ik u mijn positie als (bijzonder) beslaglegger in ogenschouw te nemen en mij op de hoogte te houden omtrent het eventuele voornemen tot levering van vorenstaande goederen. Reeds op voorhand kan ik u berichten dat ik het voornemen heb om u te verzoeken, bij eventuele levering, de koopsom over te boeken op een bankrekening in beheer bij het Openbaar Ministerie/Justitie. Daarnaast zal, zo is thans mijn voornemen, bij zodanige levering aansluitend strafrechtelijk beslag volgen ten laste van de koper (Cekaoge Holding BV of eventuele derde). Gelet op het voornoemde nog lopende strafrechtelijk onderzoek naar witwassen van objecten met aanzienlijke waarde, verzoek ik u bovendien kritisch te bezien in hoeverre medewerking uwerzijds bij levering valt te rijmen met de binnen het notariaat geldende beroepsregels.

e. In zijn brief van 30 november 2011 heeft klager de notaris bericht dat het strafrechtelijk onderzoek nog steeds gaande is en: “Gaarne verneem ik van u of u de eerdere transactie nog in portefeuille heeft en zo ja in hoeverre er, voor zover u bekend, (recente) ontwikkelingen zijn die voor mij als beslaglegger relevant zijn of redelijkerwijs relevant kunnen zijn.

f. Op 15 december 2011 heeft de notaris een “Akte van levering onder voorwaarden zonder kwijting (aflevering vindt direct plaats)”verleden waarin voornoemde registergoederen door Devagarden B.V. werden geleverd aan Pentagon Amsterdam B.V. (indirect bestuurder: de heer [naam]). In deze akte werd bepaald dat koper de koopprijs uiterlijk op 1 juli 2018 zou voldoen. De levering geschiedt onder meer onder de ontbindende voorwaarde dat verkoper uiterlijk op 1 juli 2018 heeft zorg gedragen voor doorhaling van voornoemd strafrechtelijk “klassiek” beslag.

g. Op 4 januari 2012 heeft klager de notaris geschreven: “Bij raadpleging van de Openbare registers werd ik bekend van een door u op 15 december 2011 verleden “Akte van levering onder voorwaarden zonder kwijting” m.b.t. de registergoederen [adres] en [adres] te [woonplaats]. Zoals u bekend (en door mij in voornoemde brieven u nog eens expliciet gemaakt) is namens mij beslag gelegd op deze registergoederen ten titel van verbeurdverklaring. Daarmee wijkt de grondslag van dit beslag af van die van een reguliere schuldeiser. Beslag ten titel van verbeurdverklaring is erop gericht het eigendom van een specifiek aan te duiden voorwerp (welk te relateren is aan een strafbaar feit), als onderdeel van de te voorziene door de rechter op te leggen straf, van rechtswege over te dragen aan de Staat (zie art. 33 t/m 34 Sr). Wettelijk uitgangspunt is dat slechts die voorwerpen vatbaar zijn van verbeurdverklaring die aan de verdachte toebehoren. Dit laatste brengt met zich mee dat overdracht van het eigendom van een beslagen voorwerp aan een derde de met het beslag beoogde zekerheid (van tenuitvoerlegging van de verbeurdverklaring) aantast. Indachtig vorenstaande meen ik dan ook dat ik belanghebbende ben bij de voornoemde door u verleden akte. Vanuit die positie verzoek ik u mij onderbouwd te informeren:

1) Vanuit welke redenatie u als notaris betrokken bij deze akte, naar uw mening mijn bijzondere positie als beslaglegger ten titel van verbeurdverklaring in voldoende mate heeft gewaarborgd; en

2) In hoeverre aan de verkoper enige zekerheid (in welke vorm en door wie en hoe dan ook) is verstrekt dat betaling door de koper zal plaatsvinden. En voor zover daarvan geen sprake is:

3) In hoeverre het gebrek hieraan naar uw visie mijn positie als belanghebbende bij deze transactie niet aantast.”

