ECLI:NL:TGZRZWO:2013:YG2784 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 083-2012

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2013:YG2784
Datum uitspraak: 22-03-2013
Datum publicatie: 22-03-2013
Zaaknummer(s): 083-2012
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen psychiater inzake afgeven geneeskundige verklaring op basis waarvan klager gedwongen is opgenomen ingevolge de BOPZ. Kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 22 maart 2013 naar aanleiding van de op 16 februari 2012 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , psychiater, werkzaam te D,

v e r w e e r d e r

1.      HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van:

– het klaagschrift met de bijlagen;

– het aanvullende klaagschrift;

– het verweerschrift met de bijlagen;

– de repliek;

– de dupliek;

– de nadien door klager ingezonden “reactie op de verweerschriften” met bijlagen.

Partijen hebben afgezien van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

2.      DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

In het kader van een tegen klager lopende strafzaak wegens verdenking van stalking in 2007/2008 heeft psychiater E op 23 maart 2009 pro justitia-rapportage uitgebracht. F, sociaal-psychiatrisch verpleegkundige, was in 2009 werkzaam als een van de coördinatoren van het Coördinatiepunt MultiProbleemSituaties (MPS) in de regio, bedoeld om zorgwekkende zorgmijders weer toe te leiden naar zorg. Daarnaast nam hij deel aan de

7 x 24-uurs crisisdienst. Op 5 februari 2009 meldde de politie de situatie rond klager aan bij F. Naar aanleiding daarvan heeft F een aanmeldformulier opgesteld. In eerste instantie is afgewacht omdat de politie nog goed contact had met klager, toen dat verloren ging zou F een poging wagen om met klager in contact te komen. In dat kader heeft hij contact opgenomen met klagers vader, maar met klager zelf had hij nog geen contact gehad toen hij op 16 juni 2009 dienst had bij de crisisdienst. Klager is op die datum beoordeeld in het politiebureau door verweerder die als psychiater dienstdeed als achterwacht voor de crisisdienst. F was daar bij en heeft hiervan een crisisverslag opgemaakt. Verweerder heeft een geneeskundige verklaring uitgeschreven met het oog op het verkrijgen van een voorlopige machtiging ingevolge de wet BOPZ en daarin onder meer geconcludeerd tot een waanstoornis bij klager. Nadat de rechtbank de behandeling van het verzoek eerst had aangehouden, heeft de rechtbank op 1 juli 2009 een voorlopige machtiging afgegeven. Klager werd opgenomen en behandeld binnen het programma ZIB-FPA (Zeer intensieve behandeling - Forensisch psychiatrische behandeling) van een psychiatrisch ziekenhuis. Zijn behandelaars waren de psychiaters G (in opleiding) en H, de verpleegkundige I was behandelcoördinator. Per 16 oktober 2009 werd klager onder de lopende machtiging voorwaardelijk ontslagen en volgde poliklinisch contact. Uit door klager bij zijn laatste brief overgelegde rapportages blijkt dat later wederom pro justitia-rapportage is uitgebracht wegens het gooien door klager van een waxinelichtje naar de gouden koets.

Klager heeft tegen alle hierboven genoemde beroepsbeoefenaren klachten ingediend bij dit college. Op die klachten wordt onder de nummers 081 t/m 086/2012 gelijktijdig uitspraak gedaan. Verder blijkt uit door klager overgelegde correspondentie dat hij ook klachten heeft ingediend bij het college te Den Haag, aldaar bekend onder de nrs. 2012-037 a t/m f.

3.      HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat hij een valse geneeskundige verklaring heeft opgesteld en hem ten onrechte verminderd toerekeningsvatbaar heeft verklaard.

4.      HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat hij de geneeskundige verklaring naar eer en geweten heeft opgesteld en dat hij in zijn psychiatrische diagnose wordt gesteund door latere rapportages ten aanzien van klager.

5.      DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1               

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Het ware beter geweest als klager, of verweerder, de geneeskundige verklaring waarover zij van mening verschillen had overgelegd en het is enigszins verbazingwekkend dat dit niet is gebeurd. Maar nu de klacht zich voornamelijk richt op de anamnese die verweerder, in zoverre zonder bezwaar van klager, heeft geciteerd in zijn verweerschrift kan het college wel tot een oordeel komen. Het college begrijpt dat de gedeeltes uit de geneeskundige verklaring waarop de klacht zich richt de anamnese betreft zoals verweerder die naar zijn zeggen uit de mond van klager heeft opgetekend. Klager betwist thans dat hij het zo heeft gezegd, maar er is geen aanleiding te veronderstellen dat verweerders weergave onjuist is. Overigens is, zoals verweerder heeft aangetekend, de informatie over het ingooien van ruiten door klager aan verweerder meegedeeld door de politie en in zoverre is een eventuele onjuistheid daarvan niet aan verweerder toe te rekenen. Het enkele feit dat de rechter de zaak in eerste instantie heeft aangehouden behoeft geenszins mee te brengen dat die verklaringen onjuistheden bevat, het feit dat de rechter uiteindelijk de machtiging heeft verleend duidt er daarentegen veeleer op dat de verklaring op goede gronden was opgesteld en deugdelijk was. Voorts voert verweerder terecht aan dat hij in de geneeskundige verklaring geen uitspraak heeft gedaan over de mate van toerekeningsvatbaarheid van klager. Wel kan de conclusie dat sprake is van een waanstoornis in redelijkheid worden getrokken uit hetgeen verweerder heeft geciteerd uit de verklaring.

5.3

Al met al is de klacht kennelijk ongegrond en dient deze dus te worden afgewezen.

6.      DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, en M.H. Braakman en dr. R.J. Verkes, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Dijkman, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 22 maart 2013 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Dijkman, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.