ECLI:NL:TNOKAMS:2013:13 Kamer van toezicht Amsterdam 537782 / NT 13-15 J 537798 / NT 13-16 J
ECLI: | ECLI:NL:TNOKAMS:2013:13 |
---|---|
Datum uitspraak: | 05-09-2013 |
Datum publicatie: | 16-10-2013 |
Zaaknummer(s): |
|
Onderwerp: | Personen- en Familierecht |
Beslissingen: | Klacht gegrond zonder maatregel |
Inhoudsindicatie: | Vast staat evenwel dat de notaris niet bereid is geweest kopieën van de bankafschriften van de Rabobank te verstrekken, zoals klager verzocht. Ter zitting heeft hij als toelichting gegeven dat genoemde bank de dagafschriften verstrekt had onder het voorbehoud dat hij deze niet mocht afgeven aan betrokkenen. Volgens de notaris was de achtergrond van die aanwijzing dat toen nog onduidelijk was wie erfgenaam zou zijn. Echter, nu de raadsvrouwe van klager uitdrukkelijke verzoeken deed tot verstrekking van de dagafschriften en op zeker moment duidelijk was geworden dat alle betrokkenen zich bij het handgeschreven testament neerlegden, lag het op de weg van de notaris om de dagafschriften alsnog te verstrekken, dan wel tenminste bij de bank te informeren of zij, nu duidelijk was wie de erfgenamen waren, instemde met de verstrekking daarvan. Door in plaats daarvan vast te houden aan de door de bank gegeven instructie handelde de notaris in strijd met zijn zorgplicht als bedoeld onder 4.1; daarom acht de kamer genoemd klachtonderdeel gegrond. Anderzijds overweegt de kamer dat klager ook op herhaalde uitnodiging van de notaris om de bankafschriften dan op het notariskantoor te komen inzien, niet is ingegaan. Volgens de notaris heeft de verstrekking van de dagafschriften ook nog plaatsgevonden via een dropbox, volgens klager kon hij die bestanden niet openen omdat het vereiste wachtwoord ontbrak. Dat heeft hij de notaris ook laten weten. Dat de notaris het wachtwoord heeft verstrekt is niet gesteld. Deze vorm van verstrekking moet dus als niet succesvol buiten beschouwing blijven. Al met al acht de kamer genoemd klachtonderdeel gegrond, doch zal daaraan geen maatregel verbinden. |
KAMER VOOR HET NOTARIAAT VOOR HET RESSORT AMSTERDAM
Beslissing van 5 september 2013 in de klacht met nummers 537782 / NT 13-15 J en 537798 / NT 13-16 J:
[klager],
wonende te [woonplaats],
raadsvrouw mr. E.M. van Ardenne te Woudenberg
klager,
tegen
[de notaris],
notaris te [vestigingsplaats],
raadsman mr. A. Schennink te Amsterdam,
de notaris ,
en
[de kandidaat-notaris] ,
kandidaat-notaris te [vestigingsplaats],
raadsman mr. A. Schennink te Amsterdam
de kandidaat-notaris.
Het verloop van de procedure
De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:
- klaagschrift met bijlagen van 16 augustus 2012;
- aanvulling op het klaagschrift met bijlagen van 13 september 2012;
- verweerschrift van 10 september 2012;
- repliek met bijlagen van 16 november 2012;
- brief van klager met bijlagen van 11 januari 2013,
- dupliek met bijlagen van 29 mei 2013,
- brief van klager met bijlagen van 30 mei 2013,
- brief van klager met bijlagen van 3 juni 2013,
- brief van klager met bijlagen van 23 augustus 2013,
- brief van de notaris met bijlagen van 26 augustus 2013,
- brief van klager van 27 augustus 2013.
Bij de behandeling van de klacht op 6 juni 2013 zijn verschenen: mr. E.M. van Ardenne, raadsvrouwe van klager, de notaris en de kandidaat-notaris, bijgestaan door hun raadsman mr. A. Schennink. Partijen hebben het woord gevoerd. Door beide raadslieden zijn pleitnotities overgelegd. Tijdens de mondelinge behandeling is de zitting geschorst waarna door de voorzitter aan de notaris is verzocht een brief van de Belastingdienst betreffende de voorlopige aanslag Inkomstenbelasting te verstrekken alsmede de Rabobank te verzoeken of de beperkingen zijn opgeheven op het verstrekken van bankafschriften aan partijen. Uitspraak is bepaald op 5 september 2013.
1. De feiten
De kamer gaat uit van de volgende voor de beoordeling van de klacht van belang zijnde feiten en omstandigheden:
a. Op 24 mei 2010 is [naam], verder te noemen erflaatster, overleden te [woonplaats]. Erflaatster was ongehuwd.
b. Op 4 maart 2009 heeft erflaatster een testament laten opmaken bij de notaris. Op grond van dit testament waren de kinderen van haar zuster, te weten [naam], wonende te [woonplaats], (hierna: [A]), [naam], wonende te [woonplaats], (hierna: [B]), de enige erfgenamen. Bij holograaf van 26 april 2010 heeft erflaatster haar vorige testament herroepen en tot enige en algehele erfgenamen van haar nalatenschap benoemd [A], [B], en klager.
c. De notaris heeft zich op 26 juli 2010 als betrokken notaris laten registreren bij de rechtbank Haarlem.