h. Op 30 januari 2012 heeft de notaris op de brief van 4 januari 2012 van klager geantwoord: “Het door u gelegde beslag wordt door [klager] in het Arrondissement [woonplaats], alsmede de deurwaarder aangemerkt als beslag ingevolge artikel 94 Sv. Doel van de inbeslagname is: “ter verzekering van de vordering die u heeft terzake van gepleegde strafbare feiten en/of wederrechtelijk verkregen voordeel; zullende na overgang van het conservatoir beslag in een executoriaal beslag de verkoop van de in beslag genomen registergoederen geschieden ten overstaan van een daartoe bevoegd notaris;”. Het beslag ligt derhalve conform artikel 94 lid 1 Sv en toeziend op ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel zoals aangegeven in artikel 36 e Sr. Er is derhalve geen beslag gelegd ten titel van verbeurdverklaring en in dat verband zie ik de door u geschetste bijzondere positie als beslaglegger niet. Voorts is het beslag zoals door u niet aangetast.

2. De klacht

2.1 Naar de mening van klager had van de notaris mogen worden verwacht, gezien zijn onderzoeksplicht, dat hij zich, bij de nadrukkelijke verwijzing naar een wetsartikel bij een beslag, vergewist van de betekenis daarvan.

2.2 Klager heeft de notaris in zijn brieven van 4 juli 2011 en 30 november 2011 bericht over de betekenis van het beslag en hem verzocht te reageren indien er ontwikkelingen waren die van belang konden zijn voor klager als beslaglegger. De notaris heeft daarop echter niet gereageerd.

2.3 Klager meent dat de notaris met het welbewust medewerking verlenen aan het verlijden van de akte in strijd heeft gehandeld met artikel 21 Wet op het notarisambt (hierna Wna). Het gegeven dat de notaris zich niet voorafgaand aan de levering met klager heeft verstaan, vormt daarbij een aan de notaris aan te rekenen aspect. De notaris had naar de mening van klager buitengewoon kritisch de beoogde levering en de daaraan verbonden voorwaarden moeten bezien alvorens daaraan zijn medewerking te verlenen. Ook vanwege zijn eigen strafrechtelijke positie (het risico als medepleger/medeplichtige verbonden worden aan een witwastransactie) had de notaris tot uiterste voorzichtigheid moeten nopen.

Door zijn medewerking aan de aanpassing van de akte heeft de notaris bovendien de belangen van klager niet behartigd. De positie van klager als beslaglegger is door de levering aanzienlijk verslechterd.

In de onderliggende overeenkomst tussen partijen in de in de feiten genoemde kort gedingprocedure was opgenomen dat betaling uiterlijk op 1 september 2011 diende te geschieden. In de definitieve akte is echter de betalingstermijn opgerekt tot 1 juli 2018.

Die aanpassing maakt de positie van de verkoper kwetsbaar (bij voorbeeld bij overdracht door de koper van het registergoed aan een derde en aansluitend faillissement van de koper).

De met het beslag beoogde verbeurdverklaring, hoewel theoretisch niet onmogelijk, is door de levering gefrustreerd. Met de huidige constructie is voor klager de mogelijkheid tot beslag op de koopsom ook geen deugdelijke compensatie, aangezien het een vordering is met effect in de verre toekomst zonder enige garantie (zekerheidsrecht).

3. Het verweer

3.1 Naar de mening van de notaris blijkt uit de tekst van het proces-verbaal van 22 oktober 2010 niet dat het beslag wordt gelegd ter verbeurdverklaring, maar dat het een conservatoir beslag is ter uitwinning. Niet hetgeen door klager beoogd is, is doorslaggevend, maar het feitelijk en formeel juridisch handelen. Het beslag ligt nog immer en men kan, indien voorzien van een executoriale titel, overgaan tot uitwinning. De positie van klager is geenszins geschaad. Ook de voorzieningenrechter heeft in zijn vonnis van 28 juni 2011 geoordeeld dat het beslag de toewijzing van de vordering (de levering) niet in de weg stond. Dat na het kort geding koper en verkoper andere afspraken hebben gemaakt over de betaling, doet niets af aan de positie van de beslaglegger.

