ECLI:NL:TGZRZWO:2013:30 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 324-2012
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2013:30 |
---|---|
Datum uitspraak: | 12-09-2013 |
Datum publicatie: | 12-09-2013 |
Zaaknummer(s): | 324-2012 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen gezondheidszorgpsycholoog kennelijk ongegrond. Verweerster was niet betrokken bij de begeleiding van klagers zonen. Binnen Bureau Jeugdzorg ligt binnen de teams de eindverantwoordelijkheid voor de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen bij de teamleider. De gedragswetenschapper is inhoudelijk verantwoordelijk voor de eigen werkzaamheden. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE
Beslissing d.d.12 september 2013 naar aanleiding van de op 12 december 2012 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
A , wonende te B,
k l a g e r
-tegen-
C , gezondheidszorgpsycholoog, (destijds) werkzaam te D,
gemachtigde: mr. N.R. Kasteel, advocaat in dienst van Bureau Jeugdzorg I,
v e r w e e r s t e r
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het klaagschrift;
- de brief van klager van 22 december 2012, met bijlage;
- het aanvullende klaagschrift met de bijlagen;
- het verweerschrift met de bijlagen:
- de repliek;
- de dupliek.
Partijen hebben afgezien van de mogelijkheid mondeling gehoord te worden in vooronderzoek.
2. FEITEN
Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.
Klager is de vader van E, F, G en H. Klagers zonen staan sinds 2 augustus 2011 onder toezicht van Bureau Jeugdzorg I.
Verweerster is werkzaam als gedragsdeskundige bij Bureau Jeugdzorg I.
In het contactjournaal staat de naam van verweerster niet genoemd.
In de brief van J, teamleider Bureau Jeugdzorg I, van 29 maart 2013 gericht aan gemachtigde van verweerster, staat het volgende opgetekend, voor zover thans van belang:
“Hierbij informeer ik u over de werkverdeling binnen mijn team voor wat betreft de ondersteuning van de gedragsdeskundigen aan de gezinsvoogden.
Als teamleider geef ik leiding aan team Noord van het regiokantoor D van Bureau Jeugdzorg I.
In dit team werken o.a. jeugdbeschermers en jeugdhulpverleners en deze worden ondersteund door gedragsdeskundigen. Het team is opgesplitst in drie basisteams. In deze basisteams wordt de casuïstiek besproken van de leden van het basisteam. De leden van het basisteam krijgen hun inhoudelijke werkbegeleiding van de gedragsdeskundige die ook voorzitter is van hun basisteam. Aan mijn team zijn twee gedragsdeskundigen verbonden, te weten C en K. Gezien het aantal beschikbare uren, geeft C leiding en inhoudelijke ondersteuning aan één basisteam en geeft K leiding en ondersteuning aan twee basisteams.
De kinderen van A worden begeleid door de gezinsvoogden L en M. Beide gezinsvoogden zitten in een basisteam wat begeleidt wordt door K. C is dus niet betrokken bij de besluitvorming rondom de kinderen A daar dit het basisteam van K is.
Wat daarnaast natuurlijk ook nog een gegeven is, is dat ik als teamleider verantwoordelijk ben voor de beslissingen die worden genomen.”
3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT
Klager verwijt verweerster -zakelijk weergegeven- dat zij een louter pro forma invulling heeft gegeven aan haar functie en in strijd met de voor haar geldende beroepscode heeft gehandeld. Daarnaast verwijt klager verweerster dat zij gelet op haar kwalificatie als BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaar meer gekwalificeerd is dan de gedragsdeskundige die klagers zonen begeleide en haar verantwoordelijkheid in de richting van klagers zonen niet heeft genomen.
4. HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER
Verweerster voert -zakelijk weergegeven- aan dat zij geen bemoeienis heeft gehad met de zonen van klager en haar derhalve geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Dat verweerster als BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaar meer gekwalificeerd zou zijn dan de collega die wel betrokken was bij de zonen van klager en zij daarom tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door na te laten in te grijpen is onterecht. Verweerster voert aan dat zij niet verantwoordelijk is voor het handelen van haar niet-BIG-geregistreerde collega’s nu geen sprake is van hiërarchie tussen de gedragsdeskundigen.
5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
5.1
Bureau Jeugdzorg I heeft meerdere vestigingen. De gezinsvoogden die uitvoering geven
aan de ondertoezichtstelling van de zonen van klager maken deel uit van team Noord,
dat onderverdeeld is in drie basisteams. Aan team Noord zijn twee gedragsdeskundigen
verbonden, namelijk verweerster en K. De kinderen van klager worden begeleid door
twee gezinsvoogden, namelijk L en M. Deze twee gezinsvoogden maken deel uit van het
basisteam dat wordt begeleid door gedragsdeskundige K, hetgeen uit de brief van J,
die als bijlage bij het verweerschrift is overlegd, blijkt. Het voorgaande wordt ondersteund
door het contactjournaal waarin de naam van verweerster niet voorkomt. Klager heeft
niet aangegeven dat sprake was van een directe relatie tussen verweerster en klagers
zonen en niet tegengesproken dat er geen directe relatie bestond. Uit het voorgaande
leidt het college af dat verweerster niet betrokken was bij de uitvoering van de ondertoezichtstelling
van de zonen van klager.
5.2
Dat verweerster heeft nagelaten te handelen ten opzichte van klagers zonen terwijl zij daartoe wel verplicht was is niet gebleken. Klagers zonen werden door twee gezinsvoogden begeleid. K was als gedragswetenschapper bij de uitvoering van de ondertoezichtstelling betrokken. De bij Bureau Jeugdzorg werkzame gedragswetenschappers werken naast elkaar zonder dat, op grond van hun opleiding of anderszins, sprake is van een hiërarchische verhouding waarin de ene gedragswetenschapper ondergeschikt is aan de andere.
Binnen Bureau Jeugdzorg ligt binnen de teams de eindverantwoordelijkheid voor de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen bij de teamleider. De gedragswetenschapper is inhoudelijk verantwoordelijk voor de eigen werkzaamheden. De conclusie van klager dat verweerster als BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaar meer gekwalificeerd zou zijn dan de gedragsdeskundige die klagers zonen begeleidde en derhalve in had moeten grijpen, is niet terecht.
5.3
Het college oordeelt op grond van het bovenstaande als volgt.
Uit artikel 47 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg volgt dat degene die in het BIG-register staat ingeschreven onderworpen is aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met de zorg die hij in die hoedanigheid behoort te betrachten ten opzichte van een patiënt en diens naaste betrekkingen.
Nu verweerster niet betrokken was bij de uitvoering van de ondertoezichtstelling van klagers zonen is zij niet tuchtrechtelijk aansprakelijk te houden voor het door klager gesignaleerde handelen en/of nalaten.
5.4
Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.
6. DE BESLISSING
Het college wijst de klacht af.
Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, dr. Th.A.M. Deenen en L.P.T. Raijmakers , leden-gezondheidszorgpsychologen, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Sijnstra – Meijer, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 12 september 2013 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.
voorzitter
secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.