d. Op 2 november 2010 heeft de notaris aan klager geschreven voor zover van belang: ”Aangezien ik op dit moment geen executeur cq boedelnotaris ben beschik ik niet over een totaaloverzicht van het vermogen van de nalatenschap. (…) Zoals u weet hebben we nu met een onduidelijke situatie te maken en is er thans niemand beschikkingsbevoegd. Naar aanleiding van uw verzoek heb ik navraag gedaan bij [B] over een grove inschatting van het vermogen. Hij wist mij te vertellen dat er de woning is, met een geschatte waarde van € 330.000,--, met een hypothecaire belasting van circa € 40.000,-- en een beleggingsportefeuille met een waarde van circa € 200.000,--, daarnaast zijn er nog enkele schulden (waaronder aan de fiscus) alsmede vorderingen waaronder naar zeggen van [B] blijkens de stukken geldleningen aan u en uw partner. (…) Ik hoop spoedig van u te vernemen opdat u bereidt bent om een overleg bij mij op kantoor te hebben met de familie [naam].(…)”
e. Op 9 december 2010 heeft een bespreking op het kantoor van de notaris tussen de erfgenamen plaatsgevonden.
f. Op 7 januari 2011 heeft de notaris aan klager geschreven voor zover van belang: “In onze laatste bespreking met u, [B] en [A] hebben we geconcludeerd dat indien er door [erflaatster] leningen aan u zouden zijn verstrekt en er een overeenstemming zou komen over het totaalbedrag wat door [erflaatster] aan u zou zijn uitgeleend er wellicht een oplossing denkbaar is. Om een inzicht te krijgen van de eventuele geldleningen heb ik de hierna genoemde banken om bankafschriften gevraagd waarbij ik mij heb beperkt tot de afgelopen 5 jaar. Ik heb onlangs van de ABN AMRO Bank, de Rabobank en de ING Bank de hiervoren bedoelde bankafschriften van de afgelopen 5 jaar ontvangen en [B] uitgenodigd om deze afschriften te mijner kantore te komen inzien.(…) Bij deze wil ik u ook de gelegenheid geven om de afschriften te komen inzien, indien gewenst verzoek ik u met mij een afspraak hiervoor te maken. (…)”.
g. Klager heeft op 15 februari 2011 aan de notaris een boedelvolmacht verstrekt en de nalatenschap zuiver aanvaard.
h. Op 2 maart 2011 is de aangifte inkomstenbelasting van erflaatster ingediend.
i. Op 20 januari 2012 heeft de notaris de memorie van aangifte voor het recht van successie inzake de nalatenschap van erflaatster ingediend.
j. Op 1 maart 2012 heeft de raadsvrouwe van klager aan de notaris geschreven, voor zover van belang: “(…) ik u verzoek om de volgende informatie, waarover u zou beschikken volgens [B], aan mij te verstrekken binnen 14 dagen na dagtekening van deze brief:
1. een lijst van vermogensbestanddelen van [erflaatster] (a) aanwezig op de datum van het overlijden van [erflaatster] en (b) op dit moment,
2. een opgave van alle kosten die ten laste van de nalatenschap zijn gebracht,
3. een kopie van de effectennota’s van alle rekeningen vanaf de datum van overlijden van [erflaatster],
4. een opgave van de transactie’s in het kader van de afwikkeling van de nalatenschap,
5. een kopie van alle bankafschriften vanaf 2005 waarop bedragen staan die naar derden zijn overgemaakt groter dan € 1000,
6. de belastingaangiften van [erflaatster] van 2008, 2009 en 2010.
Daarnaast zie ik graag de volgende vragen beantwoord:
1. welk recht is volgens u op de afwikkeling van de nalatenschap, gelet op oa de artikelen 10:149 en 150 BW, van toepassing?
2. welke positie neemt u sinds het opmaken van de vorenvermelde akte precies in?
3. welke activiteiten heeft u verricht om na te gaan welke vermogensbestanddelen tot de boedel behoren? (…)”.
k. Op 20 april 2012 heeft de notaris aan de raadsvrouwe van klager geschreven, voor zover van belang: “ (…) Alle informatie waar u om vraagt en waarover wij beschikken is gecommuniceerd met alle erfgenamen, tevens zijn de mutaties (verkoop huis, betaling van kostennota’s) gecommuniceerd. Hieronder een korte opsomming:
- inzage van alle bankafschriften van de door mij opgevraagde bankafschriften van de bankrekeningen van wijlen [erflaatster] van de laatste 5 jaar voor haar overlijden door [klager] bij mij op kantoor (dit vanwege het feit dat de bank een uitzondering heeft gemaakt om mij dit toe te zenden onder de belofte dat ik deze afschriften uitsluitend ter inzage zou bewaren);
- 10 februari 2011; toezending van alle stukken ten aanzien van de woning, de overdracht heeft zoals u weet plaatsgevonden bij een collega-notaris in Haarlem, het saldo is op onze derdenrekening geparkeerd zoals uit de betreffende stukken blijkt
- 24 februari 2011; officiële taxatie laten doen van inboedel en toegezonden
- 14 maart 2011; overzicht van de effecten Van Schretlen & Co, met de vraag of deze moet worden aangehouden danwel worden verkocht, de prive-effecten zijn vervolgens in overeenstemming met alle erfgenamen verkocht, de effecten van [naam] BV zijn nog niet verkocht aangezien wij tot op heden nog geen reactie van [klager] hebben ontvangen over wat hij met de BV wenst te doen,
- september 2011; overzicht van de accountantskosten
- januari 2012; voorlopige aangifte met overzicht vermogen ten tijde van overlijden muw van evt vorderingen indien van toepassing
- 26 januari 2012; toezending jaarrapport [naam] BV en Publicatierapport met het verzoek aan de erfgenamen om ons te laten weten of alle erfgenamen het eens zijn over de door de accountant voorgestelde liquidatie van de BV, ondanks herinneringen hebben we daar nog geen reactie op mogen ontvangen.
