ECLI:NL:TGZRZWO:2013:YG2812 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 159/2012

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2013:YG2812
Datum uitspraak: 08-04-2013
Datum publicatie: 08-04-2013
Zaaknummer(s): 159/2012
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts kennelijk ongegrond. Het neurologisch onderzoek van verweerder is conform de NHG standaard Lmbosacraal Radiculair Syndroom uitgevoerd.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 8 april 2013 naar aanleiding van de op 13 juli 2012 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a a g s t e r

-tegen-

C , huisarts, werkzaam te B,

bijgestaan door mr. A.C.I.J. Hiddinga, verbonden aan DAS Rechtsbijstand te Amsterdam,

v e r w e e r d e r

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift;

- het verweerschrift met de bijlagen;

- de repliek;

- de dupliek;

- het medisch dossier;

- het proces-verbaal van het op 13 december 2012 gehouden gehoor in het kader van het

vooronderzoek.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken waaronder het medisch dossier dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klaagster was vanaf 2009 patiënte bij verweerder.

Klaagster is in 2006 tweemaal geopereerd aan een hernia. In juni 2006 in verband met een hemi-cauda beeld, in september 2006 vond re-exploratie op niveau L5 plaats. Klaagster was bekend met restverschijnselen van het Caudasyndroom. Er is bij haar in 2010 een neurostimulator geplaatst in haar rug. In 2011 is er een blaasstimulator geplaatst.

Op 15 juni 2012 kreeg klaagster uitvalsverschijnselen aan haar linkerbeen met

urineverlies. Zij is hiervoor gezien op de huisartsenpost. De dienstdoende arts heeft

overlegd met de neuroloog. In verband met de neurostimulator was het maken van een

MRI niet mogelijk. Klaagster werd geadviseerd om naar huis te gaan en maandags via haar

eigen huisarts zo nodig opnieuw een verwijzing naar de neuroloog te vragen.

Klaagster belde op maandag met de praktijk van verweerder. Wegens haar voorgeschiedenis en haar angst voor een nieuw neurologisch probleem werd een afspraak gepland voor de

volgende dag. Verweerder heeft klaagster op 19 juni 2012 gezien op het spreekuur.

Verweerder heeft hiervan in het dossier genoteerd :

S: pijnkl li been ook urine laten lopen, ook onvrede de laatste tijd op mijn vraag of ze me

nog vertrouwd. “Nee”

O: symm reflexen lijkt geen obj sens st. geen parasen geen obj sens st. rijbroek gebied

E : L 14.00 geen obj neurol afw. dd borderline gedrag

P: mi geen hnp/ nieuw neurologisch lijden uitgelegd geen verw neuroloog willen naar

andere ha mi acc. Geen vertrouwensrelatie meer”

Naar aanleiding van het lichamelijk onderzoek kon verweerder geen acuut neurologisch

probleem vaststellen waarbij (spoed) verwijzing naar een neuroloog nodig was. Klaagster

was al onder behandeling van het ziekenhuis in D, waar ze binnen afzienbare termijn een afspraak had. Uit het huisartsenjournaal blijkt dat verweerder op 1 juni 2012 heeft genoteerd dat klaagster over 3 weken de pijnpoli zou bezoeken. Verweerder heeft haar geadviseerd haar klachten daar te bespreken. Klaagster was het hier niet mee eens en de behandelrelatie is beëindigd.

Klaagster is die avond van de trap gevallen omdat ze geen gevoel meer had in haar

been. Zij is per ambulance naar het ziekenhuis gebracht en er bleek sprake te zijn van

een rughernia. Zij heeft nog te kampen met de (financiële) gevolgen hiervan.

3. HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster heeft bij het mondeling vooronderzoek haar klacht als volgt geformuleerd.

Zij verwijt verweerder dat hij onvoldoende onderzoek heeft gedaan tijdens het consult op

19 juni 2012. Daardoor heeft hij een diagnose gemist die voor haar grote consequenties

heeft gehad.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij zorgvuldig te werk is gegaan bij de

zorgverlening aan klaagster. Hij heeft haar ook tijdens het betreffende consult adequaat

onderzocht en haar klachten serieus genomen. Verweerder heeft klaagster uitgebreid

lichamelijk onderzocht conform de NHG-standaard Lumbosacraal Radiculair Syndroom en

hij heeft zich met name, gezien de voorgeschiedenis van klaagster, geconcentreerd op

eventuele neurologische afwijkingen. De proef van Laseque was negatief en knie- en

achillesspeesreflex waren symmetrisch opwekbaar. Verweerder heeft naast de

voorgeschreven onderzoeken ook de pin prick testen uitgevoerd. Deze onderzoeken

wezen niet op objectiveerbare sensibiliteitsstoornissen in de benen, met name niet in

het rijbroekgebied. De sfincter reflex was normaal en ook de hakken/tenenloop was

ongestoord. Er was geen retentie van de blaas. In het medisch dossier pleegt verweerder

melding te maken van de belangrijkste bevindingen en meldt hij eventuele

bijzonderheden uitdrukkelijk, mits die door hem geconstateerd worden. Aangezien

verweerder op 19 juni 2012 geen bijzonderheden heeft vastgesteld, zijn die ook niet vermeld

in het dossier.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Blijkens de summier gemaakte aantekeningen in het huisartsenjournaal heeft verweerder alle onderdelen van het neurologisch onderzoek uitgevoerd. De reflexen van klaagster zijn door verweerder beoordeeld, evenals de sensibiliteit in het algemeen en specifiek in het rijbroekgebied. Er is geen krachtsverlies vastgesteld.

Verweerder heeft klaagster aldus lichamelijk onderzocht conform de NHG-standaard Lumbosacraal Radiculair Syndroom en hij heeft zich met name, gezien de voorgeschiedenis van klaagster, geconcentreerd op eventuele neurologische afwijkingen.

Wat het verwijt ter zake van de gemiste diagnose betreft overweegt het college het volgende. Het missen van de juiste diagnose is op zichzelf onvoldoende om verweerder een tuchtrechtelijk verwijt te kunnen maken. Indien echter de wijze waarop verweerder tot zijn, naderhand onjuist gebleken, diagnose is gekomen in strijd zou zijn met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame beroepsbeoefenaar mag worden verwacht - rekening houdend met het hierboven weergegeven toetsingscriterium - kan een dergelijke klacht slagen. Zoals zojuist overwogen, heeft verweerder op zorgvuldige wijze en overeenkomstig de geldende standaard onderzoek gedaan. Zijn conclusie dat er geen acuut neurologisch probleem was en dat klaagster de bestaande afspraak bij de pijnpoli kon afwachten is verdedigbaar.

5.3

Het college is dan ook van oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is en als volgt dient te worden beslist.

6. DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, M.D. Klein Leugemors en A.M. Rijken, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Sijnstra - Meijer, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 8 april 2013 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.