ECLI:NL:TGZRZWO:2013:YG2594 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 311/2011

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2013:YG2594
Datum uitspraak: 31-01-2013
Datum publicatie: 31-01-2013
Zaaknummer(s): 311/2011
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Raadkamerbeslissing. Klacht tegen verpleegkundige kennelijk ongegrond. Verweerder heeft ten aanzien van door klager gemelde noodsituatie adequaat gehandeld door binnen 2,5 uur terug te bellen. Niet aannemelijk geworden is dat verweerder zich in de richting van familie, die door klager niet over de behandeling geïnformeerd mochten worden, heeft uitgelaten over het al dan niet in behandeling zijn van klager.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 31 januari 2013 naar aanleiding van de op 6 december 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

bijgestaan door: mr. T.P. Boer, advocaat te Arnhem,

k l a g e r

-tegen-

C , verpleegkundige, werkzaam te D,

bijgestaan door mr. A.C.I.J. Hiddinga, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand te Amsterdam,

v e r w e e r d e r

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het aanvullende klaagschrift;

- het verweerschrift;

- de repliek met de bijlagen;

- de dupliek;

- het medisch dossier;

- het proces-verbaal van het op 4 september 2012 gehouden gehoor in het kader van het

vooronderzoek.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken waaronder het medisch dossier dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager, geboren op 10 januari 1984, is in 2003 opgenomen geweest op de afdeling crisisopvang van E, instelling voor zorg en welzijn. Aansluitend is klager opgenomen geweest in het F. Het F heeft klager verwezen naar de G. Aldaar is klager opgenomen geweest tot 1 november 2004.

Van 29 maart 2006 tot 29 mei 2007 is klager bij de Ambulante Langdurende Zorg van G in behandeling geweest alwaar verweerder als ambulant sociaal psychiatrisch verpleegkundige werkzaam is. In mei 2007 is de behandeling op verzoek van klager afgesloten.

Begin april 2008 heeft klager zich opnieuw aangemeld bij G.

Op 8 april 2008 noteerde verweerder in de decursus/aantekeningen behandelingen:

“tel bericht van Schoonzus H ( 06-)dat ze al 3 jaar geen

contact met A hebben gehad en graag willen dat hij contact opneemt, verder

meerdere vragen welke ik gezien pricvacy en cliënt zijn wens familie uitdrukkelijk niet

bij behandeling te betrekken, niet heb beantwoord. (Er was gen speciale aanleiding om

nu te bellen.”

Op zijn verzoek is klager op 15 april 2008 gezien door psychiater I omdat klager de bevindingen van psychiatrisch consult nodig had om een uitkering te bewerkstelligen.

De behandeling werd hervat en was erop gericht om klager en zijn omgeving gemotiveerd te houden om medicamenteuze therapie te blijven continueren, zo ook drugsgebruik te vermijden. Tevens was er aandacht voor monitoring psychiatrisch toestandsbeeld en waren er aanvankelijk maandelijks ondersteunende gesprekscontacten. Op verzoek van klager vond het voorschrijven en controleren van medicatie door de huisarts plaats.

Op 5 januari 2009, 13:39 uur, noteerde verweerder in de decursus/aantekeningen behandelingen:

“A belde : het gaat niet goed met de medicijnen, zegt ie: overdag heeft hij weinig

last, neemy Abilify in de ochtend. Vanaf 21.00 uur nemen klachten toe: raar soort van

oververhit gevoel in zijn hoofd, lichte hoofdopijn, wat trillerig, speekselv;loed en

incidenteel braken. Zegt zich dan ook depressief te voeln, zegt bij doorvragen hierop

dat alles hem dan zwaar valt . Neemt Zyprexa om 24.00 uur waarna klachten meer

verergenern. Valt desondanks gemakkelijk in slaap, de winst van omzetting, s’morgens

wel wakker te krijgen en de dag te beginnen is gebleven. Bovengenoemde klachten zijn

overdag weer weg of erg naar de achtergrond.