Zoals eerder aangegeven kan de afwikkeling van de nalatenschap spoedig worden afgerond zodra de erfgenamen het eens zijn over de titel op grond waarvan de overboekingen aan [klager] zijn gedaan. (…).”
l. Op 27 april 2012 heeft de notaris vervolgens aan de raadsvrouwe van klager geschreven, voor zover van belang: “(…) Zoals ik u eerder mailde mag ik geen kopiën of originele bankafschriften, welke ik destijds heb opgevraagd, verstrekken, vandaar dat ik destijds de erfgenamen bij mij op kantoor heb uitgenodigd. (…) U stelt dat ik [klager] niet hetzelfde aan afschriften wil geven als andere erfgenamen en dat is onjuist. Het enige wat ik in mijn bezit heb zijn de afschriften welke ik destijds heb opgevraagd bij de banken en vervolgens ter inzage aan alle erfgenamen heb aangeboden. De effecten zijn al vanaf het begin bekend bij alle erfgenamen en het bestaan van de BV eveneens. Voor de prive-effecten is destijds overleg geweest met alle erfgenamen. De stukken ten aanzien van de verkoop zijn toegezonden, ik zal een collega van mij vragen deze opnieuw toe te zenden. (…) Aangezien een liquidatie van een BV een besluit is van de aandeelhouders, lees erfgenamen, hebben wij, zoals eerder aan u medegedeeld, diverse malen alle erfgenamen de vraag voorgelegd wat zij wenstte te doen. Tot op heden heb ik hier geen antwoord op gehad. (…) Aangezien wij geen executeur zijn in de nalatenschap hebben wij als betrokken notaris bij de afwikkeling van de nalatenschap, bij elke transactie toestemming gevraagd aan alle erfgenamen. (…) Na inzage van de bankafschriften op verzoek van de familie [naam] is gebleken dat er diverse bedragen zijn overgemaakt naar [klager], vervolgens is er een meningsverschil tussen de erfgenamen ontstaan over de titel van deze overboekingen. [Klager] heeft de familie [naam] bij mij aan tafel aangegeven dat hij vond dat het zomerhuisje onder de waarde zou zijn overgedragen. Ik heb van [klager] hier voorts niets meer hierover vernomen, indien hij zou vinden dat de nalatenschap vanwege het vorenstaande een vordering op [A] zou hebben dan is hij uiteraard vrij om deze in te dienen en dienen de erfgenamen hieromtrent eveneens overeenstemming over zien te krijgen. Tot slot is het gebruik om bij de afwikkeling van een nalatenschap aan het einde van de rit een financiële rekening en verantwoording af te leggen. Nogmaals financiële gegevens van het eerste moment waarover wij de beschikking hebben zijn aan alle erfgenamen gecommuniceerd, alle transacties na overlijden kunnen alleen door alle erfgenamen gedaan worden. Wij hebben deze gecommuniceerd alvorens als gevolmachtigde deze transacties uit te voeren. Ondanks het vorenstaande zal ik onze boekhoudster verzoeken een tussentijds overzicht te maken.”
m. Daarna heeft de raadsvrouwe van klager op 22 mei 2012 aan de notaris geschreven, voor zover van belang: “(…) De stukken die u per “dropbox” heeft doen toekomen zijn volgens cliënten incompleet. Ik stuur u in bijlage 1 de lijst met ontbrekende afschriften die tot dusverre zijn opgemerkt. Ik meld daarbij dat deze stukken ook niet als bijlage van het mailbericht van 10 mei 2012 waren opgenomen.”
n. Op 5 juni 2012 heeft klager de aan de notaris verstrekte volmacht, genoemd sub 1g van onderhavige beslissing, ingetrokken.
o. Op 22 juni 2012 heeft de notaris aan de raadsvrouwe van klager medegedeeld dat de ABN-AMRO bank door hen is aangeschreven met het verzoek de aangegeven bankafschriften direct naar het adres van de raadsvrouwe toe te zenden.
p. Op 10 augustus 2012 heeft de raadsvrouwe van klager aan de notaris geschreven voor zover van belang: ” (…) u heeft uw werkzaamheden opgeschort en dit gemeld aan de KNB, cliënt heeft zijn volmacht aan u ingetrokken, cliënt wil niet een belastingschuld van de boedel voldoen zonder de daaraan ten grondslag liggende (voorlopige) uitkering en informatie en een toelichting over de fiscale aspecten missen en evenmin is duidelijk wat er nu precies in depot is. Uw rekening en verantwoording laat zien dat er inmiddels ruim 150.000 is afgeboekt maar er missen nog diverse vermogensbestanddelen waaronder saldi van twee bankrekeningnummers. (…)
U legt uit dat de registratie van het zomerhuisje in de aangifte IB op stervensdatum juist is met de volgende zin: “waardoor de waarde hiervan niet terugkomt in de aangifte erfbelasting, wel in de inkomstenbelasting-aangifte omdat deze betreft het hele levensjaar van [erflaatster]”.
