ECLI:NL:TGZRZWO:2013:50 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 233/2013

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2013:50
Datum uitspraak: 08-11-2013
Datum publicatie: 08-11-2013
Zaaknummer(s): 233/2013
Onderwerp: Niet of te laat verwijzen
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: klacht tegen huisarts kennelijk ongegrond. Het huisartsenjournaal laat zien dat verweerder steeds uitgebreid op de klachten van klaagster is ingegaan.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 8 november 2013 naar aanleiding van de op 2 augustus 2013 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a a g s t e r

-tegen-

C , huisarts, werkzaam te B,

gemachtigde: mr. J.S.M. Brouwer, verbonden aan DAS Rechtsbijstand te Amsterdam,

v e r w e e r d e r

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

- het klaagschrift;

- het aanvullende klaagschrift;

- de aanvullende brieven van klaagster van 3 augustus 2013, 29 augustus 2013,

1 september 2013 en 6 september 2013;

- het verweerschrift;

- het door verweerder overgelegde huisartsenjournaal.

Partijen hebben afgezien van de mogelijkheid mondeling gehoord te worden in vooronderzoek.

2. FEITEN

Op grond van de stukken waaronder het medisch dossier dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klaagster, geboren op 1 december 1958, is op 1 maart 2013 ingeschreven als patiënte in de praktijk van verweerder.

Klaagster is al jaren bekend met onbegrepen lichamelijke klachten, met name buikklachten. Daarnaast heeft klaagster bij tijd en wijle last van jeuk. Klaagster bezocht het spreekuur van verweerder veelvuldig in verband met voornoemde klachten.

Uit het huisartsenjournaal, door verweerder overgelegd, blijkt – samenvattend – het volgende.

Verweerder heeft vanaf maart 2013 een ontlastingonderzoek, bloedonderzoek en urineonderzoeken laten verrichten. De uitslag van het ontlastingsonderzoek was normaal en de onderzoeken naar het bloed en de urine leverden geen bijzonderheden op.

Op 27 maart 2013 heeft verweerder met D, MDL-arts, overlegd. De MDL-arts heeft aan verweerder meegedeeld dat klaagster een fors atoon colon heeft en daar ook last van zal hebben. Geadviseerd werd om goed te laxeren met movicolon en bij aanhoudende klachten kon klaagster incidenteel verwezen worden. In april 2013 verwees verweerder klaagster naar de MDL-arts. In mei 2013 ontving verweerder een specialistenbericht van de MDL-arts waarin werd aangegeven dat klaagster buikpijn had bij slow-transit obstipatie en aangespannen bekkenbodem.

3. HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat hij haar ten onrechte niet verwijst voor nader onderzoek in verband met klaagsters aanhoudende buikklachten en jeukklachten. Klaagster voelt zich niet serieus genomen door verweerder.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat hem geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt betreffende zijn medisch handelen met betrekking tot klaagster. Klaagsters buikklachten bestaan sinds 2005 en er hebben in al die jaren diverse malen onderzoeken plaatsgevonden, waaronder bloedonderzoek, echo’s, CT-scans en coloscopiëen. Klaagster is voor deze klachten bij MDL-arts D geweest die de diagnose slow-transit colon gesteld heeft na een ileocoloscopie. Sinds klaagster bij verweerder in de praktijk kwam, in maart 2013, heeft verweerder veelvuldig onderzoeken gedaan en laten verrichten, waaronder ontlastingsonderzoek, bloedonderzoek en urineonderzoek. Daarnaast heeft hij klaagster opnieuw verwezen naar de MDL-arts die de gestelde diagnose nogmaals heeft bevestigd. Verweerder voert aan dat hij klaagsters klachten serieus neemt hetgeen ook blijkt uit het feit dat verweerder klaagster voor andere klachten heeft verwezen naar onder andere de chirurg en de orthopeed.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Uitgaande van de hierboven weergegeven feiten en rekeninghoudend met dit toetsingscriterium is het college tot de slotsom gekomen dat de klacht als kennelijk ongegrond moet worden afgewezen. Daartoe heeft het college zich in grote lijnen kunnen verenigen met hetgeen verweerder in zijn verweerschrift heeft doen aanvoeren met betrekking tot de klacht, hetgeen volledig wordt ondersteund door het huisartsenjournaal zoals door verweerder is overgelegd.

Het huisartsenjournaal laat zien dat verweerder steeds serieus en uitgebreid op de klachten van klaagster is ingegaan. Verweerder heeft klaagster telkens onderzocht, en tevens zo nodig doorverwezen voor nader onderzoek.

Het college kan dan ook slechts concluderen dat verweerder bij zijn bemoeienis met klaagster zeker is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening.

5.3

De klacht is kennelijk ongegrond en dient te worden afgewezen.

6. DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer op 8 november 2013 door mr. A.L. Smit, voorzitter, G.W.A. Diehl en J.M. Komen, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Sijnstra - Meijer, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 8 november 2013 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.