ECLI:NL:TGZRZWO:2013:46 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 226/2012
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2013:46 |
---|---|
Datum uitspraak: | 01-11-2013 |
Datum publicatie: | 01-11-2013 |
Zaaknummer(s): | 226/2012 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht voor zover gericht tegen de financiële gevolgen van verweerders handelen (Verwijzing i.v.m. wortelkanaalbehandeling) is klaagster niet-ontvankelijk. Klacht m.b.t. uitvoering wortelkanaalbehandeling, verwijzing en het al dan niet voorschrijven van pijnmedicatie ongegrond. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE
Beslissing van 1 november 2013 naar aanleiding van de op 8 oktober 2012 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
A , wonende te B,
k l a a g s t e r
-tegen-
C , tandarts, werkzaam te D,
v e r w e e r d e r
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift;
- het aanvullende klaagschrift;
- de brieven van verweerder van 16 november 2012, 2 december 2012, 12 december 2012 en
20 december 2012;
- het verweerschrift met de bijlagen van 18 januari 2013;
- de brieven van verweerder van 13 februari 2013 en 19 februari 2013;
- de repliek met bijlagen;
- de dupliek met bijlagen;
- het tandheelkundig dossier zoals op 12 maart 2013 ontvangen van de heer E,
kaakchirurg;
- de tandheelkundige informatie, op 2 april 2013 door het college ontvangen van F;
- het beeldvormend materiaal zoals door het college op 28 maart 2013 ontvangen van
G;
- het beeldvormend materiaal zoals door het college op 16 augustus 2013 ontvangen van
verweerder.
De klacht is behandeld ter openbare zitting van 13 september 2013 waar verweerder is verschenen. Klaagster was met kennisgeving afwezig.
2. DE FEITEN
Op grond van de stukken, waaronder het tandheelkundig dossier, en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.
Verweerder is werkzaam als tandarts in een tandartsenpraktijk in D. Op 7 juni 2012 is klaagster voor controle geweest bij een collega van verweerder die in dezelfde praktijk werkzaam is. Deze heeft, behalve een periodieke controle, röntgenfoto’s gemaakt van klaagsters gebit en haar gewezen op caviteiten met risico op pijnklachten op korte termijn. Een afspraak voor behandeling maakte klaagster op dat moment niet.
Op 16 juli 2012 heeft klaagster zich gemeld bij de tandartsenpraktijk met pijnklachten. Verweerder heeft klaagster toen gezien. Hij heeft een endostart gedaan in element 46. Het mesio-vestibulaire kanaal heeft verweerder toen niet gevonden. Dit was gecalcificeerd door ernstige cariës. De twee andere kanalen heeft verweerder wel gevonden en schoongemaakt. Vervolgens heeft verweerder een noodvulling gelegd.
s' Avonds had klaagster veel pijn. Zij heeft daarop de huisartsenpost gebeld en pijnstilling (Ibuprofen) voorgeschreven gekregen.
De volgende dag, 17 juli 2012, heeft klaagster zich weer bij de praktijk gemeld vanwege de aanhoudende pijnklachten. Zij werd aan het eind van die dag gezien door verweerder. Verweerder heeft de kies opengemaakt en opnieuw gezocht naar het mesio-vestibulaire kanaal en dat toen wel gevonden. Hij heeft het kanaal en ook de overige kanalen gemeten, geprepareerd en een noodvulling gelegd. Er bleven veel voor verweerder onverklaarbare pijnklachten van het distale kanaal bestaan, zelfs onder lokale anesthesie. Een vervolgafspraak werd gepland voor 24 juli 2012, op dat moment de eerst mogelijke datum in de praktijk van verweerder.
Op 18 juli 2012 is klaagster, nadat zij vanwege de pijnklachten telefonisch contact had opgenomen met de praktijk van verweerder, doorverwezen naar het ziekenhuis H voor verdere behandeling. Klaagster is daar dezelfde dag gezien door een kaakchirurg die adviseerde eerst de wortelkanaalbehandeling af te maken en dan bij aanhoudende klachten alsnog in te sturen.
Op 19 juli 2012 is klaagster door verweerder(s) praktijk verwezen naar de endodontoloog die klaagster op 23 juli 2012 heeft behandeld. Hij heeft de endodotische behandeling afgerond en de kies opgebouwd met een viertal fiberglasstiften.
3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT
Klaagster verwijt verweerder dat hij nalatig en onzorgvuldig is geweest in de uitvoering van de wortelkanaalbehandeling waardoor zij op hoge kosten is gekomen en de kies is afgebroken. Verweerder had de wortelkanaalbehandeling af moeten maken voordat hij haar instuurde naar de kaakchirurg en later endontoloog. Verweerder had medicatie moeten voorschrijven in verband met de pijnklachten van klaagster, hetgeen nu door de huisarts in de avonddienst en later de kaakchirurg is gedaan.