Ik heb diverse fiscale adviseurs vanmorgen gevraagd of uw toelichting juist is. Uw toelichting is geheel onjuist. In de aangifte inkomstenbelasting over het jaar van overlijden dienen de vermogensbestanddelen per sterfdatum genoemd te worden. [Naam] was er ook niet van op de hoogte dat het zomerhuisje al verkocht was, als we daar althans van uit moeten gaan. De koopsom, en zeker de reële tegenwaarde, mist volledig op de datum van overlijden. (…) Temeer omdat nog immer niet alle bankafschriften zijn afgegeven die cliënt in staat moeten stellen om na te gaan of de aangiften juist zijn en hoe de verschillen verklaard kunnen worden.”
q. Op 13 augustus 2012 heeft de kandidaat-notaris aan de raadsvrouwe van klager geschreven voor zover van belang: ”Reagerend op uw fax, welke ik vanochtend mocht ontvangen, meld ik nog dat de door u geraadpleegde fiscalisten het niet juist hebben v.w.b. de F-aangifte 2010. In deze inkomstenbelasting laat men namelijk zien welk vermogen (het betreft nl Box 3 niet Box 1; de vakantiewoning is geen hoofdverblijf!) men had op 1 januari 2010 (toen had [erflaatster] de vakantiewoning nog in eigendom) en per de overlijdensdatum (er waren 2 peildata!). De ontbrekende bankafschriften zullen, zodra deze er zijn, zo werd u al eerder gemeld. Wij zullen daar vandaag weer achterheen gaan. (…).”
r. Op dezelfde dag om 17.31 uur heeft de kandidaat-notaris vervolgens geschreven aan de raadsvrouwe van klager, voor zover van belang: “(…) De oplossing ligt in de vaststelling van de naam die moet worden gegeven aan de door [klager] van [erflaatster] (bij leven) ontvangen bedragen. Door [klager] geleende gelden dienen te worden terugbetaald dan wel te worden verrekend met het erfdeel van [klager]. Dat lijkt mij helder. Het lijkt mij dat [klager] u daar zelf ook over kan informeren met zijn eigen bankafschriften, waarop de overboekingen te zien zijn. Graag verneem ik van u welke bedragen naar uw mening door [klager] werden ontvangen onder de noemer “lening” en/of “schenking”. Deze informatie is essentieel voor de opstelling van de boedelbeschrijving/aangifte erfbelasting. (…).”
s. Op 6 november 2012 is door de notaris een update van de rekening en verantwoording van de depotrekening toegezonden aan klager.
t. Op 6 november 2012 heeft de notaris aan klager geschreven, voor zover van belang: “Naar aanleiding van uw verzoek van 17 oktober 2012 hebben wij een update van de rekening en verantwoording gemaakt welke ik heb bijgesloten. (…)
Hieronder een korte reactie ten aanzien van de inhoud van uw mail:
- voor de successieaangifte dient voor ons de samenstelling van het vermogen per datum van overlijden te worden beschreven. Indien de erfgenamen wensen dat er van bepaalde rekeningen overzichten worden opgevraagd van de jaren vóór het overlijden dat kunnen zij dat zelf doen of ons dit verzoeken te doen, maar dit is geen standaard gebruik bij de afwikkeling van een nalatenschap; (…) ik heb nog contact gehad met de accountant over het abusievelijk opnemen van het zomerhuisje op de sterfdatum, dit wordt door haar hersteld, echter ze gaf wel aan dat ook zij om haar aangifte IB sluitend te maken meer wil weten over de grote bedragen die voor het overlijden van [erflaatster] zijn overgemaakt danwel zijn gepint; (…)
- Verder vroeg de accountant ons waar de opbrengst van het zomerhuisje dan was gebleven. Uiteraard hebben wij hier ook geen idee van, echter enig speurwerk troffen we in de afschriften van de ABN rond de datum van overdracht een afschrift aan met daarop de binnenkomst van de gelden. (…)”
2. De klacht
2.1 Klager maakt de notaris en de kandidaat-notaris, de navolgende verwijten.
Verweerders hebben de nalatenschap beheerd en gedeeltelijk vereffend zonder volmacht van klager.
Ook is onduidelijk wie tussen de datum van overlijden van erflaatster (24/5/2010) en de datum van volmachtverlening door klager (14/3/2011) de nalatenschap van erflaatster heeft beheerd.
Verweerders hebben voorts kennelijk facturen voor hun werkzaamheden ten laste van een bankrekening van erflaatster gebracht en niet ten laste van een boedelrekening. Klager verwijst daartoe naar het bankafschrift nr. 3 d.d. 26 januari 2011 (Bijlage 6 repliek: bankrekening van erflaatster 56.33.47.171) Ook op 21 oktober 2010 is een betaling ten gunste van de notaris vanwege een bankrekening van erflaatster verricht. Zulks terwijl de notariële volmacht pas twee maanden later werd opgemaakt. De notaris was derhalve hiertoe niet bevoegd, aldus klager.
2.2 De tweede klacht luidt dat verweerders klager onjuist, onvolledig en tegenstrijdig hebben geïnformeerd.
De aangifte IB en de memorie van aangifte van successierechten zijn nimmer besproken met klager. Klager heeft pas een kopie van de aangifte IB ontvangen nadat deze al was ingediend. Nadat de notaris bezwaar tegen de ingediende memorie van aangifte van successierechten had ingediend, heeft klager de beslissing op het bezwaar op de laatste dag van de beroepstermijn ontvangen.
De posten in eerstgenoemde aangifte sluiten niet aan bij de betreffende informatie uit de aangifte successierechten en de saldi uit de rekening en verantwoording. Klager verwijst daartoe naar een brief d.d. 13 november 2012 van accountants [naam] te [woonplaats], [naam] en [naam], waarin zij hebben bevestigd dat zij zulks hebben vastgesteld.
Klager stelt dat verweerders tegenstrijdige berichten aan klager mededelen door de gestelde leningen niet op te nemen in bovengenoemde aangiftes, maar daarentegen wel hun werkzaamheden inzake de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster opschorten totdat de erfgenamen overeenstemming op dit punt hebben bereikt.
Voorts stelt klager de akte van levering, betreffende de verkoop van het appartement van erflaatster in februari 2011, pas in mei 2012 te hebben ontvangen.
