ECLI:NL:TNOKAMS:2013:10 Kamer van toezicht Amsterdam 536412/ NT 13-11 536417/ NT 13-12

ECLI: ECLI:NL:TNOKAMS:2013:10
Datum uitspraak: 25-10-2013
Datum publicatie: 15-10-2013
Zaaknummer(s):
  • 536412/ NT 13-11
  • 536417/ NT 13-12
Onderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: Ingevolge artikel 43 Wna jo. artikel 5 Verordening Beroeps- en gedragsregels 2011 is de notaris verplicht om voorafgaand aan het verlijden van een akte partijen zo nodig te wijzen op de gevolgen die voor een of meer van hen uit de inhoud van de akte voortvloeien. Verweerders hebben weliswaar uitgelegd aan klager dat hij door ondertekening van de akte van verdeling een renteloze geldvordering op [A] verkreeg ter hoogte van zijn erfdeel. Maar uit de onder 5.2 van onderhavige beslissing genoemde bescheiden noch uit de overige stukken van het dossier blijkt dat verweerders in de periode vóór ondertekening op 27 juli 2009 klager daadwerkelijk hebben gewezen op het feit dat hij daarmee zijn eigendomsrecht op een deel van de woning prijs gaf voor een niet door zekerheid gedekte geldvordering op [A]. Verweersters stellen dat zij klager voldoende hebben voorgelicht omtrent de consequenties van ondertekening van de akte van verdeling en dan met name omtrent de zekerheidsstelling van zijn vorderingsrecht en verwijzen daartoe naar een e-mail van 8 maart 2011 aan klager, waarin onder meer het volgende vermeld staat: Verder was in [erflaatster’s] testament geregeld dat [A] geen zekerheid hoeft te stellen. Dit betekent dat u niet van [A] kunt eisen dat zij garandeert dat uw erfdeel in tact blijft. Dit schrijven is echter gedateerd ruim 1,5 jaar na ondertekening van de akte van verdeling. Maar bovendien gaat dit verweer voorbij aan het klachtwaardige van het advies van verweerders, te weten dat zij nagelaten hebben klager erop te wijzen dat hij zekerheid had kunnen bedingen bij toedeling van zijn deel van de woning aan [A] tegen verkrijging van een renteloze geldvordering op [A]. Dat in het testament was geregeld dat [A] geen zekerheid hoefde te stellen, is in dit verband niet relevant, aangezien er nu juist een regeling werd getroffen die afweek van het de in het testament geregelde.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT VOOR HET RESSORT AMSTERDAM

Beslissing van 25 juni 2013 in de zaken met nummers 536412/NT 13-11 B en 536417/NT 13-12 B geanonimiseerd van:

[klager],

wonende te [woonplaats],

klager,

tegen

[de notaris],

notaris te [vestigingsplaats],

raadsman mr. G. van Atten te Amsterdam,

de notaris,

en

[de kandidaat-notaris],

kandidaat-notaris te [vestigingsplaats],

raadsman mr. G. van Atten te Amsterdam,

de kandidaat-notaris.

1. Het verloop van de procedure

Bij beslissing van 17 januari 2013 - welke beslissing in kopie is aangehecht en als hier ingelast en overgenomen wordt beschouwd - heeft de voorzitter van de kamer van toezicht de klachten 1 tot en met 18, 21 tot en met 26, 30 tot en met 35, 37 tot en met 42 en 44 tot en met 59 tegen de notaris en de kandidaat-notaris als kennelijk niet-ontvankelijk en/of kennelijk ongegrond afgewezen. Voorts heeft de voorzitter daarbij klacht 28 als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen voor zover de aan de notaris en de kandidaat-notaris verweten handelingen en gedragingen dateren van vóór 5 januari 2009 en voor het overige voor (verdere) behandeling verwezen naar de kamer van toezicht. Voorts heeft de voorzitter klacht 29 als kennelijk ongegrond afgewezen voor zover klager heeft willen aanvoeren dat de notaris en de kandidaat-notaris ten onrechte ervan uit zijn gegaan dat [naam] (hierna: [A]) geen zekerheid hoefde te stellen voor de aanspraken die klager krachtens het testament van [naam] (hierna:[erflaatster]) jegens haar kreeg en voor het overige voor (verdere) behandeling verwezen naar de kamer van toezicht. De klachten 19, 20, 27, 36 en 43 heeft de voorzitter voor (verdere) behandeling naar de kamer van toezicht verwezen. Bij brief van 25 januari 2013 heeft klager tegen de beschikking van de voorzitter verzet aangetekend. Bij beslissing van 5 april 2013 – welke beslissing als hier ingelast en overgenomen wordt beschouwd en die in kopie aan deze beslissing is gehecht – is het verzet ongegrond verklaard. De inhoudelijke behandeling van de zaak met betrekking tot de klachten 19, 20, 27, 28 (inhoudende de klacht voor zover de aan de notaris en de kandidaat-notaris verweten handelingen en gedragingen dateren van na 5 januari 2009), 29 (inhoudende de klacht voor zover klager heeft bedoeld de notaris en de kandidaat-notaris te verwijten dat zij hem niet goed hebben voorgelicht toen ter sprake kwam of zijn eigendom van de helft van de woning zou worden overgedragen of toegedeeld aan [A], en dat hij van die overdracht nadeel heeft ondervonden), 36 en 43 heeft plaatsgevonden op 16 april 2013, tijdens welke behandeling zowel klager als de notaris en de kandidaat-notaris het woord hebben gevoerd en hun standpunten nader hebben toegelicht. Verder was aanwezig de raadsman van de notaris en de kandidaat-notaris, mr. G. van Atten. Door de raadsman van verweersters zijn pleitnotities overgelegd. Tijdens de mondelinge behandeling is de zaak voor onbepaalde tijd aangehouden teneinde partijen de kans te geven een minnelijke regeling te treffen. Bij brieven van 22 april 2013 en 17 mei 2013 heeft klager verzocht om zijn klacht (verder) te behandelen. Bij brief van 24 mei 2013 heeft de raadsman van verweerders medegedeeld dat het niet is gelukt een minnelijke regeling tussen klager en verweerders tot stand te brengen. Uitspraak is bepaald op 25 juni 2013.

