ECLI:NL:TGZRZWO:2013:26 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 305-2012
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2013:26 |
---|---|
Datum uitspraak: | 30-08-2013 |
Datum publicatie: | 30-08-2013 |
Zaaknummer(s): | 305-2012 |
Onderwerp: | Schending beroepsgeheim |
Beslissingen: | Gegrond, geen maatregel |
Inhoudsindicatie: | Klacht van Stichtingsbestuur tegen fysiotherapeut. Klaagster ontvankelijk. Schending beroepsgeheim en geen verslaglegging. Klacht gedeeltelijk gegrond. Geen maatregel nu voor zelfde feiten in andere beslissing al maatregel is opgelegd. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE
Beslissing d.d. 30 augustus 2013 naar aanleiding van de op 24 oktober 2012 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
A,
zetelend te B,
vertegenwoordigd door C, voorzitter,
k l a a g s t e r
-tegen-
D , fysiotherapeut, destijds werkzaam te B,
v e r w e e r s t e r
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift met de bijlagen;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de repliek met de bijlagen;
- de dupliek met de bijlagen;
- brief van klaagster met bijlagen van 28 juni 2013;
- brief van verweerster van 2 juli 2013;
- fax van verweerster van 7 juli 2013;
- mail van klaagster van 9 juli 2013 met bijlagen.
Partijen hebben afgezien van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.
De zaak is behandeld ter openbare zitting van 12 juli 2013, alwaar zijn verschenen klaagster vertegenwoordigd door haar voorzitter en verweerster. Ter zitting zijn op verzoek van verweerster E en F als getuigen gehoord.
Ook een patiënt van verweerster heeft een klacht ingediend tegen verweerster. Deze klacht is bekend onder nummer 240/2012 en is ter zitting van 12 juli 2013 van het college voorafgaand aan de behandeling van de onderhavige klacht behandeld. Ter zitting zijn partijen ermee akkoord gegaan dat al hetgeen in die zaak in aanwezigheid van klaagsters voorzitter op de publieke tribune is besproken als woordelijk herhaald en ingelast moet worden beschouwd.
2. DE FEITEN
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.
Verweerster is op 8 december 2011 per mail benaderd door C, thans voorzitter van de Stichting A. Hij schrijft daarin dat hij bezig is met het toepassen van een Finse technologie in de gezondheidszorg, dat hij binnenkort een poliklinisch behandelcentrum start op een zorgcentrum en dat hij daarvoor op zoek is naar een fysiotherapeut(e). C en verweerster raken in gesprek over de inzet van verweerster bij klaagster. Alle afspraken omtrent de samenwerking tussen klaagster en verweerster zijn mondeling gemaakt. Vanaf eind april 2012 werd verweerster als zelfstandige (zgn. ZZP-er) ingehuurd door klaagster voor het voeren van een fysiotherapiepraktijk op het zorgcentrum G te H. Verweerster zou klaagster 20 euro per uur in rekening brengen. Verweerster heeft conform deze afspraak gefactureerd en klaagster heeft (op de laatste rekening na) betaald. Klaagster had een bungalow gehuurd op het zorgcentrum van waaruit de praktijk gevoerd werd. De bedoeling was dat er een fysiotherapiepraktijk zou zijn waarin de behandeling met de zogenaamde geluidstoel complementair zou zijn. Het bedrijf van C had deze stoelen gekocht en ter beschikking gesteld aan klaagster. Verweerster heeft in de periode april-september 2012 voor ongeveer 52 uur werkzaamheden gefactureerd bij klaagster en heeft in die periode voor ongeveer 100 mensen een intake verzorgd. Verweerster heeft onweersproken gesteld dat de meeste mensen alleen op de geluidstoel werden behandeld en dat zij ongeveer drie tot vijf mensen echt fysiotherapeutisch heeft behandeld.
Omdat van beide kanten de verwachtingen niet werden waargemaakt, is de samenwerking in september 2012 beëindigd.
3. HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT
Klaagster verwijt verweerster -zakelijk weergegeven- het volgende.
Klaagster heeft verweerster ingehuurd voor het opzetten en uitvoeren van een fysiotherapiepraktijk. Klaagster heeft verweerster alle middelen verschaft om haar werk naar behoren uit te voeren, dan wel de gelegenheid gegeven zelf aan te schaffen wat ze nodig had. Verweerster heeft een BIG-registratie en een registratie in het CKR van het KNFG en heeft zich aan cliënten voorgedaan als fysiotherapeut en aan klaagster gefactureerd als fysiotherapeut. Daarmee is zij onderworpen aan alle daarmee verband houdende wet- en regelgeving. Verweerster heeft geen patiëntendossier bijgehouden, heeft haar beroepsgeheim geschonden en heeft een onbevoegde collega laten waarnemen. Verweerster toont zich volstrekt onbekwaam en lijkt de basis integriteit te missen die van een paramedicus verwacht mag worden.
4. HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER
Verweerster voert -zakelijk weergegeven- het volgende aan.
Het is juist dat zij zelf geen verslaglegging heeft gedaan. Wel zijn door C NAW (naam adres woonplaats) gegevens, de aandoening van de patiënt en welk programma van de geluidstoel gebruikt werd in zijn privé laptop ingevoerd. Meer gebeurde er ook niet. De mensen hadden bijna allemaal meervoudige aandoeningen en kwamen voor de pijnbestrijding met de geluidstoel. Bij de enkele patiënten die verweerster wel fysiotherapeutisch heeft behandeld heeft zij wel degelijk methodisch gewerkt volgens de richtlijnen voor fysiotherapie en dat is summier in de privé laptop van C genoteerd. Aangezien verweerster niet meer werkzaam is voor klaagster, kan zij niet meer over de gegevens beschikken. Ze zijn echter wel degelijk ingevoerd. Als C er niet was en zijn privé laptop waarin zaken werden genoteerd dus ook niet, noteerde verweerster de gegevens op een briefje dat zij voor hem klaarlegde. Verweerster heeft meerdere malen aangedrongen op een patiëntenregistratie systeem. Op het moment dat zij de stichting verliet was er net het programma Fysiologic maar dat werkte nog niet naar behoren.
Verweerster heeft het tijdens haar vakantie aan C overgelaten hoe hij de zaken qua waarneming wilde regelen. Hij heeft zelf haar collega E, die nog herexamen moest doen, aan patiënten voorgesteld als fysiotherapeut.
Verweerster heeft naar aanleiding van een klacht van een patiënt contact gezocht met de osteopaat tot wie die patiënt zich na de behandeling van verweerster had gewend. Zij heeft gevraagd of de patiënt bij zijn eerste bezoek had geklaagd over haar behandeling en hoe hij bij de osteopaat was terecht gekomen. Verweerster heeft uitgelegd welke technieken zij gebruikt bij een bekkenmobilisatie en neemt aan dat zij bij een collega wel mag informeren of haar behandeling correct is geweest. Verder is er niet gesproken over medisch inhoudelijke zaken. Verweerster heeft naar haar mening haar beroepsgeheim niet geschonden.
Verweerster heeft op 13 september 2012 een melding gedaan bij de Inspectie voor de Volksgezondheid waarin zij de -in haar ogen- wanpraktijken van C heeft gemeld.
5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
5.1
Allereerst dient de vraag beantwoord te worden of klaagster kan worden aangemerkt als klachtgerechtigde in de zin van artikel 65, lid 1, van de Wet BIG. Het college beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt hierbij het volgende.
Klaagster kan naar het oordeel van het college worden aangemerkt als een klachtgerechtigde instelling als bedoeld in artikel 65, lid 1, onder c, van de Wet BIG. Blijkens de memorie van toelichting (Kamerstukken II, 1985-1986, 19 522, nr. 3, p. 126) gaat het in dat verband onder meer om “een instelling waarbij degene over wie wordt geklaagd werkzaam (…) is. [O]ok instellingen waarbij beroepsbeoefenaren strikt genomen niet in dienst (arbeidsovereenkomst) zijn doch wel in dat kader werkzaamheden verrichten, (zijn) gerechtigd (…) tot het indienen van een klacht.”
Uit het overgelegde uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt dat bij activiteiten van de Stichting A, staat vermeld: “Praktijken van psychotherapeuten en psychologen en praktijken van Fysiotherapeuten. Uitoefening van een fysio- en psychotherapiepraktijk en al hetgeen hiertoe dienstbaar is of kan zijn”. Voorts was verweerster als zelfstandig fysiotherapeut door de Stichting ingehuurd en verrichtte zij in dat kader werkzaamheden. Het college houdt het er dan ook voor dat klaagster beschouwd kan worden als instelling als bedoeld in genoemd artikel. Klaagster kan daarom worden ontvangen in haar klacht. Vgl. ook CTG 1 september 2009, Stcrt. 2009, 15327. [1]
5.2
Het college wijst er vervolgens op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.3
Ter zitting heeft klaagster aangegeven dat het klachtonderdeel dat ziet op de onbekwaamheid en de integriteit van verweerster feitelijk als conclusie voortkomt uit de overige klachtonderdelen. Aan dat klachtonderdeel komt dus geen zelfstandige betekenis toe. Het college zal dat klachtonderdeel dan ook niet bespreken.