2.3 In de derde klacht verwijt klager dat verweerders voorts hebben geweigerd relevante informatie af te geven.
Zo hebben verweerders, ondanks diverse gemotiveerde verzoeken van de raadsvrouwe van klager daartoe, geweigerd bankafschriften aan klager af te geven. Klager is op verzoek van verweerders naar het notariskantoor afgereisd teneinde de bankafschriften in te zien, maar de afschriften bleken niet compleet. Onbegrijpelijk is volgens klager dat hij de afschriften slechts op het notariskantoor heeft mogen inzien terwijl de andere erfgenaam, tevens advocaat, wel afschriften uit 2007 en 2008 in zijn bezit had. De notaris heeft vervolgens afschriften in een zogenaamde dropbox geplaatst, echter het bleek niet mogelijk voor de raadsvrouwe van klager om daartoe toegang te verkrijgen wegens het ontbreken van een code. Ook werd geen inventarislijst door verweerders opgesteld.
Nadat de raadsvrouwe zich bij verweerders op 25 november 2011 had gesteld, heeft zij na lang aandringen wel enige stukken ontvangen, maar ook na sommatie en bemiddelingsverzoek aan de KNB missen echter nog immer veel stukken en bankafschriften.
Ten aanzien van het depot hebben verweerders geen toelichting gegeven op hun rekeningen welke zij ten laste daarvan hebben gebracht. Ook heeft de kandidaat-notaris daarnaast, ondanks herhaald verzoek daartoe, geweigerd het bedrag van het saldo van de depotrekening aan klager mede te delen.
2.4 De vierde klacht houdt in dat verweerders er aan hebben bijgedragen dat essentiële documenten en mogelijk daardoor vermogensbestanddelen niet bij de afwikkeling van de nalatenschap zijn betrokken. Klager licht zijn klacht als volgt toe.
Er zijn met klager onderhandelingen in het bijzijn van verweerders gevoerd, terwijl klager geen volledig overzicht van de tot de nalatenschap behorende vermogensbestanddelen in zijn bezit had, namelijk geen boedelbeschrijving, geen bankafschriften, geen aangiften inkomstenbelasting en geen aangifte successierechten.
Erflaatster was directeur en aandeelhoudster van een BV, genaamd [naam] B.V.
Klager was niet bekend met het bestaan van deze BV. Verweerders hebben klager en zijn raadsvrouwe daarover niet, althans niet voldoende, geïnformeerd.
Het vakantiehuis van erflaatster te [woonplaats] (adres]) is kort voor haar overlijden verkocht op 12 maart 2010 aan de nicht van erflaatster voor het bedrag van € 80.000. Klager stelt zich op het standpunt dat de werkelijke waarde van genoemd vakantiehuis aanmerkelijk hoger was, namelijk € 150.000,-- à € 165.000,--. Verweerders hebben geweigerd het standpunt van klager omtrent dit tweede verblijf van erflaatster bij de onderhandelingen te betrekken. Verweerders hebben ook geweigerd de stukken met betrekking tot deze transactie aan klager ter beschikking te stellen. Klager stelt voorts dat de in de te verdelen vermogensbestanddelen genoemde koopsom van betreffende vakantiewoning ontbreekt en dat de boedel dientengevolge is benadeeld voor ongeveer € 170.000,--.
2.5 Klager verwijt in zijn vijfde klacht dat verweerders hem onheus hebben bejegend.
2.6 De zesde klacht houdt in dat verweerders jegens klager onvoldoende onpartijdig zijn opgetreden c.q. geen onafhankelijke en neutrale positie hebben ingenomen. Het voorstel van klager om genoemde transactie van het zomerhuisje in de verdeling te betrekken werd genegeerd, terwijl verweerders wel de gestelde leningen aan klager centraal bleven stellen zonder het tweede verblijf in de discussie te willen betrekken, andere bedragen te onderzoeken en de BV aan een nader onderzoek te willen onderwerpen, aldus klager.
2.7 Verweerders hebben voorts geweigerd hun werkzaamheden over te dragen, nadat klager de volmacht had ingetrokken en hiertoe uitdrukkelijk had verzocht.
2.8 Verweerders hebben geweigerd om welke praktische oplossing ook die klager en zijn raadsvrouwe aandroegen, te benutten. Hiertoe verwijst klager onder meer naar de sommatiebrief van de raadsvrouwe van klager van 3 augustus 2012, waarin verweerders wordt voorgesteld hun taak over te dragen, het resterende saldo in het depot uit te keren en de afwikkeling van de nalatenschap aan de erfgenamen over te laten alsmede de bankafschriften af te geven. Zulks hebben verweerders geweigerd.
2.9 Verweerders hebben tenslotte, door een juridisch standpunt in te nemen, klager schade berokkend, welke klager vooralsnog heeft begroot op € 12.000 aan kosten rechtsbijstand.
3. Het verweer
De notaris voert het navolgende verweer.
Nadat de beide andere erfgenamen van erflaatster van de notaris vernamen dat erflaatster nog een handgeschreven testament zou hebben gemaakt kort voor haar overlijden, gaven ze hem te kennen grote twijfel te hebben over haar toestand ten tijde van het schrijven en aldus de rechtsgeldigheid van onderhavig testament. Erflaatster had zes maanden voor haar overlijden een uitgebreid testament bij de notaris op laten maken en dit werd door genoemd handgeschreven testament in zijn geheel herroepen. Later hebben deze erfgenamen laten weten dat zij zich bij het handgeschreven testament neerleggen. Na een onderzoek door de neef van erflaatster bleek dat door haar de laatste twee jaren voor haar overlijden diverse bedragen met en zonder de vermelding van ‘geldlening’ werden overgemaakt naar een bankrekening van klager. [B] stelde voor om uitsluitend de bedragen met de vermelding ‘geldlening’ te verrekenen met het erfdeel van klager. Klager stelde zich op het standpunt dat de betreffende bedragen geen geldleningen zouden zijn geweest.
