ECLI:NL:TGZRZWO:2013:23 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 046-2013

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2013:23
Datum uitspraak: 23-08-2013
Datum publicatie: 23-08-2013
Zaaknummer(s): 046-2013
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klachten tegen verpleegkundige kennelijk ongegrond. Uit de door verweerster overgelegde stukken kan niet volgen dat klaagster niet serieus werd genomen.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 23 augustus 2013 naar aanleiding van de op 28 januari 2013 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a a g s t e r

-tegen-

C , verpleegkundige, werkzaam te B,

bijgestaan door mr. M.J. Bos, verbonden aan DAS rechtsbijstand te Amsterdam,

v e r w e e r s t e r

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift;

- het aanvullende klaagschrift met de bijlagen;

- het verweerschrift met de bijlagen;

- de repliek;

- de dupliek;

- het medisch dossier.

Partijen hebben afgezien van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken, waaronder het medisch dossier, dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klaagster, geboren 31 juli 1958, is vanaf 1983 bekend bij diverse afdelingen van D en haar rechtsvoorganger(s). Klaagster is sedert december 2011 in behandeling bij verweerster en psychiater E (hierna: E).

Klaagster heeft zowel in haar vroege als ook in haar latere jeugd affectieve en pedagogische tekorten opgelopen. Klaagster ervaart moeilijkheden in de sociale omgang en voelt zich erg eenzaam. Daarbij heeft zij last van stemmingsklachten en heeft zij moeite haar impulsen te beheersen.

Uit de behandelovereenkomst met D, opgemaakt op 4 maart 2013, blijkt dat klaagster gezelschap wenste en dat dat haar hulp- en zorgvraag was.

De classificatie is in het behandelplan als volgt omschreven:

“As I 312.9 Gedragsstoornis NAO

As II 301.9 Persoonlijksheidsstoornis nao

As III Geen, of geen relevante diagnose op As3

As IV 11 Woonproblemen

As V GAF-score: 60”

De aanvullende informatie in voornoemde behandelovereenkomst luidt als volgt, voor zover thans van belang:

Mw. heeft problemen in sociale interactie. Mw. ervaart dat ze verkeerd wordt begrepen of niet wordt gehoord. Mw. heeft moeite met omgaan met eigen boosheid, kan dan gaan schreeuwen, bijten of wraakacties uitvoeren als auto’s beschadigen, brand stichten, automutileren of valse aangifte doen. Mw. is snel jaloers.

In haar jeugd heeft mw. onterecht in de zwakzinnigenzorg gezeten (IQ normaal) omdat haar zusje zwakbegaafd was en zij gedragsproblemen had. Vanuit haar ervaringen daar heeft mw. veel gedrag overgenomen en heeft in een groep snel last van jaloezie. Sociale vaardigheden zijn zeer slecht. Mw. heeft thuis veel poppen liggen, die vormen haar gezelschap.

De lijn in de begeleiding is dat mw. verantwoordelijk is voor haar gedrag en daarmee ook voor de gevolgen van haar gedrag met de hoop dat mw. in staat is om te leren van haar gedrag. Mw. wil niet naar F komen ivm de afstand, wordt met name begeleid door G.

Eén van de gevolgen van haar gedrag is dat het F niet met 1 persoon op huisbezoek komt, om beschermd te zijn tegen eventuele verzonnen verhalen. Mw. kan een afspraak maken op kantoor met de begeleiding of telefonisch een gesprek hebben.”

Uit de overzichten voortgang/contacten blijkt het navolgende, voor zover thans van belang:

02-01-2012 E In het vervolg zal mevr. thuis bezocht worden.C

C wordt verpl. begeleider. E blijft behandelaar.

26-01-2012 E pate zou vandaag op afspraak komen. heeft gister

afgebeld ivm verkoudheid. zal na maken.

zal laatste afspraak zijn, want behandeling is

overgenomen door coll E

31-01-2012 C Kennismaking met C. Het lijkt goed te gaan met

mw. Haar moeder is twee jaar terug rond deze tijd

overleden. Dit vind mw. moeilijk, ook in verband met

familiaire kwesties.