2. De feiten

Bij de beoordeling van de klachten als genoemd onder 1. wordt uitgegaan van de feiten zoals uiteengezet in de beschikking van de voorzitter van de kamer van toezicht van 17 januari 2013.

3. De klacht

3.1 In klacht 19, 20 en 28 verwijt klager verweersters dat zich feiten of omstandigheden hebben voorgedaan vanaf 5 januari 2009, - welke aan verweersters kunnen worden verweten -, waardoor hij tot de overtuiging is gekomen dat hij zonder nadeel voor hemzelf de akte van verdeling van de nalatenschap van erflaatster op 27 juli 2009 kon ondertekenen en de verplichtingen die daaruit voor hem voortvloeiden op zich kon nemen. Daarbij hebben verweersters hem misleid en onvoldoende geïnformeerd, omdat zij partij hebben gekozen voor [A], zijn zuster, aldus klager.

3.2 In klacht 27 verwijt klager verweersters voorts dat zij hem niet de algemene voorwaarden van het notariskantoor hebben toegestuurd, hoewel in de akte van verdeling d.d. 27 juli 2009 vermeld staat dat een afdruk van de algemene voorwaarden door de notaris aan partijen alsdan aan klager is overhandigd.

3.3 In klacht 29 stelt klager dat verweersters hem ten onrechte niet goed hebben voorgelicht toen overdracht of toedeling aan [A] ter sprake kwam van zijn (blote, namelijk met vruchtgebruik belaste) eigendom van de helft van de woning, en dat hij van die overdracht nadeel heeft ondervonden.

3.4 In klacht 36 stelt klager dat verweersters in de brief van 22 december 2011 namens [A] hebben geantwoord op het schrijven van de heer mr. [naam] d.d. 15 december 2011.

3.5 In klacht 43 wordt verweersters verweten dat zij tezamen met hun gemachtigde een brief van 22 september 2011 aan klager hebben geschreven, waarmee zij klager hebben dwars gezeten en bewijsmateriaal tegen klager hebben verduisterd.

4. Het verweer

4.1 Met betrekking tot de klachten 19, 20 en 28 betwisten verweersters dat zij [A] hebben bevoordeeld. Verweersters betwisten voorts dat zij klager onjuist hebben ingelicht en hem de consequenties van de diverse handelingen niet zouden hebben uitgelegd. Verweersters stellen zich op het standpunt dat zich geen nieuwe feiten en omstandigheden hebben voorgedaan na 5 januari 2009, als ook dat klager niet is benadeeld door de gekozen constructie.

4.2 Met betrekking tot klacht 27 stellen verweersters zich op het standpunt dat klager wel de algemene voorwaarden heeft ontvangen nu deze ook destijds op de achterzijde van het briefpapier van het notariskantoor van verweersters waren vermeld. Ook in de akte van verdeling wordt uitdrukkelijk vermeld dat klager een afdruk van de algemene voorwaarden door de notaris is overhandigd.

4.3 De klachten 28, 36 en 43 hebben betrekking op een brief van verweersters namens [A] d.d. 22 december 2011. Verweersters hebben erkend dat het sturen van de brief namens [A] achteraf gezien onhandig was. Beter was het geweest, aldus verweersters, om [A] door te verwijzen naar een eigen advocaat. Dat zien verweersters in.

