ECLI:NL:TGZRZWO:2013:YG2942 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 191-2012

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2013:YG2942
Datum uitspraak: 24-05-2013
Datum publicatie: 24-05-2013
Zaaknummer(s): 191-2012
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen tandarts. Ontbreken van plan en informed consent. Waarschuwing

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 24 mei 2013 naar aanleiding van de op 18 september 2012 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , tandarts, werkzaam te D/E,

v e r w e e r d e r

1.      HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift met bijlagen;

- het verweerschrift met bijlagen, waaronder de patiëntgegevens;

- de repliek met bijlagen:

- de dupliek;

- stukken van de zijde van klager, binnengekomen op 12 februari 2013;

- de reactie van verweerder op een vraag van de secretaris, binnengekomen op 15 februari

   2013;

 - een reactie van klager op bovenstaande briefwisseling binnengekomen op 5 maart 2013.

Partijen hebben afgezien van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 12 april 2013.  Klager en verweerder zijn in persoon verschenen.

2.      DE FEITEN

Op grond van de stukken, waaronder het dossier van verweerder en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager is van 1993 tot 1995 patiënt geweest in de praktijk van verweerder. In 2008 is in het kader van een gratis implantologieconsult een OPG gemaakt.

Klager had in de onderkaak een brug op zijn voortanden en (oorspronkelijk) beide hoektanden. Aan die brug was met een clicksysteem een frameprothese bevestigd. In 2011 heeft een kaakchirurg de wortel van de hoektand in de rechteronderkaak onder de brug verwijderd.

Verweerder heeft klager op 27 februari 2012 op verzoek van een tandprotheticus gezien, voor het eerst sinds 1995, in zijn praktijk te E in verband met problemen met het verankeringsmechanisme van de frameprothese in de onderkaak van klager. Ook een ervaren tandprotheticus werkzaam in dezelfde praktijk heeft toen gekeken naar de frameprothese van klager. Verweerder heeft een nieuw OPG laten maken, een periodieke controle uitgevoerd en klager geadviseerd de wortel van de hoektand in de linkeronderkaak te laten verwijderen. Ook adviseerde hij om twee implantaten te plaatsen. Klager ging niet in op dit laatste voorstel. Een afspraak werd gemaakt voor de volgende dag in de praktijk van verweerder te D. De volgende dag, op 28 februari 2012, werd klager eerst behandeld door de mondhygiëniste die tandsteen en plaque verwijderde. Bij verweerder gekomen, uitte klager twijfels over de noodzaak van het verwijderen van de wortel van de hoektand en vroeg hij eerst nog eens het OPG te bekijken. Deze bleek niet aanwezig te D. Verweerder was duidelijk geïrriteerd. Verweerder ging over tot verwijdering van de wortel onder de brug. Daarbij werd een opening in het bot gemaakt, dat bleek lastig en werd door klager als zeer vervelend ervaren.

Die avond viel bij klager een stukje goud van de brug. In de loop van de onderhavige procedure is de brug in de onderkaak verloren gegaan.

3.  STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder zakelijk weergegeven, dat hij onzorgvuldig en onprofessioneel heeft gehandeld. Klager heeft dit toegelicht als volgt. Verweerder heeft zonder directe noodzaak een extractie uitgevoerd. Er waren immers geen klachten en op basis van de bestaande foto bestond voor extractie geen aanleiding en er is geen pocketmeting gedaan. Verweerder is ook voorbijgegaan aan een verzoek om nadere uitleg, althans op de vraag om de foto te mogen bekijken alvorens er begonnen werd met de extractie. In plaats daarvan is hij boos geworden en heeft hij de extractie doorgezet. Tot slot heeft verweerder bij verwijdering van de wortel op 28 december 2012 de brug beschadigd. Deze was na de ingreep ernstig verzwakt door het verwijderen van de laatste hoektand en uiteindelijk gebroken.  

4.   HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat hij niet is tekortgeschoten in de door hem aan klager te verlenen zorg. Hij voert hiertoe het volgende aan. Er was geen directe noodzaak tot extractie van de wortel op grond van pijn maar dit was wel degelijk geïndiceerd ter voorkoming van klachten in de nabije toekomst. Dit bleek uit de klinische waarneming, ook de tandprotheticus was hierdoor gealarmeerd, in combinatie met het OPG waarop duidelijk een komvormig botdefect te zien is. Er is ruim de tijd genomen om de verschillende behandelstrategieën betreffende de gebitssituatie van klager te bespreken. Een extractie tegen de wil van klager is niet uitgevoerd en was ook onmogelijk geweest. Verweerder was geïrriteerd dat de röntgenfoto ontbrak maar deze foto was besproken en het á vu brengen van het element bood daarnaast voldoende informatie om de extractie uit te voeren.

5.    DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

De klacht heeft betrekking op de indicatie voor het verwijderen van de hoektand linksonder, het informed consent en de wijze waarop uitvoering is gegeven aan het verwijderen van de hoektand.