Heeft een flinke (brand)wond aan haar pols. Lijkt dit

showen. Zegt zichzelf zo af en toe te bezeren.

Retour samen met E over 2 weken

31-01-2012 E Huisbezoek C en E.

Ze is vriendelijk. Vertelt over haar overleden moeder, en

over de conflicten in de familie. Wij vragen haar of we

iets voor haar kunnen doen ? Nee, niet echt. Ze vindt het

fijn als we haar zo nu en dan opzoeken. Aan het eind van

het gesprek vraagt ze of ze een foto van ons maf nemen.

Nee, dat mag niet.

Rev 2 mnd

07-08-2012 E Ze geeft te kennen dat ze graag wil dat we vaker komen

C en langer de tijd nemen voor een babbeltje, en ze wil

graag huishoudelijke hulp. We leggen uit dat wij niet

komen voor een ‘babbeltje’, en dat er geen indicatie

is voor huishoudelijke hulp. Ook stellen we aan de orde

dat het fijn zou zijn als ze wat minder rookt terwijl wij

op bezoek zijn. Ze reageert heftig. We brengen de

contact frequentie omhoog naar 1 x per 2 maanden.

Rev 2 mnd.”

In verband met de inhoud van het gesprek tijdens het huisbezoek op 7 augustus 2012 heeft

op 9 oktober 2012 een gesprek plaatsgevonden tussen klaagster, verweerster, E en de

patiënten vertrouwenspersoon (PVP) van D. In dit gesprek is onder andere besproken het voorstel om eenmaal per drie maanden een huisbezoek bij klaagster af te leggen.

Op 12 oktober 2012 heeft verweerster omtrent dit gesprek in het overzicht voortgang/contacten het navolgende opgenomen:

“Bij aankomst was pvp afwezig, schoof later aan. Het gesprek kwam vrij snel op het incident van de vorige keer. Mw. zei “dat ze van og niet mocht roken”. Na correctie van E gaf mw. aan dat het haar vriendelijk gevraagd is om minder te roken. Gaf aan zich aangevallen te voelen maar bij nader inzien was het niet nodig.

Mw. geeft echter aan zich te vervelen thuis en zich eenzaam te voelen. Voorstel voor een groepsactiviteit bijv. computercursus. Mw. staat hier echt open voor. Bloeide op na de complimenten van E. Het uitleg waarom een andere behandelaar niet haalbaar is, voldeed aan de verwachtingen van mw. Geeft aan duidelijkheid en grenzen nodig te hebben.

Afgesproken dat og mw. aanmeldt voor de computercursus. E stuurt een samenvattend brief van het gesprek naar de zorgconsulent van de curator.”

Op 15 oktober 2012 is naar aanleiding van een vergadering opgenomen in het overzicht voortgang/contacten dat het gesprek bevredigend is geweest voor beide partijen en het contact weer vlot is getrokken.

Op 17 oktober 2012 werd door E aan klaagster een brief gestuurd met daarin de gemaakte afspraken, voor zover thans van belang, inhoudende:

“De afspraken die wij op 10 oktober 2012 met elkaar gemaakt hebben wil ik op een rijtje zetten.

Ik vond het een goed en opbouwend gesprek, en ik dank je voor je positieve inbreng.

Ik zal een kopie van deze brief per e-mail aan H, patiënten vertrouwenspersoon en aan I van J.

Wij hebben met elkaar gesproken over je bezwaren tegen mij en C, en je verzoek om andere behandelaren te krijgen. We hebben je uitgelegd dat het om praktische redenen niet mogelijk is om andere behandelaren voor je te vinden, en dat dat ook niet binnen ons beleid past. Ik heb het gevoeld dat we misverstanden uit de weg hebben kunnen ruimen, en dat je het er mee eens bent dat wij met elkaar verdergaan. C en ik zullen je eens per twee maanden blijven bezoeken.