Ik zal dit met psychiater overleggen, hem morgen terugbellen Consult staat nu gepland

op 19-01”

Op 9 januari 2009 noteerde I – voor zover thans van belang - in de decursus/aantekeningen behandelingen:

“ Partner en client met spoed gezien. Client blijkt enkele dagen geleden gestopt te zijn

met de Abilify op advies van de huisarts die bij hem thuis is geweest nadat client

schuddend en trillend op de grond gevallen was. Huisarts constateerde geen

lichamelijke problemen. heeft het psychiatrisch geduid volgens A en zei hem direct

met de Abilify te stoppen.

Partner is erg verbolgen over het feit dat niet teruggebeld zijn door Ton zoals

blijkbaar door het secretariaat belofd was…”

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Na het klaagschrift en de aanvulling daarop heeft klager bij repliek een viertal algemene klachten geformuleerd en één klacht specifiek in de richting van verweerder. Bij het mondeling vooronderzoek zijn de klachten nader geformuleerd en drie van de algemene klachten ten aanzien van verweerder ingetrokken omdat deze niet herleidbaar zijn tot verweerder. Zoals nader ingevuld bij het mondeling vooronderzoek verwijt klager verweerder -zakelijk weergegeven- dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld. Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door niet adequaat te reageren op de noodsituatie van klager op 5 januari 2009. Daarnaast verwijt klager verweerder dat hij tegen de uitdrukkelijke wens van klager in, contact heeft gehad met de vader van klager.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat hij altijd voldoet aan een verzoek tot terugbellen. Verweerder heeft ongeveer 2,5 uur na het verzoek daartoe op 5 januari 2009, zodra zijn werkzaamheden dat toelieten, klager teruggebeld. Verweerder heeft de uitdrukkelijke wens van klager om diens familie niet bij de behandeling te betrekken gerespecteerd en geen informatie verschaft op de momenten dat klagers familie verweerder daartoe heeft benaderd.

Verweerder verzoekt het college om de klacht in alle onderdelen af te wijzen als ongegrond. Op het verweer wordt zo nodig in het navolgende ingegaan.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Het verwijt dat verweerder niet adequaat heeft gehandeld in de noodsituatie van klager op 5 januari 2009 faalt.

Verweerder heeft circa 2,5 uur na het verzoek daartoe klager teruggebeld blijkens de decursus van verweerder. Inherent aan de werkzaamheden van verweerder is dat niet op elk door klager gewenst tijdstip verweerder onmiddellijk contact kan opnemen. In een situatie van acute lichamelijke problemen is het aangewezen om de huisarts te benaderen en indien sprake is van een levensbedreigende situatie kan 112 gebeld worden.

Nu uit de decursus van verweerder blijkt dat hij klager heeft teruggebeld en hij hetgeen tijdens dat telefoongesprek aan de orde is geweest heeft besproken met de psychiater, I, is het college van oordeel dat verweerder gehandeld heeft zoals van hem mag worden verwacht en er geen sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.

5.3

Klager verwijt verweerder dat hij contact heeft gehad met de vader van klager, tegen klagers wil.

Verweerder heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat hij de familieleden die telefonisch contact met verweerder hebben gezocht te kennen heeft gegeven zonder toestemming van klager niet met derden over hem te kunnen spreken, noch de vraag te kunnen beantwoorden of klager al dan niet in zorg was. Dit vindt steun in de decursus/aantekeningen behandelingen van verweerder. Uit het dossier blijkt dat op 8 april 2008 verweerder door een schoonzus van klager werd opgebeld. Uit de aantekening van verweerder betreffende dit telefoongesprek blijkt niet dat verweerder informatie omtrent klager heeft gegeven. Verweerder gaf in de decursus juist aan dat hij de wens van cliënt omtrent het niet willen betrekken van de familie van klager respecteerde en de vragen van het desbetreffende familielid niet heeft beantwoord.

Dat familie van klager telefonisch contact zoekt met verweerder kan verweerder uiteraard niet worden verweten. Het college is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat verweerder zich in de richting van de vader of verdere familie van klager over de behandeling van klager heeft uitgelaten.

5.4

Het voorgaande leidt ertoe dat de klachten kennelijk ongegrond zijn en als volgt dient te worden beslist.

6. DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, E. van Egmond en A.H. Slagter-de Vries, leden-verpleegkundigen, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Sijnstra-Meijer, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 31 januari 2013 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klager, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.