5.4
Met klaagster is het college van oordeel dat het verweerster kan worden aangerekend dat zij geen patiëntendossiers heeft bijgehouden. Verweerster heeft tot haar verdediging aangevoerd dat de zogenaamde NAW gegevens door C als voorzitter van klaagster in zijn privé laptop werden genoteerd en dat er verder geen deugdelijk werkend patiënten registratiesysteem was in de periode dat zij voor klaagster werkzaam was. Dit laatste is door getuige E ter zitting bevestigd. Het college heeft niet kunnen vaststellen wat nu precies wel of niet en door wie is genoteerd. Klaagster noch verweerster hebben hun stellingen hieromtrent met stukken kunnen onderbouwen. Verweerster heeft echter ter zitting wel erkend dat zij zelf geen verslag heeft gemaakt van de behandelingen van de enkele patiënten die zij fysiotherapeutisch behandeld heeft en dat zij inziet dat dat in haar nadeel is.
Ondanks het ontbreken van een deugdelijk werkend patiënten registratiesysteem, waarvoor verweerster niet verantwoordelijk kan worden gehouden, behoort het wel tot haar professionele verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat er enige wijze van verslaglegging is van de door haar gegeven (fysiotherapeutische) behandeling. Het college is dan ook van oordeel dat het haar – gelet op de in 5.2 geformuleerde norm – tuchtrechtelijk valt aan te rekenen dat zij geen schriftelijk verslag heeft gedaan van de door haar uitgevoerde behandelingen. Dit klachtonderdeel is dan ook gegrond.
5.5
Zoals blijkt uit de uitspraak in de zaak bekend onder nummer 240/2012 heeft verweerster om zich tegen de klacht van de betrokken patiënt te kunnen verdedigen contact opgenomen met de osteopaat waar die patiënt werd behandeld. Verweerster heeft de osteopaat verteld dat zij een klacht had van een met naam genoemde patiënt, omdat ze een hernia over het hoofd gezien zou hebben. Ter zitting heeft verweerster verklaard dat zij vervolgens heeft uitgelegd hoe zij een bekkenblokkade behandelt en heeft gevraagd of die behandeling een hernia zou kunnen veroorzaken.
Het college is van oordeel dat verweerster hiermee haar beroepsgeheim heeft geschonden. Zij heeft immers met een derde, die uit de context van het gesprek overduidelijk kon begrijpen over wiens behandeling het ging, gesproken over de behandeling van een patiënt zonder diens toestemming. Dit klachtonderdeel is derhalve – gelet op de norm van 5.2 – gegrond. Immers een patiënt – en ook de instelling waarvoor de fysiotherapeut werkzaam is – moet erop kunnen vertrouwen dat een fysiotherapeut niet zonder toestemming van de patiënt met een derde zijn behandeling bespreekt.
5.6
Het college is van oordeel dat verweerster niet kan worden verweten dat een onbevoegde collega haar werkzaamheden als fysiotherapeut heeft waargenomen tijdens haar vakantie in de zomer van 2012. Het was klaagster – zoals ter zitting is erkend – bekend dat deze collega gezakt was voor zijn examen. Desondanks heeft klaagster en niet verweerster deze collega als waarnemer aangenomen en ook uitbetaald. Dit klachtonderdeel faalt derhalve.
5.7
Gelet op het voorgaande is de klacht deels gegrond en deels ongegrond. Het college ziet in dit geval af van het opleggen van een maatregel, nu in de zaak bekend onder nummer 240/2012 bij uitspraak van dezelfde datum voor dezelfde feiten al een waarschuwing is opgelegd.
Het college acht publicatie van deze beslissing aangewezen in verband met de beantwoording van het ontvankelijkheidsvraagstuk in 5.1.
6. DE BESLISSING
Het college
- verklaart de klacht deels gegrond zonder oplegging van een maatregel;
- bepaalt dat deze beslissing nadat deze onherroepelijk is geworden in geanonimiseerde vorm in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan de tijdschriften ‘Fysiopraxis’, ‘Tijdschrift voor Gezondheidsrecht’ en ‘Gezondheidszorg Jurisprudentie’;
Aldus gedaan in raadkamer door mr. W.J.B. Cornelissen, voorzitter, mr. J.W. Ilsink, lid-jurist, en J.C. Bosmans, J.M. Uijen en S.E. Dekker, leden-fysiotherapeuten, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Dijkman, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2013 door mr. A.A.A.M. Schreuder, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Sijnstra-Meijer, secretaris.
voorzitter
secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.
[1] http://www.tuchtcollege-gezondheidszorg.nl/images/2008.203.204.pdf