ECLI:NL:TGZRZWO:2013:YG3007 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 120/2013

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2013:YG3007
Datum uitspraak: 13-06-2013
Datum publicatie: 13-06-2013
Zaaknummer(s): 120/2013
Onderwerp: Onvoldoende informatie
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Klacht tegen de voorzitter van de beroepsvereniging van oogartsen (NOG) betreffende het onbeantwoord laten van door de Inspectie voor de Gezondheidszorg gestelde vragen. Klager niet-ontvankelijk.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 13 juni 2013 naar aanleiding van de op 27 maart 2013 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , oogarts, werkzaam te D,

a a n g e k l a a g d e

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het aanvullende klaagschrift als reactie op door de secretaris gestelde vragen.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager is in 1992 geopereerd aan een netvliesloslating in het rechteroog. In het oog is een plombe aangebracht onder een cerclage-bandje ter afdichting van de netvliesscheur. Deze plombe is in 2003 gaan zwellen. Er bleken (her)operaties noodzakelijk en uiteindelijk is de visus in het rechteroog gedaald tot minder dan 20% en is klager arbeidsongeschikt geraakt.

Sedert 2006 is klager er door eigen onderzoek van op de hoogte geraakt dat bij hem een zogenaamde Miragel plombe is geplaatst en dat deze de problemen kon geven zoals die zich bij hem hebben voorgedaan. Begin 2009 heeft klager zijn problematiek gemeld bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en daarbij tevens aandacht gevraagd voor de informatieverstrekking aan andere patiënten. De IGZ heeft onderzoek gedaan in het ziekenhuis en vragen gesteld aan het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap (NOG). Uit onvrede over dit onderzoek heeft klager een klacht ingediend bij de Nationale Ombudsman. Deze heeft bij rapport van 6 februari 2012 de klacht gegrond verklaard en onder meer de aanbeveling gedaan dat de IGZ alsnog onderzoek doet naar de informatieverstrekking aan patiënten vóór juli 2009 inzake de problemen met de Miragel plombe. De verantwoordelijke minister heeft aangegeven deze aanbeveling te zullen opvolgen. Naar aanleiding hiervan heeft de IGZ zich andermaal met vragen gewend tot de NOG.

E en aangeklaagde waren achtereenvolgens voorzitter van de NOG in de periodes waarin de IGZ vragen stelde aan de NOG. Klager heeft tegen eerstgenoemde eveneens een klacht ingediend, bekend onder nr. 119/2013, in welke zaak tegelijkertijd uitspraak wordt gedaan.

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt de aangeklaagde, zakelijk weergegeven, het stelselmatig onbeantwoord laten van de vragen die in de voormelde jaren door de IGZ met betrekking tot de informatieverstrekking aan patiënten inzake de problemen met de Miragel plombe aan het NOG zijn gesteld.

4. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

Ten aanzien van de ontvankelijkheid

De vraag ligt voor of klager kan worden ontvangen in zijn klacht. Met name is aan de orde of klager kan worden beschouwd als rechtstreeks belanghebbende in de zin van artikel 65, eerste lid, van de Wet BIG en of het verweten handelen valt onder een van beide tuchtnormen als genoemd in artikel 47, eerste lid onder a en b, van de Wet BIG. Klager is in de gelegenheid gesteld zich hierover uit te laten.

Ten aanzien van de vraag of klager als rechtstreeks belanghebbende in voornoemde zin is te beschouwen, wordt het volgende overwogen. Hoewel valt te waarderen dat klager kennelijk niet alleen met het oog op een civiele vordering tot vergoeding van zijn schade maar ook ten behoeve van andere patiënten zich inzet voor een onderzoek naar de informatieverstrekking over de Miragel plombe, valt niet in te zien hoe hij als rechtstreeks belanghebbende is te beschouwen ter zake van het onbeantwoord laten door de NOG van vragen gesteld door de IGZ. Hoewel, zoals klager aanvoert, hij kennelijk de motor is geweest achter het onderzoek door de IGZ, is het de laatstgenoemde die de vragen heeft gesteld die volgens klager niet (voldoende) zijn beantwoord. Klager staat daar buiten en is derhalve niet als rechtstreeks belanghebbende te beschouwen. Om die reden is klager niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Bij deze stand van zaken kan onbesproken blijven de vraag of het onbeantwoord laten door de NOG van vragen van de IGZ is te beschouwen als handelen in strijd met de tuchtnorm als genoemd in artikel 47, eerste lid onder b, (de zogenaamde ‘tweede tuchtnorm’) en zo ja, of dat handelen of nalaten in tuchtrechtelijke zin is toe te rekenen aan de aangeklaagde als voorzitter, deel uitmakend van een meerhoofdig bestuur, van de NOG als zelfstandige entiteit. Beantwoording van die vraag zou meer onderzoek vergen, onder andere naar de gang van zaken binnen de NOG en naar zijn doelstelling, welk onderzoek evenwel achterwege kan blijven omdat de ontvankelijkheidsvraag al in negatieve zin is beantwoord.

5. DE BESLISSING

Het college verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, prof. mr. J.C.J. Dute, lid-jurist, en M.E.H.M. Fortuin, dr. A. Huisman en A.M. Rijken, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2013 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.