Een ander belangrijk punt dat wij besproken hebben is het feit dat je je heel eenzaam voelt. Door die eenzaamheid heb je de neiging om je te sterk aan anderen vast te klampen ook aan hulpverleners. Dat geeft spanning in een (hulpverleners)relatie waardoor mensen geneigd raken om het contact met je te verbreken, waardoor jij weer alleen achterblijft. Het lijkt voor jou dus veel beter om mensen te ontmoeten buiten je huis. Je bent van harte welkom in ons dagactiviteiten centrum de K aan de L te B.

We hebben ook met je besproken dat je in je leven weinig kansen hebt gehad om je te ontplooien. Het lijkt mij voor jou heel goed als je toegang tot het internet zou hebben. Ik heb contact gehad met I, en ik heb haar gevraagd om met je curator te overleggen of er financiële ruimte is voor de aanschaf van een laptop. Ik vind dat van belang voor je geestelijke welzijn.

Vroeger werden er op de K computercursussen gegeven. Ik hoorde dat dat nu niet meer zo is, maar dat er wel vrijwilligers zijn die je op weg zouden kunnen helpen. Je zou daar naar kunnen vragen als je op de K bent. Als het op de K niet lukt zou je nog voor computercursussen kunnen rondkijken in buurthuizen en dergelijke. Als het nodig is willen wij je daar wel bij helpen, en misschien heeft I ook wel ideeën.

Ik hoop dat het zo allemaal duidelijk is, en vooral hoop ik dat het naar jouw tevredenheid is opgelost.”

Op 20 november 2012 werd door E en een GZ-psycholoog een huisbezoek afgelegd en daarvan werd in het overzicht voortgang/contacten het navolgende opgenomen, gericht aan verweerster, voor zover thans van belang:

“Dag C,

M en ik zijn bij A geweest. Glunderend heeft ze haar piepkleine laptopje aan ons laten zien, en we hebben een You Tube filmpje gekeken.

Aan jou de vraag voor twee dingen:

- Ze vroeg om het nummer van de crisisdienst ‘voor als ze die nodig heeft¿. Ik heb gezegd dat de crisisdienst er is voor gekke mensen, en dus niet voor haar. Ik heb haar de mogelijkheid van een TOR voorgelegd. Daar had ze wel oren naar. Zou jij dat voor haar op poten kunnen zetten? M.I. maximaal 2 x per maand, en als voorwaarde dat de crisisdienst niet in actie hoeft te komen.

- De computerlessen op de K zijn niet van de grond gekomen. Heb jij nog ideeën? Ik begreep van M dat zij wel ideeën heeft, misschien kun je met haar overleggen wat mogelijk en wenselijk is.

Het gaat haar goed, ze is heel welgemutst. Ze heeft niet alleen niet gerookt, ze had zelfs de asbak weggehaald. Mooi gedaan!!”

Op 28 december 2012 noteerde de circuitmanager dat klaagster de huisartsenpost had verzocht contact op te nemen met de crisisdienst omdat ze haar gedachten niet kan stoppen.

Op 11 januari 2013 verzoekt klaagster telefonisch om een afspraak op korte termijn. Verweerster heeft aangegeven dat op 5 februari 2012 een volgende afspraak is gepland.

Op 14 januari 2013 heeft N, de verpleegkundig specialist GGZ, genoteerd dat via de huisartsenpost het verzoek is gekomen om contact op te nemen met klaagster.

Naar aanleiding van dit contact heeft de verpleegkundig specialist GGZ in het overzicht voortgang/contacten opgenomen, voor zover van belang:

“Via HAP verzoek contact te leggen. Uit zich zich dreigend naar vriendin die zij ‘overhoop’ dreigt te steken. TC met patiente. Is laaiend op vriendin die een relatie heeft ‘met een oude vent’. Voelt zich belazert door deze vriendin en fulmineert er hevig op los. Vooral valt de enorme seksuele scheldwoordenschat verwensingen en aannames in die hoek op. Zonder enige reserve, doch goed gecontrolleerd, uit zij deze bij onderzoeker.