3.2 Op geen enkele wijze heeft klager zijn bijzondere positie als beslaghebber beargumenteerd waardoor de notaris zijn belangen ex artikel 17 Wna anders zou moeten beoordelen dan hij heeft gedaan. Daar komt bij, dat de notaris ook de belangen van de andere bij de transactie betrokken partijen in ogenschouw moet nemen. Van een notaris mag niet worden verwacht dat hij een betrokkene bij een transactie anders bedient omdat hij een officier van justitie is.

De geheimhoudingsplicht van de notaris staat in de weg aan het doen van mededelingen aan betrokkenen, ook aan een officier van justitie. De notaris meent dat het niet tot de verplichtingen van een notaris ex artikel 21 Wna behoort om zich te verstaan met een officier van justitie, zodra deze verdenkingen heeft in een omvangrijke witwaszaak.

Tevens staat het de notaris niet vrij een dienst te weigeren indien daartoe geen gegronde reden aanwezig is.

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij als notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient te beoordelen of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Met zijn eerste klacht verwijt klager de notaris dat hij zich onvoldoende heeft gerealiseerd welke de betekenis is van het door klager gelegd beslag, waardoor hij niet op goede gronden mocht besluiten zijn ministerie te verlenen aan het passeren van de akte van 15 december 2011, als genoemd onder 1f van onderhavige beslissing. Volgens klager vormden de term ‘klassiek beslag’, zoals beschreven in het proces-verbaal van beslaglegging sub 1.a. van onderhavige beslissing, de registratie in het Kadaster op 22 oktober 2011 en de overige bewoordingen in genoemd exploot tezamen voldoende aanleiding voor de notaris om zich ervan te vergewissen dat het karakter van het door klager gelegd beslag gericht was op een beslag ten titel van verbeurdverklaring van betreffende registergoederen. Daarbij had klager de notaris diverse keren schriftelijk geïnformeerd met betrekking tot het gelegd beslag, de intentie tot verbeurdverklaring en de samenhang van dit beslag met het vermoeden van witwassen. Genoemde omstandigheden vormden tezamen voldoende grond voor de notaris om zijn ministerie te weigeren nu door het passeren van genoemde akte de positie van klager als officier van justitie in een omvangrijke witwaszaak ernstig werd benadeeld, aldus klager.

4.3 De kamer overweegt het volgende.

Ingevolge artikel 21 Wna is de notaris verplicht de hem bij of krachtens de wet opgedragen of de door een partij verlangde werkzaamheden te verrichten, behoudens het bepaalde in het tweede, derde en vierde lid. Ingevolge lid 2 van genoemd artikel is de notaris verplicht zijn dienst te weigeren wanneer naar zijn redelijke overtuiging of vermoeden de werkzaamheid die van hem verlangd wordt leidt tot strijd met het recht of de openbare orde, wanneer zijn medewerking wordt verlangd bij handelingen die kennelijk een ongeoorloofd doel of gevolg hebben of wanneer hij andere gegronde redenen voor weigering heeft.

Uit de memorie van Toelichting blijkt dat een notaris verplicht is de hem bij of krachtens de wet opgedragen of door een partij verlangde werkzaamheden te verrichten, behalve in het geval waarin hij naar zijn overtuiging op een specifieke grond het verlenen van de dienst meent te moeten weigeren.

4.4 Uit het exploot van 22 oktober 2010 blijkt dat op verzoek van klager op genoemde datum in strafrechtelijk klassiek beslag ex artikel 94 Strafvordering (hierna: Sv) in beslag is genomen het registergoed [adres] te [woonplaats] en het registergoed [adres] [woonplaats]. Op grond van genoemd artikel 94 Sv kunnen voorwerpen in beslag worden genomen met het oog op de waarheidsvinding of om wederrechtelijk verkregen voordeel, als bedoeld in artikel 36e van het wetboek van strafrecht aan te tonen, dan wel omdat zij in aanmerking komen voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer.

Voorts heeft de voorzieningenrechter in kort geding op 28 juni 2011 geoordeeld dat de mededeling van klager, namelijk dat van de zijde van het Openbaar Ministerie het vermoeden bestaat dat betreffend pand afkomstig is van enig misdrijf en dat hij een risico van strafvervolging ter zake van opzet- of schuldwitwassen loopt wanneer hij dit pand (en de merkenrechten) voorhanden heeft of krijgt, voor rekening en risico van Cekaoge komt, en niet aan toewijzing van de vordering (de levering) in de weg staat.

