ECLI:NL:TGZRZWO:2013:28 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 002-2013

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2013:28
Datum uitspraak: 06-09-2013
Datum publicatie: 06-09-2013
Zaaknummer(s): 002-2013
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen bedrijfsarts kennelijk ongegrond. Dat verweerster niet onafhankelijk zou zijn geweest in de verzuimbegeleiding is door klager niet onderbouwd. Verweerster heeft kunnen besluiten, na ontvangst van de informatie van de behandelend internist, dat informatie van de huisarts niet meer nodig was. Verweerster heeft op correcte wijze aangegeven de verzuimbegeleiding van klager te beëindigen.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 6 september 2013 naar aanleiding van de op 8 januari 2013 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , bedrijfsarts, destijds werkzaam te B,

bijgestaan door mr. A.K. Sjouw, advocaat bij KBS Advocaten te Utrecht,

v e r w e e r s t e r

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- de drie aanvullende klaagschriften met bijlagen;

- het verweerschrift met de bijlagen;

- de repliek met de bijlagen;

- de brief van klager gedateerd 20 mei 2013;

- de dupliek;

- het bedrijfsgeneeskundig dossier.

Partijen hebben afgezien van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken waaronder het bedrijfsgeneeskundig dossier dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager, geboren 16 mei 1955, was werkzaam bij Metaalhandel D te B. Op 20 september 2012 verzocht E, namens de werkgever aan verweerster om klager op te roepen voor een gesprek in verband met klagers afwezigheid door ziekte.

Uit het door verweerster overgelegde bedrijfsgeneeskundig dossier blijkt, voor zover thans van belang:

Info WG: conflict. Al langer bestaand. Beschuldigt wg van intimidatie. Wg zou niet goed werken met asbest heeft dit zelfs bij media aanhangig gemaakt.

Is niet ziek gemeld. Blijkt in tweede instantie al bijna 1,5 jaar niet meer te werken. Heeft een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Werkt via UWV ca 10 uur per week bij D.

Su 9-10-12

Betrokkene heeft zich in mei 2011 ziek gemeld. Conflict met wg. D zou door zijn werkzaamheden bij D ziek zijn geworden. Werken met asbest, betrokkene zou hiervan ziek zijn geworden. Tevens zou de Fa. geen betalingen aan het UWV hebben gedaan, wat ze wel hadden moeten doen. Vindt al jaren, dat de wg berecht moet worden. Heeft hierover ook contact gehad met de media. Tot nu toe niets gebeurd. Collega’s zouden hem bedreigen om hem te laten stoppen met zijn beschuldigingen.

Financieel voor betrokkene geen nadelen. Heeft altijd zijn geld gekregen. Ook nu.

Is boos dat hij niet is ziek gemeld.

Is boos op vorige arbodienst, die ook niet gedaan hebben, wat ze zouden hebben moeten doen (wat precies is niet duidelijk)

Klachten: vermoeidheid,

Zou sprake zijn meerdere aandoeningen o.a. van hartfalen, waarvoor hij de arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft, moet regelmatig aderlaten. Problemen in privésfeer (chronisch ziek kind wat hem zorgen baart en erg bezig houdt)

Ha F, internist G, UWV contactpersoon H(?)

C/ meerdere fysieke aandoeningen, zou ziek zijn geworden van asbest (?), internist G zou daarvan weten. Bekend bij UWV (AO-uitkering). Conflict met WG.

Toegenomen AO-heid of alleen conflict?

Geen aangifte gedaan c.q. geen rechtszaak/veroordeling wg.

P/ Besproken dat vaststellen (toegenomen) arbeidsongeschiktheid aan de orde is of dat er alleen sprake is van arbeidsconflict. Opvragen medische informatie en daarna contact met UWV over vervolg.

Kopie van machtigingen op verzoek van betrokkene tijdens SU aan zijn e-mailadres verzonden

4-12-12 medische informatie van internist G ontvangen: er is sprake van haemochromatose, waarvoor regelmatig aderlatingen. (dus geen oorzakelijk verband met asbest)

C/i.c.m. andere klachten niet geschikt voor arbeid.