Niet psychotisch, niet depressief. Geen reden voor huisbezoek of meer dan telefonisch contact. Na enige tijd besluit onderzoeker het gesprek af te ronden. Dit wordt onder vriendelijke dankzegging geaccepteerd door patiente. Feitelijk was een contact met de crisisdienst niet nodig, maar is de facto afgedwongen door het gedrag dat zij liet zien bij medewerkers van de HAP.”

Op 16 januari 2013 werd de verpleegkundig specialist GGZ wederom door de huisartsenpost gebeld. Omtrent dit contact werd het volgende in het overzicht opgenomen, voor zover van belang:

“HAP belt. Assistente heeft patiente half uur aan de lijn gehad. Is laaiend en dreigt met homocide richting vriendin en diens ‘scharrel’. HAP lukt het niet om gesprek af te ronden en patiente wil contact met de CD.

Patiente gesproken. Er is geen crisis, wel boosheid, maar geen enekel reden voor contact met HAP of CD.

Dit heb ik haar uitgelegd en duidelijk gemaakt dat wij 24 uur per dag bereikbaar zijn voor crisissen, maar niet voor dit soort gesprekken. Daarvoor moet zij bij haar eigen behandelaar zijn. Patiente zegt dat zij hier pas op 5 februari terecht kan. Dit duurt echt te lang, want zij gaat bellen met HAP. Inhoud van gesprekken is boosheid met vooral veel seksuele getinte uitspraken en verwensingen”

Op 16 januari 2013 worden verweerster en E op de hoogte gebracht van de contacten van klaagster met de crisisdienst en N. In antwoord daarop heeft E aangegeven dat met klaagster uitvoerig is besproken dat het niet de bedoeling is dat zij de crisisdienst bestelt naar believen. Klaagster kan binnen kantoortijd contact met verweerster en E opnemen, buiten kantoortijd heeft klaagster een telefoon op recept. Dit zal nogmaals met klaagster besproken worden.

Op 22 januari 2013 gingen verweerster en E op huisbezoek bij klaagster en bespraken onder andere dat de telefoon op recept die week geactiveerd zou worden.

Op 4 februari 2013 heeft de PVP aan verweerster een e-mailbericht verzonden waarin hij aangeeft door klaagster te zijn benaderd. Klaagster heeft aan de PVP aangegeven dat zij te weinig begeleiding krijgt en dat zij geen vrijwilliger of buddy heeft. De PVP vraagt vervolgens aan verweerster welke acties zijn ondernomen om aan klaagsters wens te voldoen en welke acties nog mogelijk zijn.

Op 12 februari 2013 schreef E het volgende in een e-mailbericht aan de PVP, dat zij copy conform aan verweerster zond, het navolgende:

“Met A is ¿ ook in uw bijzijn- nadrukkelijk besproken dat hulp van een vrijwilliger beslist niet gewenst is omdat A ook in hulpverlenersrelaties geneigd is tot ernstig grensoverschrijdend gedrag en stalking. Van vrijwilligers mag niet verwacht worden dat zij hier op adequate wijze mee om kunnen gaan.

Wellicht ten overvloede wijs ik u er op dat wij een hooggespecialiseerde tweede lijn psychiatrische instelling zijn, omdat wij mensen niet ‘begeleiden¿. Ons team behandelt complexe psychiatrische ziektebeelden. Bij A is geen sprake van een psychiatrisch toestandsbeeld; er is sprake van ernstige persoonlijkheidsproblematiek. Een harde indicatie voor behandeling door ons team is er dan ook niet. Blijft het feit dat wij ¿zolang het ons toegestaan wordt door de zorgverzekeraars- uit menselijke overwegingen graag bereid zijn om haar met enige regelmaat te blijven bezoeken.