4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER
Verweerder heeft zich primair op het standpunt gesteld dat klaagster in haar klacht niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Indien haar klacht wel ontvankelijk wordt verklaard is verweerder van mening dat de tegen hem ingediende klacht ongegrond is. Hij verzoekt het college hem expliciet te complimenteren met de bijzonder snelle manier waarop zijn medewerkers en hijzelf de klachten van klaagster hebben opgevangen en in welk snel tempo zij er alles aan hebben gedaan om klaagster eerst zelf te behandelen en daarna voor behandeling op een hoger echelon bij nota bene zowel de kaakchirurg als zelfs de endodontoloog hebben kunnen krijgen binnen het tijdsbestek van een week.
5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
5.1
Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.2
Verweerder heeft zich primair op het standpunt gesteld dat klaagster in haar klacht niet-ontvankelijk verklaard dient te worden omdat die klacht gelet op de aanvankelijke tekst feitelijk enkel en alleen gebaseerd was op de voor haar financiële gevolgen van de behandeling door verweerder en de verwijzing naar de kaakchirurg en endodontoloog en niet op de tandheelkundige behandeling door verweerder. Verweerder heeft in dat verband opgemerkt dat de klacht een andere wending heeft gekregen doordat de secretaris van het college klaagster nadrukkelijk heeft gevraagd de klacht aan te vullen en/of te herformuleren.
Anders dan verweerder heeft verzocht, zal klaagster wel in haar klacht worden ontvangen, aangezien deze naast klachten van financiële aard zich - mede blijkens de aanvulling op het klaagschrift - ook richt tegen het tandheelkundige handelen van verweerder. Voor zover de klacht zich richt tegen de financiële gevolgen van verweerders handelen, zal klaagster niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Dat deel van de klacht zal derhalve onbehandeld blijven. Dat de klacht is aangevuld op verzoek van de secretaris van het college doet daaraan niet af. Het college is ingevolge het bepaalde in artikel 65 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) in samenhang met artikel 5 van het Tuchtrechtbesluit verplicht om aanvulling/nadere specificatie te vragen als de inhoud van de klacht onvolledig is.
5.3
Naar oordeel van het college heeft verweerder de behandeling naar behoren uitgevoerd. Na de behandeling op 16 juli 2012 heeft verweerder geen pijnmedicatie hoeven voorschrijven. Ibuprofen, zoals de huisarts heeft voorgeschreven, is zonder recept bij de apotheek en drogist verkrijgbaar en dan goedkoper dan wanneer het op recept wordt voorgeschreven. Weliswaar kan dan een hogere dosering worden verkregen, 600 mg in plaats van 400/200 mg zonder recept, doch die hogere dosering kan ook door bijvoorbeeld drie maal 200 mg in te nemen, feitelijk worden verkregen. Er waren op dat moment geen aanwijzingen om antibiotica voor te schrijven.
5.4
Gelet op de voor verweerder niet verklaarbare forse pijnklachten van klaagster op 17 juli 2012 die ook daags daarna op 18 juli 2012 nog aanhielden, heeft verweerder klaagster in redelijkheid kunnen verwijzen naar een kaakchirurg voor verdere behandeling en toen die klaagster terugverwees heeft verweerder klaagster, gelet op die pijnklachten ook in redelijkheid naar een endodontoloog kunnen verwijzen. Mogelijk is bij klaagster niet voldoende duidelijk geworden of aan haar niet voldoende duidelijk gemaakt wat verweerders overwegingen voor die verwijzingen waren en is klaagster niet voldoende geïnformeerd over het feit dat een deel van de kosten die met een verwijzing gemoeid zijn wellicht niet door haar zorgverzekering vergoed zouden worden. Het college kan dat evenwel niet vaststellen.
Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is derhalve geen sprake. De klacht dient, voor zover klaagster daarin ontvankelijk is gelet op overweging 5.2, te worden afgewezen.
5.5
Ten overvloede overweegt het college dat de brief van verweerder van 12 november 2012 met een 'dreigend' karakter aan het adres van klaagster, hangende de onderhavige procedure, qua inhoud en toonzetting niet professioneel en niet acceptabel is. Klaagster heeft dit echter niet als klachtonderdeel geformuleerd zodat het college geen consequenties aan dit handelen zal verbinden.
5.6
Tot slot: verweerder heeft verzocht hem in de uitspraak te complimenteren met betrekking tot zijn handelwijze en de verwijzing waardoor klaagster snel bij de kaakchirurg en endodontoloog terecht kon. De wettelijk aan het college gegeven taak om een klacht te beoordelen laat niet toe dat het college ingaat op het verzoek van verweerder hem te complimenteren. Verweerders verzoek kan derhalve niet in behandeling worden genomen.
6. DE BESLISSING
Het college wijst de klacht af.
Aldus gedaan in raadkamer door mr. E.W. de Groot, voorzitter, mr. D.M. Schuiling, lid-jurist,
J. Dam, R. Rowel en R.T. Thomson, leden-tandartsen, in tegenwoordigheid van
mr. J.W. Sijnstra-Meijer, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 1 november 2013 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.
voorzitter
secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.