ECLI:NL:TGZRZWO:2013:YG2782 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 082-2012

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2013:YG2782
Datum uitspraak: 22-03-2013
Datum publicatie: 22-03-2013
Zaaknummer(s): 082-2012
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen (sociaal psychiatrisch) verpleegkundige inzake diens optreden in de crisisdienst en betrokkenheid bij de gedwongen opname van klager. Kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 22 maart 2013 naar aanleiding van de op 16 februari 2012 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , verpleegkundige, werkzaam te D,

v e r w e e r d e r

1.      HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van:

– het klaagschrift met de bijlagen;

– het aanvullende klaagschrift;

– het verweerschrift met de bijlagen;

– de repliek;

– de dupliek;

– de nadien door klager ingezonden “reactie op de verweerschriften” met bijlagen.

Partijen hebben afgezien van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

2.      DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

In het kader van een tegen klager lopende strafzaak wegens verdenking van stalking in 2007/2008 heeft psychiater E op 23 maart 2009 een pro justitia-rapportage uitgebracht. Verweerder, sociaal-psychiatrisch verpleegkundige, was in 2009 werkzaam als een van de coördinatoren van het Coördinatiepunt MultiProbleemSituaties (MPS) in de regio, bedoeld om zorgwekkende zorgmijders weer toe te leiden naar zorg. Daarnaast nam hij deel aan de

7 x 24- uurs crisisdienst. Op 5 februari 2009 meldde de politie de situatie rond klager aan bij verweerder. Naar aanleiding daarvan heeft hij een aanmeldformulier opgesteld. In eerste instantie is afgewacht omdat de politie nog goed contact had met klager, toen dat verloren ging zou verweerder een poging wagen om met klager in contact te komen. In dat kader heeft hij contact opgenomen met klagers vader, maar met klager zelf had hij nog geen contact gehad toen hij op 16 juni 2009 dienst had bij de crisisdienst. Klager is op die datum beoordeeld in het politiebureau door F die als psychiater dienstdeed als achterwacht voor de crisisdienst. Verweerder was daar bij en heeft hiervan een crisisverslag opgemaakt. F heeft een geneeskundige verklaring uitgeschreven met het oog op het verkrijgen van een voorlopige machtiging ingevolge de wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen (wet BOPZ) en daarin onder meer geconcludeerd tot een waanstoornis bij klager. Nadat de rechtbank de behandeling van het verzoek eerst had aangehouden, heeft de rechtbank op 1 juli 2009 een voorlopige machtiging afgegeven. Klager werd opgenomen en behandeld binnen het programma ZIB-FPA (Zeer intensieve behandeling - Forensisch psychiatrische behandeling) van een psychiatrisch ziekenhuis. Zijn behandelaars waren de psychiaters G (in opleiding) en H, de verpleegkundige I was behandelcoördinator. Per 16 oktober 2009 werd klager onder de lopende machtiging voorwaardelijk ontslagen en volgde poliklinisch contact. Uit door klager bij zijn laatste brief overgelegde rapportages blijkt dat later wederom pro justitia-rapportage is uitgebracht wegens het gooien door klager van een waxinelichtje naar de gouden koets.

Klager heeft tegen alle hierboven genoemde beroepsbeoefenaren klachten ingediend bij dit college. Op die klachten wordt onder de nummers 081 t/m 086/2012 gelijktijdig uitspraak gedaan. Verder blijkt uit door klager overgelegde correspondentie dat hij ook klachten heeft ingediend bij het college te Den Haag, aldaar bekend onder de nrs. 2012-037 a t/m f.

3.      HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat hij een vals bemoeizorgformulier heeft opgesteld, zonder klager te hebben gezien of gesproken. Voorts dat verweerder geen uitleg heeft gegeven over zijn positie en de bedoeling van het gesprek ter beoordeling voor een rechterlijke machtiging.

4.      HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat het bemoeizorgformulier alleen een verslaglegging is van de aanmelding die de politie heeft gedaan en dat hij zich altijd voorstelt en uitlegt wat de reden is van een bezoek van de crisisdienst.

5.      DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1               

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Wat het Aanmeldformulier ‘Ons een Zorg’ betreft blijkt uit dit formulier dat verweerder niet meer heeft gedaan dan de gegevens van de melder en de inhoud van de melding op te tekenen. Voor zover die onjuistheden zou bevatten, zijn die niet aan verweerder toe te rekenen maar aan de melder, uit wiens mond verweerder die melding heeft opgetekend. Dit klachtonderdeel kan dus niet slagen.

Wat het gesprek in de crisisdienst betreft: het college heeft geen aanleiding eraan te twijfelen dat verweerder zich heeft voorgesteld en het doel van het gesprek heeft uitgelegd. Dit zeker omdat er ook een psychiater bij was die hier ook aandacht aan zal hebben geschonken. Evenmin biedt hetgeen klager thans aan verwijten uit voldoende aanleiding om aan te nemen dat de inhoud van het door verweerder opgestelde crisisverslag niet overeenkomt met de waarheid. De diagnose pleegt die van de psychiater te zijn, dus daar kan verweerder al helemaal niet op afgerekend worden.

5.3

Al met al is de klacht kennelijk ongegrond en dient deze dus te worden afgewezen.

6.      DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, A.H. Slagter-de Vries en E. Van Egmond, leden-verpleegkundigen, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Dijkman, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 22 maart 2013 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Dijkman, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.