P/Contact opnemen met UWV

6-12-12 UWV gebeld. Geen contactpersoon aanwezig cq aanwezig op werkplek

13-12-12 UWV gebeld. Geen contactpersoon aanspreekbaar op dit moment

20-12-12

Stalkt mij, mijn kinderen en man op de (privé)telefoon.

WG telefonisch hier van op de hoogte gesteld en aangegeven, dit niet acceptabel te vinden.

29-12-12

Info aan WG (schriftelijk): niet arbeidsgeschikt. Oplossingen in kaart brengen voor het conflict, in overleg gaan met UWV over vervolg.

Aangifte stalking gedaan.

10-01-13

WG telefonisch op de hoogte gesteld van aangifte en mijn besluit niet meer te willen optreden als bedrijfsarts voor betrokkene

Op 10 oktober 2012 heeft verweerster de werkgever het volgende geschreven, voor zover thans van belang:

Er spelen momenteel 2 problemen ten aanzien van de inzetbaarheid in werk van betrokkene. Er is sprake van ziekte, waardoor hij minder belastbaar is in werk. Om een goed advies te kunnen geven ten aanzien van zijn belastbaarheid, wordt informatie opgevraagd bij zijn behandelaars. Zodra deze is verkregen, kan een advies gegeven worden ten aanzien van de inzetbaarheid van betrokkene.

Daarnaast is er sprake van een slepend arbeidsconflict. Ik adviseer u om zo snel mogelijk met betrokkene tot een oplossing van het conflict te komen en samen te bepalen wat het einddoel van de re-integratie zal gaan worden.

Op 20 december 2012 schreef verweerster het navolgende aan de werkgever:

Inmiddels is informatie ontvangen van de specialist. Op basis van deze informatie mag verondersteld worden, dat betrokkene onvoldoende arbeidsmogelijkheden heeft.

Zoals in mijn eerdere brief gemeld, is er tevens sprake van een arbeidsconflict. Ik adviseer u om met betrokkene hierover in gesprek te gaan, dan wel vast te leggen welke mogelijkheden er zijn om tot een oplossing van het probleem te komen.

Aangezien betrokkene bekend is bij het UWV, adviseer ik u tevens met het UWV in gesprek te gaan om te bespreken welke vervolgstappen wenselijk dan wel mogelijk zijn.”

Op 1 februari 2013 heeft verweerster het navolgende geschreven aan de werkgever:

In aansluiting aan de verschillende telefonische contacten van de afgelopen weken, laat ik u hierbij weten niet langer als bedrijfsarts voor uw werknemer te willen fungeren.

A heeft mijn familie op een dermate onaangename manier lastig gevallen, dat zij zich daardoor bedreigd voelen. Ik heb in verband daarmee bij de politie aangifte gedaan van stalking.

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerster -zakelijk weergegeven- dat zij klager niet heeft begeleid zoals een bedrijfsarts behoort te doen, onder meer doordat verweerster geweigerd heeft een rechtszaak tegen de werkgever aan te spannen en geen informatie heeft opgevraagd bij de behandelend artsen. Daarnaast verwijt klager verweerster dat zij zwijggeld van de werkgever heeft aangenomen. Verweerster heeft bewijsstukken die door klager zijn overgelegd in handen van de werkgever gegeven en daarmee haar beroepsgeheim geschonden. Verweerster is bevriend met de werkgever van klager en derhalve was verweerster in de verzuimbegeleiding van klager niet onafhankelijk.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER

Verweerster voert -zakelijk weergegeven- aan dat zij slechts een professionele opdrachtgever-opdrachtnemer relatie had met de werkgever van klager en eenmaal eerder een andere werknemer van D had beoordeeld in het kader van re-integratie. Verweerster heeft op 9 oktober 2012 de door klager aan haar voorgelegde stukken omtrent zijn vermoedens van misstanden bij zijn werkgever teruggegeven aan klager en deze niet aan de werkgever overgedragen. Klagers stelling dat verweerster zwijggeld zou ontvangen van de werkgever is onjuist en door klager evenmin onderbouwd. Verweerster heeft op 4 december 2012 informatie van de internist van klager ontvangen. Een verzoek hiertoe had verweerster nog niet verzonden in verband met vakantie. Verweerster heeft op 6 en 13 december 2012 getracht om het UWV te bereiken, hetgeen niet gelukt is. Klager is vanaf 17 december 2012 begonnen met het meermalen bellen naar verweerster en haar gezin. Verweerster heeft de werkgever hiervan telefonisch op de hoogte gesteld op 10 januari 2013 en op 1 februari 2013 schriftelijk bevestigd de verzuimbegeleiding te beëindigen. Verweerster betreurt het dat klager de verzuimbegeleiding onvoldoende acht maar is van oordeel dat haar geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