Vervolgens zijn de erfgenamen op dit punt niet tot overeenstemming gekomen.
De notaris betwist partij te hebben gekozen voor beide andere erfgenamen. De notaris heeft informatie verzameld via de accountant, stukken voor de aangifte IB bij de accountant aangeleverd, geïnformeerd bij de erfgenamen wat hun wensen waren inzake de bestanddelen van de nalatenschap, de privé-effecten van erflaatster verkocht, de jaarrekening van de BV aan de erfgenamen toegezonden, uitstel voor het indienen van de memorie van aangifte erfbelasting gevraagd en uiteindelijk de voorlopige aangifte ingediend. Dit alles is gebeurd in overleg met de erfgenamen. Op basis van de door klager op 15 februari 2011 afgegeven volmacht heeft de notaris de verkoop van het woonhuis van erflaatster, de verkoop van de effectenportefeuille en het doen van de vereiste (belasting)aangiften bewerkstelligd.
Doordat klager de volmacht heeft ingetrokken, heeft hij zijn werkzaamheden stil moeten leggen, aldus de notaris.
De notaris stelt in dupliek sub 2.6 en 3.4 dat klager de bankafschriften, genoemd in de e-mail d.d. 10 januari 2011 van [B] aan klager, heeft ingezien op het kantoor van de notaris. Ook zijn de bankafschriften elektronisch ter beschikking gesteld in een zogenaamde dropbox.
Ter zitting van 6 juni 2013 licht de notaris zulks toe met de mededeling dat de bank aan toezending van de bankafschriften de voorwaarde verbond deze niet in kopie aan klager te verstrekken, doch slechts ten kantore van de notaris ter inzage te leggen, omdat nog onvoldoende duidelijkheid was verkregen over de positie van klager als erfgenaam.
Voorts stelt de notaris in dupliek ten aanzien van het vakantiehuis van erflaatster het volgende. Het vakantiehuis is abusievelijk door de accountant opgenomen in de voorlopige aangifte IB per 24 mei 2010. Omdat het vakantiehuis reeds voor overlijden van erflaatster verkocht is, is (de waarde van) het vakantiehuis niet opgenomen in de aangifte successierechten. De ontvangen koopsom is door erflaatster ontvangen en zit in de nalatenschap.
4. De beoordeling
4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij als notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient te beoordelen of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.
4.2 Ten aanzien van het handelen van de notaris zonder de volmacht van klager overweegt de kamer het volgende.
Klager heeft op 15 februari 2011 de notariële boedelvolmacht getekend. Hierbij heeft klager verklaard volmacht te geven aan de notaris en zijn kantoorgenoten, speciaal om klager te vertegenwoordigen terzake van onderhavige nalatenschap te dien einde – kort samengevat - vorderingen, alsmede uitkeringen, door het overlijden van erflaatster opeisbaar geworden en aan de nalatenschap toekomende, te innen, rekeningen bij banken op te heffen, roerende en onroerende zaken te verkopen en leveren op de wijze, onder de voorwaarden en tegen de prijzen welke de gevolmachtigde raadzaam zal achten, belastingaangiften te doen (waaronder die van erfbelasting), en voorts al datgene verder of meer te doen hetgeen terzake van een juiste afwikkeling door de gevolmachtigde raadzaam wordt geacht.
De notaris heeft op 18 februari 2011 de akte van overdracht van het woonhuis van erflaatster verleden, op 2 maart 2011 de aangifte Inkomstenbelasting en op 20 januari 2012 de memorie van aangifte successierechten ingediend. Aangezien de datum van volmachtverlening dateert van 15 februari 2011, concludeert de kamer dat klager hiermede zijn toestemming voor genoemde handelingen heeft verleend.
Ter zitting van 16 juni 2013 heeft de notaris verklaard zich op 26 juli 2010 te hebben laten registreren als betrokken notaris bij de rechtbank Haarlem met instemming van alle erfgenamen.
Uit de stukken van het dossier blijkt dat op 19 september 2010 een brief door de notaris aan klager is gezonden, waarin hij heeft medegedeeld zijn kantoor bij de rechtbank te hebben aangemeld als boedelnotaris en in deze functie de banken bereid heeft gevonden de nota’s uit het vermogen van erflaatster te voldoen. Voorts wordt in genoemd schrijven door de notaris medegedeeld dat [A] en [B] twijfels hebben over de geldigheid van het testament van erflaatster en hij mitsdien genoodzaakt is de afwikkeling van de nalatenschap op te schorten totdat dienaangaande meer duidelijkheid is verkregen. Daarbij wordt door de notaris vermeld dat betaling van eventuele nota’s en andere beheershandelingen wel kunnen worden verricht door het notariskantoor. Dat klager zich hiertegen heeft verzet is niet gesteld of gebleken. Dat de notaris vervolgens genoemde declaraties voor zijn werkzaamheden in het kader van de afwikkeling van onderhavige nalatenschap in rekening heeft gebracht, kan de notaris dan ook niet worden verweten. De kamer acht dit klachtonderdeel dan ook ongegrond.