4.4. Wat betreft klacht 43 tenslotte betwisten verweersters dat zij op vermelde datum een brief aan klager zouden hebben geschreven. Tevens wordt door hen gesteld dat zij geen enkel motief hebben om [A] te beschermen. Ook op andere wijze hebben zij hun werk op juiste wijze uitgevoerd waarbij geen sprake is geweest van partijdigheid.

5. De beoordeling

5.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij als notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient te beoordelen of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2 Met betrekking tot de klachten 19, 20 en 28 oordeelt de kamer als volgt.

Na 5 januari 2009 hebben verweersters op 23 januari 2009, 12 maart 2009, 3 maart 2009, 23 maart 2009, 24 maart 2009 en 16 april 2009 brieven c.q. e-mails gestuurd naar klager. Klager heeft verscheidene malen verweersters brieven gestuurd met verzoeken om uitleg c.q. opheldering van de situatie. In de uitlatingen van 23 januari 2009 en 12 maart 2009 van verweersters betrof het met name de successieaangifte van klager en [A]. Bij schrijven van 3 maart 2009 heeft de kandidaat-notaris de conceptakte van verdeling van de nalatenschap van erflaatster aan klager gestuurd en daarin aangegeven dat de woning en alle andere bezittingen en schulden aan [A] worden toegedeeld en dat [A] aan klager diens erfdeel in de nalatenschap van erflaatster als renteloos geldbedrag schuldig blijft. In het e-mailbericht van 23 maart 2009 heeft de kandidaat-notaris klager uitgelegd dat [A] ten aanzien van de ontstane schuld aan klager geen rente verschuldigd zal zijn, omdat bij het testament van erflaatster het vruchtgebruik van de helft van de woning van erflaatster aan [A] is gelegateerd. Vervolgens heeft de kandidaat-notaris bij e-mailbericht op 24 maart 2009 aan klager geschreven dat nu [A] te kennen heeft gegeven de hele woning op haar naam te willen hebben, de woning geheel aan [A] wordt toegedeeld en dan ook de helft van het huis (van klager) op haar naam wordt gezet. Daarin heeft zij (nogmaals) geschreven dat nu klager recht heeft op de helft van het huis en ook van de andere bezittingen en schulden van [A], klager een vordering op zijn zuster ter waarde van de erfenis van zijn zuster verkrijgt. In de brief van 16 april 2009 heeft de kandidaat-notaris de definitieve aanslag voor het recht van successie inzake de nalatenschap van erflaatster gezonden en heeft zij gevraagd of klager en [A] akkoord kunnen gaan met het concept van de akte van verdeling.

5.3 Uit de inhoud van bovengenoemde brieven en e-mailberichten blijkt dat verweersters klager hebben geïnformeerd over de letterlijke bepalingen van de akte van verdeling. De kamer kan hieruit niet enige opzettelijke misleiding door verweersters concluderen. Ook leidt de inhoud van bovengenoemde bescheiden noch eventuele overige gedragingen van verweersters tot de conclusie van partijdigheid jegens [A].

Met betrekking tot de klacht dat verweersters klager mogelijk onvoldoende hebben geïnformeerd omtrent de gevolgen van de bepalingen van de akte van verdeling, verwijst de kamer naar het onder 5.6 gestelde van onderhavige beslissing.

De klachten 19, 20 en 28 zullen daarom ongegrond worden verklaard.

5.4 Met betrekking tot klacht 27 overweegt de kamer het volgende.

Uit de stukken van het dossier is onvoldoende komen vast te staan of verweersters bij ondertekening van de akte van verdeling op 27 juli 2009 een afdruk van de algemene voorwaarden aan klager hebben gegeven. Ter zitting is echter door verweersters gesteld dat destijds, dat wil zeggen in de periode vóór 27 juli 2009, op de achterzijde van het briefpapier van het notariskantoor van verweersters de algemene voorwaarden waren vermeld. Klager heeft voorafgaand aan ondertekening van desbetreffende akte meerdere malen een brief van verweersters ontvangen, als hiervoor onder 5.2 genoemd. Deze brieven maken deel uit van het dossier. De kamer gaat er dan ook vanuit dat klager de algemene voorwaarden op deze wijze heeft ontvangen en daarmee voldoende gelegenheid heeft gehad om daarvan kennis te nemen.

De kamer acht deze klacht derhalve ongegrond.

5.5 Met betrekking tot klacht 28 oordeelt de kamer als volgt. Uit de brief van 22 december 2011 (aangehecht als tweede bijlage bij het klaagschrift) blijkt dat verweersters namens [A] antwoorden op het schrijven van mr. [naam].