Vast staat dat partijen, genoemd in de akte sub 1.f van onderhavige beslissing, de notaris opdracht hebben gegeven tot het passeren van onderhavige akte van levering. Anders dan klager en ook verweerder kennelijk stellen, is de kamer van oordeel dat niet eenduidig kan worden vastgesteld welk beslag thans door klager is gelegd op onderhavige registergoederen. Dit kan evenwel ook in het midden blijven. Gezien de inhoud van de door de notaris verleden akte is het beslag immers op het geleverde goed blijven rusten. De positie van [klager] als beslaglegger is dus niet aangetast. Het staat de notaris niet vrij zijn ministerie te weigeren op de enkele grond dat een goed wordt overgedragen waarop een strafrechtelijk beslag rust.

Nu klager de beoogde transactie niet als zodanig als witwastransactie heeft bestempeld, komt de kamer tot het oordeel dat de notaris op goede gronden zijn ministerie heeft verleend. Van schending van de zorgplicht van de zijde van de notaris, dan wel handelen in strijd met een andere in acht te nemen (tucht)norm is niet gebleken. Het feit dat het de notaris bekend was dat [klager] voornemens is de rechter te verzoeken de goederen waarop de akte betrekking had verbeurd te verklaren maakt het voorgaande niet anders.

De kamer acht het eerste klachtonderdeel ongegrond.

4.5 Daarnaast verwijt klager de notaris dat hij als belanghebbende diende te worden geïnformeerd nu het beslag ten titel van verbeurdverklaring was gelegd en klager als belanghebbende bij de door de notaris verleden akte diende te worden beschouwd.

Immers het beslag ten titel van verbeurdverklaring is er op gericht het eigendom van een specifiek aan te duiden voorwerp van rechtswege over te dragen aan de Staat, aldus klager.

Daarmee samenhangend verwijt klager de notaris dat deze zijn brieven van 4 juli 2011 en 30 november 2011 – waarin klager hem heeft bericht over de betekenis van het gelegd beslag - niet heeft beantwoord.

4.6 De kamer oordeelt als volgt.

Ingevolge artikel 22 Wna is de notaris, voor zover niet bij of krachtens de wet anders is bepaald, ten aanzien van al hetgeen waarvan hij uit hoofde van zijn werkzaamheid als zodanig kennis neemt tot geheimhouding verplicht. Uit het dossier blijkt dat de notaris op 30 januari 2012 de brieven van klager schriftelijk heeft beantwoord. Vast staat voorts dat de notaris in opdracht van de sub 1f van onderhavige beslissing genoemde partijen heeft gehandeld. Klager was daarbij geen partij. De enkele omstandigheid dat een officier van justitie enig belang heeft bij een door hem gelegd strafrechtelijk beslag maakt hem niet gerechtigd tot informatie met betrekking tot iedere ten aanzien van het beslagen goed door een notaris te verlijden akte. Wel is het zo dat de hoedanigheid van de notaris als openbaar ambtenaar in zeer uitzonderlijke gevallen tot een ander oordeel kan leiden. Nu het daarbij gaat om een schending van de geheimhoudingsplicht die op de notaris rust ten aanzien van hetgeen hem in zijn hoedanigheid als notaris door partijen is meegedeeld zal dit echter hoogst uitzonderlijk zijn. Omstandigheden die in dit geval rechtvaardigen dat de notaris zijn geheimhoudingplicht zou schenden teneinde [klager] te informeren zijn niet gesteld. De notaris heeft dan ook mogen aannemen dat hij tot geheimhouding jegens klager verplicht was. De kamer oordeelt dit klachtonderdeel derhalve eveneens ongegrond.

4.7 Dat leidt tot de volgende beslissing.

Beslissing

De kamer voor het notariaat:

- verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. R.H.C. Jongeneel, voorzitter, mrs. A.H. Schotman, J.P. Harseler, J.D.M. Schoonbrood, en P.J. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Land-Smorenburg, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2013.

Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam (postbus 1312, 1000 BH Amsterdam) binnen 30 dagen na de dag van verzending van de aangetekend verzonden

kennisgeving.