De klachten van klager dat verweerster met de werkgever van klager bevriend zou zijn en derhalve niet onafhankelijk zou zijn ten aanzien van klager in de verzuimbegeleiding door haar zijn door klager niet onderbouwd, noch is daarvan gebleken uit het dossier. Datzelfde geldt voor de stelling van klager dat verweerster zwijggeld van de werkgever zou hebben ontvangen en voor de stelling van klager dat verweerster de haar op 9 oktober 2012 overgelegde stukken aan de werkgever zou hebben overgedragen. Klager heeft aan het college een drietal cd-roms toegezonden met diverse tekstbestanden en video-opnames. Uit de door klager overgelegde video-opnames blijkt evenmin dat klager stukken aan de bedrijfsarts heeft overhandigd die niet geretourneerd zijn door haar.

Deze klachtonderdelen missen feitelijke grondslag en zijn derhalve ongegrond.

5.3

Verweerster heeft naar het oordeel van het college zorgvuldig gehandeld. Verweerster wilde informatie inwinnen bij de behandelend specialist en heeft klager daartoe een machtiging laten ondertekenen. Door een vakantie van verweerster liet een verzoek daartoe een aantal weken op zich wachten. Deze informatie is na een bezoek van klager aan de internist, op zijn initiatief, aan verweerster verzonden en door haar ontvangen op 4 december 2012. Verweerster heeft op basis van deze informatie aan de werkgever geadviseerd. Verweerster heeft nadat zij kennis had genomen van de informatie van de internist geen aanleiding gezien om nadere informatie van de huisarts op te vragen en daartoe bestaat ook geen verplichting voor verweerster.

Verweerster heeft kort na ontvangst van de informatie van de internist tweemaal getracht de contactpersoon van klager bij het UWV telefonisch te bereiken, namelijk op 6 en 13 december 2012. Dat verweerster na deze datum niet wederom een poging daartoe heeft ondernomen is alleszins begrijpelijk gelet op feit dat klager verweerster en haar gezin op hun privé- telefoonnummer begon te benaderen. Door dit handelen van klager hebben verweerster en haar gezin zich bedreigd gevoeld. Verweerster heeft op 20 december 2012 de werkgever van klager hieromtrent ingelicht en nogmaals het advies aan de werkgever gegeven om contact op te nemen met het UWV. Na verscheidene gesprekken tussen verweerster en de werkgever heeft verweerster op 10 januari 2013 telefonisch aan de werkgever gemeld de begeleiding te willen beëindigen en dit op 1 februari 2013 schriftelijk aan de werkgever gemeld.

Gelet op het voorgaande is het college van oordeel dat verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt ten aanzien van de verzuimbegeleiding van klager.

5.4

De klacht dat verweerster ten onrechte geen rechtszaak tegen de werkgever is gestart treft evenmin doel. Klager heeft bij verweerster zijn vermoedens geuit omtrent misstanden in het bedrijf van zijn werkgever. Verweerster heeft deze aangehoord en geconcludeerd dat sprake is van een slepend arbeidsconflict. Dat verweerster geen rechtszaak heeft willen aanspannen tegen de werkgever kan haar niet tuchtrechtelijk verweten worden nu dit niet behoort tot haar taken.

De bedrijfsarts heeft als taak om een zieke werknemer te begeleiden tijdens diens verzuim bij zijn of haar werkgever. Verweerster heeft dit in het gesprek van 9 oktober 2012, zoals blijkt uit de door klager overgelegde video-opname, herhaaldelijk aan klager aangegeven. Zoals reeds in 5.3 is overwogen is verweerster bij de verzuimbegeleiding van klager naar het oordeel van het college binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening gebleven.

5.5

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en als volgt moet worden beslist.

6. DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, dr. A.N.H. Weel en

E.H. The - van Leeuwen, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van

mr. J.W. Sijnstra - Meijer, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 6 september 2013 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.