ECLI:NL:TGZRZWO:2013:34 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 006/2013
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2013:34 |
---|---|
Datum uitspraak: | 11-10-2013 |
Datum publicatie: | 11-10-2013 |
Zaaknummer(s): | 006/2013 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen tandarts betreffende behandeling wegens pijnklachten. Klaagster verwijt verweerder dat hij een verkeerde diagnose heeft gesteld. Klacht kennelijk ongegrond. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE
Beslissing d.d. 11 oktober 2013 naar aanleiding van de op 15 januari 2013 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
A , wonende te B,
k l a g e r
-tegen-
C , tandarts, werkzaam te B,
bijgestaan door mr. C. Velink, advocaat te Amsterdam,
v e r w e e r d e r
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift met de bijlagen;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de repliek;
- de dupliek.
Partijen hebben afgezien van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.
2. DE FEITEN
Op grond van de stukken, waaronder het als bijlage bij het verweerschrift ingezonden tandheelkundig dossier, dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.
Klager is sinds 1995 patiënt van verweerder. Tijdens een periodieke controle op 27 september 2012 heeft verweerder mede vanwege pijnklachten bite-wingfoto’s gemaakt. Hierop was secundaire cariës te zien in het element 26. Verweerder heeft de kies behandeld en een tweevlaksvulling aangebracht.
Omdat de klachten niet verdwenen heeft klager zich op 18 oktober 2012 opnieuw gewend tot verweerder. Bij controle bleek dat er nog een fors contactpunt aanwezig was. Verweerder heeft het element 26 ingeslepen en gepolijst. Verweerder heeft klager gewezen op de verstandskies (element 28) waarvoor verweerder al eerder het advies had gegeven deze te verwijderen.
Op 22 november 2012 heeft klager zich vanwege aanhoudende pijnklachten aan het element 26 gewend tot verweerders waarnemer, tandarts D. D is gestart met een wortelkanaalbehandeling van element 26. Na het openen van dit element was sprake van pusafvloed. Verweerder heeft later klager vanwege de aanhoudende pijnklachten een antibioticakuur voorgeschreven.
Op 11 december 2012 heeft verweerder de wortelkanaalbehandeling aan element 26 afgerond.
Vanwege aanhoudende pijnklachten heeft klager op 18 december 2012 gebeld met de praktijk van verweerder. De assistente van verweerder heeft klager verteld dat het mogelijk is dat pijnklachten niet direct verdwijnen na een wortelkanaalbehandeling.
Op 20 december 2012 heeft klager een verwijsbrief gevraagd naar de kaakchirurg voor verwijdering van het element 26.
Op 24 december 2012 is bij klager in het E het element 28 getrokken. Na verwijdering van dit element waren de pijnklachten verdwenen.
Verweerder heeft klager facturen gestuurd van de verrichtingen op 27 september en 11 december 2012.
3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT
Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat hij een verkeerde diagnose heeft gesteld en daardoor een verkeerde behandeling heeft gekregen. Klager is het verder niet eens met de rekening die hij voor de behandeling door verweerder heeft gekregen.
4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER
Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat de tegen hem ingediende klacht ongegrond is. voor zover nodig wordt hierna op dit verweer ingegaan.
5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
5.1
Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.2
Het college deelt het oordeel van verweerder dat wegens de duidelijk aanwezige secundaire cariës, zoals te zien op de bitewingfoto van 27 september 2012, en het feit dat klager geen klachten ter hoogte van de aanwezige verstandskies aangaf, het element 26 als mogelijke oorzaak voor de pijnklachten meer voor de hand lag dan het element 28. Bovendien moest dit element zeker, om problemen in de toekomst te voorkomen, behandeld worden.
Dat naderhand een wortelkanaalbehandeling noodzakelijk bleek tijdens de waarneming is naar het oordeel van het college geen gevolg van een onjuiste indicatie, noch van een onjuiste uitvoering van de gedane behandeling. Dat de pijnklachten verdwenen na extractie van de 28, waarvan verweerder al eerder (voor het eerst in 2008) aan klager had laten weten dat deze verwijderd diende te worden, doet niets af aan de indicatie (de duidelijk aanwezige cariës) tot het maken van de restauratie in de 26.
5.3
Verweerder heeft de wortelkanaalbehandeling op 11 december 2012 afgerond. Hij kon niet anders, dus dat valt hem geenszins te verwijten. Klager heeft op 18 december 2012 gebeld met de praktijk van verweerder vanwege aanhoudende napijn. De assistente van verweerder heeft klager toen verteld dat de pijnklachten niet direct verdwijnen. Klager heeft twee dagen later gevraagd om verwijzing naar de kaakchirurg voor verwijdering van het element 26. Verweerder heeft deze verwijzing gegeven. De kaakchirurg heeft echter op 24 december 2013 het element 28 verwijderd. Of de pijnklachten zijn verdwenen door het verwijderen van het element 28 of omdat de napijn van het element 26 was verdwenen, of dat beide het geval is, valt niet te zeggen. In elk geval gaf ook de kaakchirurg aan dat de oorzaak van de pijn zowel in de 26 als in de 28 kon liggen.
5.4
De door verweerder uitgevoerde verrichtingen waren geïndiceerd en niet gebleken is dat verweerder deze verrichtingen niet zorgvuldig heeft uitgevoerd. Dat verweerder alle verrichtingen heeft gedeclareerd valt hem niet te verwijten.
5.5
De conclusie is dan ook dat verweerder niet heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij ten opzichte van klager behoorde te betrachten en dat de klacht als kennelijk ongegrond dient te worden afgewezen.
6. DE BESLISSING
Het college wijst de klacht af.
Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, R.T. Thomson en R. Rowel, leden-tandartsen, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 11 oktober 2013 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.
voorzitter
secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.