Verweersters hebben reeds kenbaar gemaakt dat het beter was geweest [A] door te verwijzen naar een advocaat. Genoemde brief bevat slechts een feitelijke uiteenzetting en met name geen materiële blijk van partijdigheid. Dit betekent dat verweersters hiermee niet tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld.

De kamer acht deze klacht derhalve ongegrond.

5.6 In klacht 29 stelt klager dat verweersters hem onvoldoende hebben geïnformeerd over de gevolgen van ondertekening van de akte van verdeling d.d. 27 juli 2009.

De kamer overweegt het volgende.

Ingevolge artikel 43 Wna jo. artikel 5 Verordening Beroeps- en gedragsregels 2011 is de notaris verplicht om voorafgaand aan het verlijden van een akte partijen zo nodig te wijzen op de gevolgen die voor een of meer van hen uit de inhoud van de akte voortvloeien. Verweerders hebben weliswaar uitgelegd aan klager dat hij door ondertekening van de akte van verdeling een renteloze geldvordering op [A] verkreeg ter hoogte van zijn erfdeel. Maar uit de onder 5.2 van onderhavige beslissing genoemde bescheiden noch uit de overige stukken van het dossier blijkt dat verweerders in de periode vóór ondertekening op 27 juli 2009 klager daadwerkelijk hebben gewezen op het feit dat hij daarmee zijn eigendomsrecht op een deel van de woning prijs gaf voor een niet door zekerheid gedekte geldvordering op [A].

Verweersters stellen dat zij klager voldoende hebben voorgelicht omtrent de consequenties van ondertekening van de akte van verdeling en dan met name omtrent de zekerheidsstelling van zijn vorderingsrecht en verwijzen daartoe naar een e-mail van 8 maart 2011 aan klager, waarin onder meer het volgende vermeld staat:

Verder was in [erflaatster’s] testament geregeld dat [A] geen zekerheid hoeft te stellen. Dit betekent dat u niet van [A] kunt eisen dat zij garandeert dat uw erfdeel in tact blijft.

Dit schrijven is echter gedateerd ruim 1,5 jaar na ondertekening van de akte van verdeling. Maar bovendien gaat dit verweer voorbij aan het klachtwaardige van het advies van verweerders, te weten dat zij nagelaten hebben klager erop te wijzen dat hij zekerheid had kunnen bedingen bij toedeling van zijn deel van de woning aan [A] tegen verkrijging van een renteloze geldvordering op [A]. Dat in het testament was geregeld dat [A] geen zekerheid hoefde te stellen, is in dit verband niet relevant, aangezien er nu juist een regeling werd getroffen die afweek van het de in het testament geregelde. Ter zitting erkende de kandidaat-notaris desgevraagd dat klager na het tekenen van de akte van verdeling ‘slechter af was’ dan indien het testament van erflaatster zou zijn uitgevoerd.

Nu de kandidaat-notaris in deze heeft gehandeld onder verantwoordelijkheid van de notaris en klager gezien het bovenstaande onjuist is geadviseerd met betrekking tot de gevolgen van de ondertekening van de akte heeft ook de notaris onzorgvuldig jegens hem gehandeld. Dit klachtonderdeel zal daarom jegens beide verweerders gegrond worden verklaard.

5.7 Met betrekking tot klacht 43 oordeelt de kamer dat de stelling van klager geen steun vindt in de stukken van onderhavig dossier en derhalve onvoldoende onderbouwd. De kamer acht deze klacht derhalve ongegrond.

5.8 De kamer komt, zoals hiervoor onder 5.6 is overwogen, tot het oordeel dat de notaris en de kandidaat-notaris klager onjuist hebben geadviseerd en dat de klacht in zoverre gegrond is. Volstaan kan worden met de maatregel van waarschuwing, aangezien het advies niet opzettelijk of grovelijk nalatig onjuist is gegeven, maar naar het oordeel van de kamer eerder lichtvaardig of als gevolg van ondeskundigheid.

5.9 De kamer beslist als volgt .

Beslissing

De kamer voor het notariaat:

- verklaart de klacht van klager gegrond in de zin zoals hiervoor vermeld onder 5.6 en legt de notaris en de kandidaat-notaris de maatregel van

waarschuwing op;

- verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, mrs. O.J. van Leeuwen,

J.P. van Harseler, J.H.M. Erkamp en L.G. Vollebregt, leden, in tegenwoordigheid van

mr. M. Land-Smorenburg, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2013.

Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het gerechtshof te Amsterdam (postbus 1312, 1000 BH Amsterdam) binnen 30 dagen na de dag van verzending van de aangetekend verzonden kennisgeving.