4.3 Ten aanzien van het klachtonderdeel dat de notaris de aangifte Inkomstenbelasting en de memorie van aangifte van successierechten niet met klager heeft besproken, verwijst de kamer naar de hiervoor onder 4.2 genoemde volmachtverlening, die tot gevolg had dat voorafgaande toestemming voor genoemde rechtshandelingen niet nodig was. Wel diende de notaris achteraf kenbaar te maken wat door hem was verricht, wat hij ook gedaan heeft: in zijn brieven van 20 en 27 april 2012 geeft de notaris een toelichting op zijn werkzaamheden inzake genoemde belastingaangiften.
Met betrekking tot het tweede en derde deel van de klacht als vermeld sub 2.2 van onderhavige beslissing overweegt de kamer het volgende.
Uit de betreffende brief van [naam] van 13 november 2012 waarnaar klager verwijst, blijkt ook dat de accountant genoemd verschil eerder aan de notaris had medegedeeld en dat deze had aangegeven zulks nader te zullen onderzoeken. Nu de stelling van klager geen steun vindt in overige stukken van onderhavig dossier, acht de kamer genoemd klachtonderdeel onvoldoende onderbouwd en derhalve ongegrond.
Met betrekking tot de datum waarop klager de stukken van de overdracht van de koopwoning van erflaatster heeft ontvangen, oordeelt de kamer dat uit de stukken van het dossier blijkt dat klager reeds vóór overdracht van de woning de conceptakte van levering heeft ontvangen van de notaris, blijkens het schrijven van 14 februari 2011 (vide prod. 6 van het verweerschrift). Ook dit klachtonderdeel faalt derhalve.
4.4 Ten aanzien van het klachtonderdeel dat verweerders klager relevante informatie zouden hebben onthouden, oordeelt de kamer als volgt.
Uit de stukken van het dossier blijkt dat op 9 december 2011 de kandidaat-notaris klager heeft geïnformeerd terzake de ontwikkelingen van de BV. (vide prod. 8 verweerschrift)
Voorts blijkt uit de stukken dat de koopsom van de voormalige vakantiewoning van erflaatster door erflaatster is ontvangen en in de nalatenschap is gevallen, blijkens het schrijven van 6 november 2012 van de notaris aan klager.
Met betrekking tot de afgifte van de bankafschriften overweegt de kamer het volgende.
In zijn brief van 20 april 2012 geeft de notaris aan dat alle bankafschriften die hij van de banken heeft ontvangen ter inzage zijn gegeven aan de erfgenamen. Klager heeft afschriften op het kantoor van de notaris ingezien. De bankafschriften zijn door de notaris elektronisch ter beschikking gesteld in een zogenaamde dropbox. Vervolgens heeft de notaris op 22 juni 2012 aan de raadsvrouwe van klager medegedeeld dat hij de ABN-AMRO gevraagd heeft de ontbrekende stukken direct aan de raadsvrouwe toe te zenden. De notaris betwist dat er bankafschriften zijn achtergehouden.
Vast staat evenwel dat de notaris niet bereid is geweest kopieën van de bankafschriften van de Rabobank te verstrekken, zoals klager verzocht. Ter zitting heeft hij als toelichting gegeven dat genoemde bank de dagafschriften verstrekt had onder het voorbehoud dat hij deze niet mocht afgeven aan betrokkenen. Volgens de notaris was de achtergrond van die aanwijzing dat toen nog onduidelijk was wie erfgenaam zou zijn.
Echter, nu de raadsvrouwe van klager uitdrukkelijke verzoeken deed tot verstrekking van de dagafschriften en op zeker moment duidelijk was geworden dat alle betrokkenen zich bij het handgeschreven testament neerlegden, lag het op de weg van de notaris om de dagafschriften alsnog te verstrekken, dan wel tenminste bij de bank te informeren of zij, nu duidelijk was wie de erfgenamen waren, instemde met de verstrekking daarvan. Door in plaats daarvan vast te houden aan de door de bank gegeven instructie handelde de notaris in strijd met zijn zorgplicht als bedoeld onder 4.1; daarom acht de kamer genoemd klachtonderdeel gegrond. Anderzijds overweegt de kamer dat klager ook op herhaalde uitnodiging van de notaris om de bankafschriften dan op het notariskantoor te komen inzien, niet is ingegaan.
Volgens de notaris heeft de verstrekking van de dagafschriften ook nog plaatsgevonden via een dropbox, volgens klager kon hij die bestanden niet openen omdat het vereiste wachtwoord ontbrak. Dat heeft hij de notaris ook laten weten. Dat de notaris het wachtwoord heeft verstrekt is niet gesteld. Deze vorm van verstrekking moet dus als niet succesvol buiten beschouwing blijven. Al met al acht de kamer genoemd klachtonderdeel gegrond, doch zal daaraan geen maatregel verbinden.
4.5 Ten aanzien van het vijfde klachtonderdeel (onheuse bejegening) oordeelt de kamer dat de stelling van klager geen steun vindt in de stukken van onderhavig dossier en overigens ook niet aannemelijk is geworden. De kamer acht deze klacht derhalve ongegrond.
4.6 Wat betreft de zesde klacht van klager, te weten partijdigheid van de notaris, overweegt de kamer als volgt. Dit verwijt wordt onderbouwd met de stelling dat het verzoek van klager om de transactie van het zomerhuisje in de verdeling te betrekken werd genegeerd, terwijl verweerders wel de gestelde leningen aan klager centraal bleven stellen, zonder het tweede verblijf in de discussie te willen betrekken, andere bedragen te onderzoeken en de BV aan een nader onderzoek te willen onderwerpen.