De neiging van A om ‘meer¿ te vragen en om mensen wellicht tegen elkaar uit te spelen hoort helaas bij haar persoonlijkheid. Het is niet helpend voor haar om op deze verzoeken in te blijven gaan. Het lijkt mij het beste om haar duidelijk te maken dat hetgeen zij nu krijgt het maximaal haalbare is.”

3. HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt verweerster -zakelijk weergegeven- dat verweerster de psychische klachten van klaagster niet serieus neemt. Daarnaast verwijt klaagster haar dat zij klaagster ten onrechte heeft verteld dat klaagster, als zij het moeilijk heeft, de crisisdienst niet mag bellen.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER

Verweerster voert -zakelijk weergegeven- aan dat zij, gelet op het onaangepaste, ontremde, grensoverschrijdende en intimiderende gedrag van klaagster tijdens het gesprek met klaagster in december 2011, heeft besloten dat klaagster niet langer welkom was binnen de instelling D en haar diverse locaties. Wel is toen tegelijkertijd afgesproken dat verweerster voor de toekomst huisbezoeken zou afleggen met altijd twee, bij voorkeur vrouwelijke, hulpverleners. Dit heeft verweerster ook gedaan. Toen klaagster een klacht indiende bij de PVP is verweerster in gesprek gegaan met klaagster en zij meende toen tot een goede samenwerking met klaagster te zijn gekomen.

Ten aanzien van de klacht dat verweerster klaagster heeft verboden om contact op te nemen met de crisisdienst meent verweerster dat zij de huisartsenpost terecht het advies gegeven om klaagster te verwijzen naar de bestaande Telefoon Op Recept regeling, omdat de crisisdienst er niet is om klaagster haar boosheid te kunnen laten ventileren.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Het eerste klachtonderdeel faalt.

Uit de door verweerster overgelegde stukken, waaronder het behandelplan en het overzicht voortgang/contacten kan niet worden afgeleid dat verweerster klaagster niet serieus heeft genomen. Verweerster en E hebben afspraken gemaakt over de frequentie van de huisbezoeken. Deze vonden éénmaal per twee maanden plaats. Daarnaast kon klaagster tijdens kantoortijden bellen met het F te B. Daarenboven is klaagster de TOR-regeling aangeboden waarbij klaagster buiten kantoortijd, bij oplopende spanningen, een beroep kon doen op het O. Uit de stukken blijkt dat klaagster in relaties met hulpverleners claimend en intimiderend kan zijn. Haar vraag om hulp is groter dan aangeboden kan worden en ook groter dan verwacht mag worden van verweerster. De conclusie is dat verweerster in deze niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

5.3

Het tweede klachtonderdeel faalt eveneens.

Mensen met ernstige, acute psychische problemen kunnen terecht bij de crisisdienst van een centrum voor geestelijke gezondheidszorg (GGZ). Uit het behandelplan en het e-mailbericht van E van 12 februari 2013 blijkt dat bij klaagster geen sprake is van een psychiatrisch toestandsbeeld. Klaagster is gediagnosticeerd met een gedragsstoornis en een persoonlijkheidsstoornis. Klaagster is door verweerster en E terecht gewezen op het feit dat de crisisdienst er niet voor is om ’s nachts te worden gebeld omdat klaagster haar boosheid wenst te ventileren. Om klaagster een betere mogelijkheid daartoe te bieden heeft verweerster de Telefoon Op Recept regeling aangeboden aan klaagster. Daarmee kon klaagster buiten de kantoortijden van D een beroep doen het O.

5.4

Het college is van oordeel dat gelet op het voorgaande verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt, de klacht kennelijk ongegrond is en als volgt dient te worden beslist.

6. DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, E. van Egmond en A.H. Slagter - de Vries, leden-verpleegkundigen, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Sijnstra - Meijer, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 23 augustus 2013 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klaagster en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.