5.3

Wat de indicatie betreft kan het college zich op zichzelf voorstellen dat verweerder adviseerde de hoektand te trekken. Het verwijderen van de hoektand zou echter betekenen dat de brug, die rechtsonder al niet meer steunde op de hoektand, zijn steun linksonder ook zou verliezen en dus naar alle waarschijnlijkheid versneld verloren zou gaan. Verweerder had daar een plan voor moeten hebben en met klager moeten bespreken dat hij na een aantal maanden, hopende dat de brug het zo lang zou houden, in de onderkaak ook de snijtanden zou moeten laten verwijderen. Dat hij dat heeft gedaan is niet gesteld en blijkt ook niet uit het dossier. Er valt in dit verband op te wijzen dat verweerder zijn niet-uitgevoerde plan uit 1995 wél heeft genoteerd in het dossier. Het trekken van uitsluitend de hoektand linksonder zonder plan voor het vervolg, in de wetenschap dat klager geen implantaten wenste, is niet verdedigbaar en in zoverre is het verweerder tuchtrechtelijk te verwijten dat hij uitsluitend die hoektand heeft verwijderd.

5.4

Wat het informed consent betreft heeft verweerder niet goed kunnen uitleggen, tegenover de ontkenning door klager dat hem voldoende uitleg is gegeven, welke alternatieven hij heeft geboden. Zoals hierboven overwogen vormde het alleen trekken van de hoektand linksonder geen goed plan en waren er daarentegen diverse andere oplossingen denkbaar. Niet aannemelijk is dat verweerder de alternatieven met klager heeft besproken, er is ook niets over opgeschreven. Voorts is, anders dan verweerder stelt, de noodzaak om de hoektand op korte termijn te trekken niet gebleken. Het OPG van 27 februari 2012 biedt weliswaar steun voor het advies de hoektand te trekken, maar er is geen verslechtering zichtbaar ten opzichte van het OPG van 1 oktober 2008 (en de situatie was dus kennelijk al ruim drie jaar stabiel) en klager had geen klachten. Verweerder, die enerzijds aangeeft zich niet meer goed te kunnen herinneren hoe de contacten zijn verlopen, geeft anderzijds aan dat de parodontale toestand van de hoektand erg slecht was. Daarover is echter niets genoteerd, terwijl de stelling dat de hoektand er zo slecht aan toe was niet goed valt te rijmen met het feit dat het zoveel moeite kostte de wortel te verwijderen. Kortom, het was zeer wel te verdedigen om nog een tijd te wachten met het aanpakken van het ondergebit van klager. Daar komt bij dat klager nieuw was in de praktijk van verweerder en met een andere hulpvraag, namelijk inzake de problemen met de bevestiging van zijn frameprothese, was binnengekomen. Het is dus alleszins te begrijpen dat klager zich overvallen voelde door de - op zichzelf niet noodzakelijke - voortvarendheid waarmee verweerder zijn hoektand wilde trekken en klager daar de volgende dag bedenkingen bij had. Toen verweerder de volgende dag ook nog eens niet kon voldoen aan de vraag van klager om samen het OPG te bekijken, had hij de behandeling niet mogen doordrukken, zoals hij naar hij toegeeft in feite heeft gedaan met gebruik van zijn autoriteit. Het enkele feit dat hij tijd had ingepland voor het verwijderen van de hoektand is daartoe onvoldoende. Zeker nu verweerder zoals hiervoor overwogen er beter aan had gedaan om klager rustig de tijd te geven om over zijn voorstel na te denken, heeft hij zichzelf in de positie gebracht dat er ingeplande tijd verloren zou gaan als de geadviseerde ingreep op dat moment geen doorgang zou vinden. Kortom, met betrekking tot het informed consent heeft verweerder op beide dagen in tuchtrechtelijke zin steken laten vallen.

5.5

Wat betreft de wijze van uitvoeren van het trekken van de tand is het college, met verweerder, van oordeel dat hierop geen aanmerkingen zijn te maken. Het kan nu eenmaal voorkomen dat het lastig is een wortel te verwijderen en dat dit onaangenaam is voor de patiënt. Het was noodzakelijk de wortel onder de kroon door te slijpen en daarbij is het mogelijk dat de kroon wordt geraakt en later een stukje daarvan loslaat. Dit alles is onvoldoende om te kunnen concluderen dat er beneden de maat is gehandeld.

5.6

Het college voegt, zonder dat dit van invloed is op de op te leggen maatregel, aan het voorgaande toe dat de praktijk/dossiervoering van verweerder (zoals ook ter zitting met hem besproken) aan de slordige kant is. Hij staat onder drie verschillende codes in het dossier, verrichtingen van 27 februari 2012 zijn de volgende dag ingeboekt, het OPG van 2008 staat niet op de kaart en last but not least kon het voorkomen dat verweerder, hoewel hij twee praktijkruimtes heeft, de in E gemaakte OPG niet in D voorhanden had. Dit alles kan en moet beter.

5.7

Ter zake van de zwaarte van de op te leggen maatregel komt het college, alles overziende, tot een waarschuwing.

6. DE BESLISSING

Het college waarschuwt verweerder.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, mr. A.A.A.M. Schreuder, lid-jurist, dr. Th.J.M. Hoppenreijs, J. Dam en R.T. Thomson, leden-tandartsen, in aanwezigheid van mr. B.E.H. Zijlstra-Bauer, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2013 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.