De kamer is van oordeel dat uit de onder 1.l aangehaalde brief blijkt dat de notaris over het zomerhuis geen standpunt heeft ingenomen. Uit de onder 1.t aangehaalde brief blijkt dat de notaris heeft vastgesteld dat de betaling van de koopsom voor het zomerhuisje was ontvangen. Dit geeft geen blijk van een partijdige houding. Wat betreft de betalingen die erflaatster voor haar overlijden aan klager heeft gedaan blijkt uit de brieven van de notaris en kandidaat-notaris zoals aangehaald onder 1.d, 1.f, 1.k en 1.r dat zij zelf geen standpunt ingenomen hebben in de discussie tussen de erfgenamen over de vraag of dit schenkingen dan wel leningen waren. Ook op dit punt blijkt niet van een partijdige houding.
De notaris heeft zich, nadat klager de volmacht had ingetrokken, op het standpunt gesteld dat hij voor elke te verrichten handeling in het vervolg expliciete toestemming van klager nodig zou hebben. Dit standpunt is juist. Een partijdige houding kan hierin niet worden gezien. Dit onderdeel van de klacht is dus ongegrond.
4.7 Met betrekking tot de zevende en achtste klacht van klager, te weten de weigering van verweerders hun werkzaamheden over te dragen en mee te werken aan een praktische oplossing, oordeelt de kamer als volgt. Klager heeft de notaris en kandidaat-notaris verzocht hun taak over te dragen, het resterende saldo in het depot uit te keren en de afwikkeling van de nalatenschap aan de erfgenamen over te laten alsmede de bankafschriften af te geven. De notaris heeft zich op het standpunt gesteld dat uitkering van de in depot staande verkoopopbrengst een partiële verdeling zou zijn die alleen met overeenstemming van alle erfgenamen mogelijk is. Nu erfgenamen niet neer communiceren en de volmacht is ingetrokken, liggen de werkzaamheden stil. De kamer acht dit standpunt juist. Daarom zijn ook deze klachtonderdelen ongegrond.
4.8 In zijn laatste klacht verwijt klager de notaris door het innemen van juridische
standpunten en overige genoemde verwijten hem schade te hebben berokkend. Dit is geen
zelfstandig verwijt van handelen in strijd met de in 4.1. genoemde maatstaf, maar
betreft slechts de mogelijke gevolgen van gesteld verwijtbaar handelen. In een klachtprocedure
als geregeld in de Wet op het Notarisambt kan geen schadevergoeding worden toegewezen.
Deze klacht behoeft daarom geen verdere bespreking.
4.9 De kamer komt, zoals hiervoor onder 4.4 is overwogen, tot het oordeel dat de notaris ten onrechte heeft geweigerd klager de bankafschriften toe te zenden en dat de klacht in zoverre gegrond is. Aangezien klager echter niet is ingegaan op de herhaalde uitnodiging van de notaris om de bankafschriften op het kantoor in te komen zien, zal volstaan worden met enkele gegrondverklaring, zonder oplegging van een maatregel.
Nu uit bovengenoemde feiten en omstandigheden niet blijkt van enige verwijtbaarheid jegens de kandidaat-notaris op dit punt, kan volgens de kamer onderhavig klachtonderdeel de kandidaat-notaris niet verweten worden.
4.10 Uit de nader ingekomen stukken van partijen op 23, 26 en 27 augustus 2013 blijkt het volgende. De bankafschriften van de Rabobank zijn door de notaris op 11 juni 2013 aan klager toegezonden. Voorts heeft de kandidaat-notaris op 28 juni 2013 schriftelijk aan klager medegedeeld gesproken te hebben met de Belastingdienst, waarbij door de betreffende inspecteur is bevestigd dat de aangifte als voorlopig werd ingediend en dat er bij nieuwe feiten om ambtshalve herziening kan worden gevraagd.
Uit genoemde nader ingediende stukken blijkt voorts dat partijen een zogenaamde vaststellingsovereenkomst op 10 juli 2013 hebben gesloten, waarna de gelden in het depot door de notaris zijn overgemaakt naar de erfgenamen. Op 11 juli 2013 heeft klager de notaris geschreven dat genoemde vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen onder misbruik van omstandigheden.
De kamer overweegt dienaangaande als volgt.
Ter zitting van 6 juni 2013 is door de voorzitter van de kamer verzocht de bankafschriften aan klager ter hand te stellen alsmede een kopie van de brief van de Belastingdienst aan klager te geven waarin wordt bevestigd dat de aanslag Inkomstenbelasting van erflaatster een voorlopige aanslag betreft. Hieraan heeft de notaris voldaan, zij het dat door de notaris zelf en niet door de Belastingdienst is bevestigd dat de aanslag IB een voorlopige aanslag betreft.
Genoemde feiten en omstandigheden doen echter niet af aan de oorspronkelijke klacht van klager genoemd in klachtonderdeel 4.4 van onderhavige beslissing, waarover aan de kamer een oordeel is gevraagd. Ook de omstandigheid dat al dan niet een geldige vaststellingsovereenkomst tussen partijen is gesloten, maakt geen onderdeel uit van het feitencomplex ten grondslag liggend aan onderhavige klacht.
4.11 De kamer beslist als volgt.
Beslissing
De kamer voor het notariaat:
in de zaak 537782 / NT 13-15 J tegen de notaris
- verklaart de klacht als vermeld onder 4.4 gegrond, zonder oplegging van een maatregel,
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond,
in de zaak 537798 / NT 13-16 J tegen de kandidaat-notaris
- verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.H.C. Jongeneel, voorzitter, mrs. O.J. van Leeuwen,
R.H. Meppelink, E.E.Wolzogen Kühr en A.J.H.M. Janssen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Land-Smorenburg, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 5 september 2013.
Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam (postbus 1312, 1000 BH Amsterdam) binnen 30 dagen na de dag van verzending van de aangetekend verzonden
kennisgeving.